Openbaring 16

Vers 1-2

De eerste schaal

‘En ik hoorde een luide stem uit de tempel tot de zeven engelen zeggen: Gaat heen en giet de zeven schalen van de grimmigheid van God uit op de aarde! En de eerste ging weg en goot zijn schaal uit op de aarde, en er kwam een kwaadaardige en boze zweer aan de mensen die het merkteken van het beest hadden en die zijn beeld aanbaden.’


(1) Van wie is de stem uit de tempel?

(2) Is bij de schalen sprake van hetzelfde patroon als bij de bazuinen en de zegels en is dit patroon nog elders terug te vinden?

(3) Wanneer vinden de schaalgerichten plaats en hoe weten we of dit al dan niet gelijktijdig zal zijn met de gerichten onder de zegels en de bazuinen?

(4) Wat stelt de plaag van de eerste schaal precies voor?


(1) Van wie is de stem uit de tempel?

Sommige vragen over de Bijbel kunnen eenvoudigweg beantwoord worden door een gedeelte goed in zijn context te lezen. Soms is dat lastig in verband met de hoofdstukindeling. Men begint dan een nieuw hoofdstuk en men is alweer vergeten hoe het voorgaande hoofdstuk eindigde. Dat wreekt zich bijvoorbeeld bij het lezen van 1 Thessalonicenzen 4 en 5. Het vierde hoofdstuk eindigt met het relaas van de opname van de gemeente: ‘zo zullen ‘wij’ altijd met de Heer zijn’. Het vijfde hoofdstuk begint met ‘de tijden en gelegenheden’, waarbij ‘zij’ zullen zeggen: 'vrede en veiligheid'. Direct na de opname is derhalve nog steeds sprake van een ‘zij’, die deze wereld proberen in goede banen te leiden. En dan zegt Paulus: ‘een plotseling verderf zal over ‘hen’ komen’. De zeventigste jaarweek van Daniël barst in al haar angstwekkende verschrikking los tegen een wereld die Christus blijft verwerpen en in eigen kracht een ‘vredige en veilige samenleving’ wil inrichten. Dat is allemaal ná de opname van de gemeente! Duidelijker kan de leer van de opname van de gemeente vóór de grote verdrukking niet worden neergezet. Maar velen zien het niet omdat ze niet over de hoofdstukken heen kunnen kijken en Bijbelteksten niet in hun verband kunnen lezen.

Ten aanzien van Openbaring 16 wordt duidelijk wie er spreekt uit het laatste vers van Openbaring 15: ‘En de tempel werd vervuld met de rook van de heerlijkheid van God en van zijn macht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen van de zeven engelen voleindigd waren.’

Dit betekent dat er niemand in de tempel is, behalve God, in de rook van zijn heerlijkheid van van zijn macht. De stem die aan het begin van Openbaring 16 uit de tempel komt, is de stem van God Zelf. Dat de stem het heeft over ‘de schalen van de grimmigheid van God’, betekent niet dat het iemand anders moet zijn dan God. God kan Zichzelf ook aanduiden als ‘God'. We lezen dat vaker in de Bijbel, bijvoorbeeld in Genesis 19: ‘Toen liet de HEERE zwavel en vuur op Sodom en Gomorra regenen van de HEERE, uit de hemel…’ En we zien het in Hebreeën 1:8, waar God zegt: ‘Uw troon, o God, is tot in alle eeuwigheid…’ En in Hebreeën1:10 horen we God zeggen: ‘U, HEER, hebt in het begin de aarde gegrondvest en de hemelen zijn werken van uw handen…’. En Hebreeën 6:13: ‘Want toen God aan Abraham de belofte deed, zwoer Hij omdat Hij bij geen meerdere kon zweren, bij Zichzelf….’

God Zelf geeft de opdracht de schalen van God uit te gieten. Er is geen hogere instantie boven God Zelf aan wie Hij verantwoording schuldig is. ‘Vóór Mij is er geen God geformeerd en na Mij zal er geen zijn. Ik, Ik ben de HERE, en buiten Mij is er geen Verlosser. Ik heb verkondigd, verlost en doen horen en ben geen vreemde onder u; gij toch zijt mijn getuigen, luidt het woord des HEREN, en Ik ben God. Ook voortaan ben Ik dezelfde en niemand redt uit mijn hand. Ik werk, en wie zal het keren?’ (Jesaja 43:10-13).


(2) Is bij de schalen sprake van hetzelfde patroon als bij de bazuinen en de zegels en is dit patroon nog elders terug te vinden?

We zetten hier de scheppingsdagen, de zegels, de bazuinen en de schalen naast elkaar:

=============================================================================

Schepping                        Zegels            Bazuinen                                    Schalen

1. Licht                             Wit paard       Aarde getroffen, vegetatie      Aarde getroffen, zweren

2. Water boven/onder    Rood Paard     Zee getroffen, 1/3 bloed        Zee getroffen 100% bloed,

3. Zee/Aarde                    Zwart Paard    Water getroffen, 1/3 bloed    Water getroffen 100% bloed

4. Hemellichamen            Vaal Paard    Hemellichamen, 1/3 duister        Zonnevlam

5. Vogels, zeedieren    Dood getuigen    Sprinkhanenplaag                    Troon beest verduisterd

6. Landdieren, mens        Wereldbeving    Engelen bij Eufraat los            Eufraat droogt op

Ruiterij doodt 1/3 mensen    Legers verzamelen in Israël

7. Rust                            Start bazuinen    Start schalen                            Zware wereldbeving en hagel

============================================================================

Alles op een rijtje zettend, zijn er zeker patronen te ontdekken in de verschillende reeksen van plagen. De parallellen tussen de scheppingsdagen en de zegels zijn het minst duidelijk maar men zou ze als volgt kunnen trekken. (1) Het licht van de eerste dag wordt weerspiegeld in de ‘engel van het licht’, die zich in het eerste paard manifesteert. (2) De tegenstellingen tussen wateren boven en beneden zien we terug in de tegenstellingen in de samenleving, leidend tot strijd van het rode paard. (3) De aarde, die groen voortbrengt, als voedselbron voor de mens, heeft betrekking op tekorten, die ontstaan onder het zwarte paard. (4) De hemellichamen zou men als tekenen van de tijden kunnen plaatsen bij de gebeurtenissen onder het vale paard, waarbij zwaard, honger, pest en wilde dieren amok maken onder de mensheid - zoals zo vaak aangekondigd aan Israël onder Jeremia, als teken van Gods oordeel. (5) De vogels (demonische machten) en zeedieren (zeemonsters onder de natiën) veroorzaken dood onder Gods getuigen. (6) Landdieren en mens: de enorme beving laat wereldwijd alles op de vlucht slaan en mensen kruipen in holen en grotten.

De duidelijkste parallellen zijn er tussen de bazuinen en de schalen. Toch zijn er ook belangrijke verschillen en zelfs tegenstellingen. Zo zien we bij de eerste bazuin dat de vegetatie wordt getroffen en bij de eerste schaal dat de mensen worden getroffen (met zweren). Voorts zien we bij de vierde bazuin dat het schijnsel der hemellichamen afneemt terwijl het juist sterk toeneemt bij de vierde schaal, zo heftig, dat mensen door de zon worden verbrand. We zullen de parallellen tussen scheppingsdagen, bazuinen en schalen verder uitdiepen bij de bespreking van de afzonderlijke schalen.


(3) Wanneer vinden de schaalgerichten plaats en hoe weten we of dit al dan niet gelijktijdig zal zijn met de gerichten onder de zegels en de bazuinen?

Er zijn uitleggers die de zegels, de bazuinen en de schalen in hun uitleg geheel of gedeeltelijk laten overlappen. Gezien de inhoud van de gerichten en de manier waarop de gerichten ten opzichte van elkaar in het boek zijn geplaatst, is dat onterecht. Het boek maakt duidelijk dat er eerst zeven zegels worden geopend door het Lam. Na opening van het zevende zegel worden de bazuinen pas uitgedeeld (Openbaring 8:2). Er kunnen derhalve geen bazuinen worden geblazen voordat eerst alle zeven zegels zijn geopend. Na het blazen van de zevende bazuin worden pas de zeven schalen uitgedeeld ‘om te verderven die de aarde verderven’, zoals de 24 oudsten aankondigen bij het blazen van de zevende bazuin (Openbaring 11:18).

Nu is de volgtijdelijkheid van de bazuinen en de schalen minder duidelijk dan die van de zegels en de bazuinen. Dat komt door de enorme intermezzo’s tussen bazuinen en schalen in de vorm van ‘de grote tekenen in de hemel’ (Openbaring 12), de twee hoofdrolspelers in de laatste halve jaarweek, het beest uit de zee en het beest uit de aarde (Openbaring 13) en de getuigenissen die God gedurende die zelfde periode laat uitgaan in de wereld, eindigend in de oogst (Openbaring 14). Pas in Openbaring 15 gaat de chronologie vanaf de zevende bazuin verder met de ‘engelen die de zeven laatste plagen hadden’ en die de zeven schalen aangereikt krijgen.

Maar gezien de duidelijke verhaallijn, die consequent de verleden tijd hanteert, is er geen speld tussen te krijgen, dat de schalen direct volgen op de zevende bazuin. Eerder zagen we dat het boek regelmatig overstapt op een andere werkwoordtijd, bijvoorbeeld de toekomstige tijd of de tegenwoordige tijd, dan wel overstapt op een andere stijl, zoals: niet langer ‘ik zag’ maar meer algemeen: ‘er werd gezien’. Dat zijn indicaties dat we te maken hebben met doorbrekingen van de chronologie. Echter, dergelijke veranderingen in werkwoordtijd of stijl vinden we geen enkele keer in het relaas van de zegels, de bazuinen en de schalen. Die volgen allemaal keurig de verleden tijd.

Voorts zagen we hierboven dat er behoorlijke verschillen zijn tussen de impact van de bazuinen en de impact van de schalen. Ook dat laat zien dat dit geen gelijktijdige gebeurtenissen zijn maar dat de schalen chronologisch volgen op de bazuinen.

We hebben hier en daar al gezien wanneer de schalen uitgegoten zullen worden. We zullen de aanwijzingen daarvoor hier nogmaals op een rijtje zetten:

(1) Openbaring 10:7: 'de verborgenheid van God', die voleindigd wordt bij bazuin 7

(2) Openbaring 11:14: 'Het derde Wee!', dat spoedig komt na het optreden van de 2 getuigen

(3) Openbaring 11:15: 'Het koninkrijk van de Heer en van zijn Christus', dat is gekomen bij bazuin 7

(4) Openbaring 11:17: Het ontbreken van 'en die komt' - God heeft zijn koningschap aanvaard

(5) Openbaring 11:18: 'De naties zijn toornig geworden' - uitlopend op Harmagedon in Openb.19

(6) Openbaring 15:2: De overwinnaars op het beest staan op de zee, de grote verdrukking is voorbij

(7) Openbaring 16:5: Het ontbreken van 'en die komt' - God is gekomen in oordelen


Hieronder wordt punt (1) van Openbaring 10:7 uitgewerkt, omdat het de meest duidelijke aanwijzing is.

Openbaring 10:7: ‘...maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal bazuinen, zal ook de verborgenheid van God voleindigd worden, zoals Hij aan zijn slaven, de profeten, heeft verkondigd.’ De voleindiging van de verborgenheid is niet de opname van de gemeente, want die is in het Oude Testament aan geen enkele profeet verkondigd omdat de gemeente nog een geheimenis was (Efeze 3:1-10). Het gaat hier om de verborgenheid van de volgorde en de samenhang tussen een groot aantal profetieën over de korte periode van de schaalgerichten, die voor de profeten, die het opschreven, onduidelijk was en ook voor ons nog steeds onduidelijk is. Pas de vervulling ervan zal volledige duidelijkheid scheppen over de wijze waarop de profetieën over deze periode in vervulling gaan.

Een profeet, die zich afvroeg hoe alles in de eindtijd zou gaan lopen, was Daniël. Hij zegt: ‘Ik nu hoorde het wel, maar begreep het niet en zei: Mijn heer, waarop zullen deze dingen uitlopen?' (Daniël 12:8). En dan krijgt hij als antwoord: ‘Ga heen, Daniël want deze dingen blijven verborgen en verzegeld tot de eindtijd.’ En dan is het nog steeds niet voor iedereen weggelegd om het te begrijpen, want de engel zegt: ‘...en geen der goddelozen zal het verstaan, maar de verstandigen zullen het verstaan’ (Daniël 12:9, 10).

De goddelozen zullen er uiteindelijk ook achter komen wat de profetieën betekenen. Echter, het zal voor hen te laat zijn daarop nog te anticiperen en zij zullen de verschrikkingen meemaken waarvoor de profetieën waarschuwen. Zo lezen we bijvoorbeeld in Jesaja 28:18-19: ‘Dan zal uw verbond met de dood uitgewist worden en uw verdrag met het dodenrijk zal geen stand houden; wanneer de voortstormende gesel doortrekken zal, dan zult u daardoor vertrapt worden. Zo dikwijls als hij zal doortrekken, zal hij u grijpen; want morgen aan morgen zal hij doortrekken, bij dag en bij nacht en het verstaan van de openbaring zal louter verschrikking zijn.’

De engel geeft Daniël alleen nog een kort tijdspanne van hoe lang het allemaal zal duren voordat alle gevaar geheel geweken is. Die tijdsperiode betreft de tijd ná de grote verdrukking en vóór het begin van de regering van Jezus Christus. Het is volgens Daniël een korte periode van 75 dagen of 2,5 maanden. Er staat: ‘En van de tijd af dat het dagelijks offer wordt gestaakt en een gruwel wordt opgericht, die verwoesting brengt, zijn het 1.290 dagen; welzalig hij die blijft verwachten en 1.335 dagen bereikt.’

De tijd van grote verdrukking, die start met de staking van het offer, is 1260 dagen of 42 maanden, volgens Openbaring 11:2,3. Dat betekent dat er nog eens 30 en 45 dagen lopen vanaf het einde van de grote verdrukking tot het bereiken van ‘zaligheid’ in het vrederijk van de Heer Jezus. Mogelijk is de 30 dagen de korte periode van de schaalgerichten en is daarna nog 45 dagen nodig voor het verslaan van alle militaire machten. Hoe dat precies zit weten we niet. Het wordt pas openbaar na het blazen van de zevende bazuin. Anders gezegd: ‘de tijd zal het leren’.


(4) Wat stelt de plaag van de eerste schaal precies voor?

Opvallend is het grote verschil tussen de eerste bazuin en de eerste plaag. De eerste bazuin vernietigt een derde van de bomen en al het groene gras op aarde (Openbaring 8:7). De eerste schaal veroorzaakt een ‘boze en kwaadaardige zweer’ bij degenen die het merkteken van het beest hebben. Voorts hebben we gezien dat het rijk van het beest pas bij de vijfde bazuin van start gaat. De ster die daar uit de hemel valt en de put van de afgrond krijgt, is de draak die volgens Openbaring 12 halverwege de laatste jaarweek uit de hemel valt en dan nog 1260 dagen heeft of ‘tijd, tijden en een halve tijd’ om de vrouw te vervolgen. Gelijktijdig start het rijk van het beest, dat 42 maanden duurt, precies dezelfde tijd als 1260 dagen. Dat betekent dat de eerste bazuin enige tijd voorafgaat aan het rijk van het beest en nimmer gelijktijdig kan optreden met de eerste schaal, die zweren geeft aan hen die het teken van het beest hebben.

De schaalgerichten zijn een rechtstreeks oordeel vanuit de hemel over het rijk van het beest. Het hemelse oordeel begint met een oordeel over het merkteken. Zij die dit teken in hun lichaam hebben geaccepteerd ondervinden daarvan zeer ernstige gevolgen. We weten niet wat ‘de kwaadaardige en boze’ zweer is, die de mensen krijgen. Het eerste woord 'kwaadaardige' duidt op de gevolgen van de zweer voor de lichamelijke conditie en het tweede woord 'boze' op de mate van pijn, die veroorzaakt wordt. Het is een zweer die mensen letterlijk ziek maakt en die zeer pijnlijk is.

We moeten hierbij bedenken dat het aanbrengen van het teken van het beest, middels de schorpioensteek van de vijfde bazuin, ook al zoveel pijn veroorzaakte. De ‘sprinkhanenplaag van de vijfde bazuin’ valt samen met de aanvang van het rijk van het beest en de uitrol van zijn ‘technologische, economische en politieke agenda'. De sleutel tot de enorme macht wordt aan de uit de hemel geworpen satan gegeven (Openbaring 12:9, 9:1), die daarmee in zeer korte tijd het Romeinse rijk opnieuw uit de grond stampt. Dat wekt zoveel verwondering dat mensen zich er massaal door laten misleiden: ‘de gehele aarde ging met verbazing het beest achterna’ (Openbaring 13:3). Velen zwichten voor de politieke misleiding en druk en worden slachtoffer van ernstige pijn, zo erg, dat de mensen zichzelf van het leven wilden beroven, wat echter niet lukt omdat sprake is van een soort ‘transhumanistisch project’.

De pijn aan het begin, direct na het aanbrengen van het teken, duurt circa vijf maanden (Openbaring 9:5). Hoe lang de pijn van de zweer aan het einde van de 3,5 jaar grote verdrukking duurt, wordt niet duidelijk. Aan de ene kant zal het korter zijn omdat de resterende tijd tot de terugkeer van Christus slechts 2,5 maanden is. Maar Christus komt voor de onderdanen van het beest niet om hen te genezen. Hij komt om hen te straffen met vuur en zwavel, zoals we lazen in Openbaring 14:10: ‘...en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten aanschouwen van de heilige engelen en het Lam. En de rook van hun pijniging stijgt op tot in alle eeuwigheid; en zij hebben dag en nacht geen rust….’ De terugkeer van Jezus Christus brengt voor deze mensen iets dat nog veel erger is dan hun ‘kwaadaardige en boze zweer’.

Hoe lang hun pijniging zal duren, weten we niet. Eerder overdachten we dat ‘het opstijgen van de rook van hun pijniging tot in alle eeuwigheid’ niet persé hoeft te beteken dat de pijniging zelf ook eeuwig is. Het kan gaan om een eeuwige gedachtenis aan die pijniging, een eeuwig ‘monument’ in de vorm van de voortdurend opstijgende rook. Mocht iemand in de grote verdrukking dit gedeelte ooit onder ogen komen, dan raad ik aan het er niet op te wagen. De dood om wille van Jezus Christus en daarna een opstandig en een ingang in zijn rijk is verre te prefereren boven alles wat gepaard gaat met het merkteken van het beest (Openbaring 14:13).

Belangrijk is dat het niet uitsluitend gaat om ‘het merkteken van het beest’, de fysieke markering in het lichaam. Het gaat ook en misschien vooral om de daarmee verbonden ‘aanbidding van het beeld’. Dit is het beeld waaraan adem werd gegeven en het lijkt daarom te gaan om een vergevorderde kunstmatige intelligentie, die is doorontwikkeld tot een soort zelfstandig denkend digitaal individu met ongelofelijke briljante capaciteiten, namelijk om onnoemelijk veel gegevens van de mensheid wereldwijd te kunnen processen en er actie op te ondernemen. Het is een soort ‘levend en zelfdenkend wereldwijd controlemechanisme’ waaraan mensen zich met hun hele hebben en houwen hebben toevertrouwd. Op die manier functioneert het voor hen die zich eraan overgeven als een soort god. Dit overgeven aan ‘de moderne technologie’ is de moderne vorm van aanbidding waarop de mensheid anno 2022 met rasse schreden afstevent.

- 19 juni 2022 -


Vers 3-7

De tweede en derde schaal

‘En de tweede goot zijn schaal uit op de zee, en zij werd bloed als van een dode, en elke levende ziel, alles wat in de zee is, stierf. En de derde goot zijn schaal uit op de rivieren en de waterbronnen, en het werd bloed. En ik hoorde de engel van de wateren zeggen: U bent rechtvaardig, U die bent en die was, de Heilige, omdat U zo geoordeeld hebt. Want bloed van heiligen en profeten hebben zij vergoten, en bloed hebt U hun te drinken gegeven; zij zijn het waard. En ik hoorde het altaar zeggen: Ja, Heer, God de Almachtige, waarachtig en rechtvaardig zijn uw oordelen.’


(1) Welke opvattingen zijn er in de literatuur over de plagen van de schalen?

(2) Welke parallellen zijn er tussen de schalen twee en drie en de eerdere geschiedenis?

(3) Wat is de reikwijdte van de plagen van de schalen twee en drie en hoe lang duren ze?

(4) Wat is de betekenis van de verandering van het water in bloed?

(5) Wat is de betekenis van het commentaar op de verandering van water in bloed?


Voordat we ingaan op het gedeelte zelf, geven we onder (1) eerst nog even kort de verschillende visies die men in de literatuur op dit gedeelte (en op de andere gedeelten van Openbaring betreffende natuurrampen) aantreft. We zetten die visies hier kort onder elkaar met de de uitleg die zij geven van Openbaring 16, met name de zee die verandert in bloed.


(1) Welke opvattingen zijn er in de literatuur over de plagen van de schalen?

(A) Preterisme: Openbaring zou zijn vervuld in de eerste eeuw na Christus, de tijd dat Johannes leefde. De zee die verandert in bloed, zou volgens deze visie de Zee van Galilea zijn. De oorzaak zou gelegen zijn in de slachting die door de Romeinse legioenen rond het meer van Galilea werd voltrokken in het jaar 67 onder Vespasianus. Het eerste grote probleem van deze uitleg is dat dit enkele decennia gebeurde voorafgaand aan het schrijven van het boek Openbaring. Hoe kan het dan ooit onderdeel zijn van ‘wat hierna zal gebeuren’? (Openbaring 1:19, 4:1). Het tweede probleem is, dat de slachting door Romeinse legers ongetwijfeld bloedig was, maar niet zo bloedig dat ‘alle leven in de zee stierf’. Dat is een onmogelijkheid, gezien de omvang van het meer en de omvang van de bevolking. Het derde probleem met deze uitleg is dat deze gebeurtenis wordt geïsoleerd van al het andere dat eraan vooraf gaat en wat erop volgt. De mensen kregen in de tijd van Johannes geen ‘boze zweer’ vanwege ‘het teken van het beest’. De waterbronnen werden in die dagen niet aangetast, enzovoorts.

(B) Historisme: Openbaring zou vervuld zijn in de loop van de 2000 jaar geschiedenis. De oorlogen die in de loop der eeuwen door middel van vele zeeslagen zijn gevoerd, kleurden de zeeën rood. Deze uitleg loopt eveneens stuk op de laatste twee bezwaren onder (1). Verder wordt binnen het historisme een overdrachtelijke betekenis voorgesteld door ‘zee’ uit te leggen als menigte van volkeren en ‘bloed’ als de geestelijke dood van deze volkeren door de valse leer, met name in de eeuwen van Katholicisme. Maar wat is dan het onderscheid tussen de plagen van de tweede en de derde schaal (zee versus waterbronnen)? En hoe moeten we dan uitleggen: ‘bloed van heiligen en profeten hebben zij vergoten, en bloed hebt U hun te drinken gegeven’? Is het bloed van heiligen en profeten letterlijk en het bloed dat ‘zij’ te drinken krijgen ineens overdrachtelijk? En hoe zijn dan de oordelen van de andere schalen in vervulling gegaan, om nog maar te zwijgen van de rest van het boek Openbaring?

Een groot probleem van het preterisme en het historisme, is dat men daarmee het boek Openbaring verandert in een soort allegorie, die alles kan omvatten en die daardoor niets zegt. Men kan er op alle mogelijke manieren een eigen invulling kan geven. Een tweede groot probleem is dat de uitleg noodzakelijkerwijs zeer fragmentarisch wordt omdat de reeks van gebeurtenissen in Openbaring zich nog nooit voltrokken heeft. Men moet het totaalplaatje van Openbaring in talloze stukjes knippen en deze stukjes hier en daar op de geschiedenis plakken om een uitleg te krijgen, die enigszins klopt. En dan nog blijven vele stukjes Openbaring ongebruikt omdat het gaat om unieke gebeurtenissen.

(C) Futurisme: Openbaring wordt vervuld in een tijd die nog steeds toekomstig is. Dit is de verklaring die hier wordt voorgestaan, de enige verklaring die recht doet aan alle gegevens van het boek. (1) Ten eerste, het stemt overeen met de driedeling die het boek zelf aandraagt als sleutel tot de betekenis: Openbaring 1:19 ‘Schrijf nu op wat u hebt gezien, en wat is, en wat hierna zal geschieden.’ Het ‘wat hierna zal geschieden', is uitdrukkelijk toekomst. De vraag is dan nog of het gaat om zeer directe toekomst (historisme) of verder weg gelegen toekomst (futurisme). De vraag is natuurlijk wat bedoeld wordt met ‘wat is’ en met ‘hierna’. Gezien het feit dat Johannes Christus ziet in zijn heerlijkheid (wat u gezien hebt), daarna zeven brieven moet opstellen aan zeven gemeenten (wat is), moet het ‘hierna’ wel slaan op een periode ná het tijdvak van de gemeente.

De zeven brieven van Openbaring 2 en 3 zijn zeer herkenbaar in de historie van (1) de vroege kerk, (2) de tijd van de vervolging onder het Romeinse rijk, (3) de kerstening van het Romeinse rijk, (4) de Katholieke Middeleeuwen, (5) de Reformatie, (6) het Reveil en ten slotte (7) de huidige situatie van de kerk met eindeloos veel denominaties.

(2) Ten tweede, het futurisme laat de volledige tekst van Openbaring in tact en scheurt die niet in eindeloos veel stukjes om die te laten aansluiten bij de historie.

(3) Ten derde, het futurisme sluit aan bij de profeten van het Oude Testament, die allemaal een zeer concreet eeuwigdurende herstel van Israël voorspellen.

(4) Ten vierde, het futurisme sluit aan bij de leer van het Nieuwe Testament over de Gemeente als afzonderlijk lichaam van Christus, gevormd op Pinksteren in het jaar van Christus’ dood en opstanding en voleindigd in de opname van de gemeente vlak voor de start van Israëls zeventigste en laatste jaarweek, de periode waarin God de geschiedenis met zijn verbondsvolk vervolgt en waarvan het boek Openbaring verslag doet.

(5) Ten vijfde, het futurisme hoeft zich niet in bochten te wringen waar het gaat om unieke eindtijdgebeurtenissen, zoals de plagen onder de zegels, de bazuinen en de schalen en de wereldwijde tirannie van totalitaire controle. We zullen hieronder de betekenis van de plagen onder de tweede en de derde schaal belichten vanuit de optiek van het futurisme.


(D) Het idealisme, wat het boek Openbaring volledig los ziet van elke vorm van geschiedenis en er volledig een allegorie in leest van telkens terugkerende ‘wetmatigheden van het leven’ en ‘principes van het goddelijke bestuur’. Uiteraard is Openbaring in deze visie volledig overdrachtelijk. De ‘zee’ slaat op de mensheid, verdeeld in vele volken met elk hun instituties en hun bestuur, dat steeds verwerpelijker wordt en steeds meer ‘dood en verderf’ om zich heen veroorzaakt. Mooie allegorie. Maar wat voegt dit toe aan de activiteiten van de Apocalyptische ruiters, de sprinkhanen en de legers van de vijfde en de zesde bazuin en de monsterlijke tirannie en afgoderij van het rijk van het beest? In wezen niets. Het zou dan in symbolische taal ongeveer hetzelfde nog eens herhalen. Wat is de zin daarvan? Het gaat er nu juist om dat God gekomen is in de kracht van zijn oordeel en dat Hij vernietigende slagen laat neerkomen op het rijk van het beest en alle mensen die erbij horen. En dat doet Hij door het water van zee en waterbronnen letterlijk aan te tasten.


(2) Welke parallellen zijn er tussen de schalen twee en drie en de eerdere geschiedenis?

Dat de tweede en de derde plaag het water betreffen, komt sterk overeen met de scheppingsdagen. Op de tweede dag maakte een firmament scheiding tussen het water onder en het water boven het firmament. Op de derde dag vloeide al het water op aarde samen in zeeën en kwam er land tevoorschijn. Water nam op beide scheppingsdagen een belangrijke plaats in.

Water wordt veranderd in bloed. Waar hebben we dat eerder gezien? Het was de allereerste plaag waarmee Egypte werd geteisterd toen Farao het volk Israël niet wilde laten gaan. Zeven dagen lang was de Nijl samen met alle verzamelplaatsen van water veranderd in bloed, zodat de vis in de Nijl stierf en de rivier stonk (Exodus 7:14-25).

Maar de mensen die de plagen van de schalen meemaken, hebben een zeer recente herinnering aan een dergelijke gebeurtenis. Het gebeurde namelijk eveneens bij de tweede bazuin ongeveer 4 jaar eerder. Toen veranderde een derde deel van de zee in bloed, waarbij een derde van de zeedieren stierf en een derde van de schepen verging. Dat werd veroorzaakt door ‘iets als een grote berg', die brandend van vuur in zee werd geworpen. De plaag van de tweede schaal is echter veel ernstiger. Er staat: ‘...elke levende ziel, alles wat in de zee is, stierf.’ Dat is heel wat meer dan een derde.

Een nog veel recentere herinnering aan iets dat lijkt op deze plagen was het optreden van de twee getuigen gedurende de tweede helft van de zevenjarige verdrukking. Vanaf de tempel te Jeruzalem profeteerden de twee getuigen tot de gehele mensheid en zij ondersteunden hun getuigenis met plagen, die kopieën zijn van de plagen die Mozes en Elia brachten: ‘Openbaring 11:6 ‘Zij hebben macht de hemel te sluiten, zodat er geen regen zal vallen in de dagen dat zij profeteren. En zij hebben macht over de wateren om die in bloed te veranderen, en de aarde te treffen met allerlei plagen, zo vaak zij dat willen.’ Vlak voordat de schalen van Gods oordeel begonnen neer te dalen, werden deze twee getuigen door het beest uit de afgrond gedood en terwijl hun lichamen op straat lagen in Jeruzalem, stuurden de mensen elkaar geschenken uit blijdschap over het feit dat deze getuigen geen rampen meer konden brengen. Eindelijk waren ze voorgoed af van dat water dat steeds in bloed werd veranderd, zo moeten ze hebben gedacht. En dan komen de tweede en de derde schaal neer, waarbij zich op wereldschaal afspeelt, wat beide profeten mogelijk alleen regionaal hadden veroorzaakt.


(3) Wat is de reikwijdte van de plagen van de schalen twee en drie en hoe lang duren ze?

(3) De vraag is natuurlijk: wat er wordt bedoeld met ‘de zee’. Er zijn verschillende interpretaties mogelijk, namelijk alle oceanen op aarde of slechts de meest bekende Atlantische Oceaan of alleen de Middellandse Zee omdat dit de Zee is van het Romeinse rijk, dat in de eindtijd weliswaar wereldwijd haar invloed doet gelden maar nog steeds op dezelfde oude plek haar machtsconcentratie heeft. Vergelijken we de tweede en de derde plaag met de eerste, dan zouden we het volgende kunnen concluderen. Bij de eerste plaag werd de schaal ‘op de aarde’ uitgegoten, waarbij er een boze zweer kwam aan ‘de mensen die het merkteken van het beest hadden’. Deze mensen bevinden zich volgens Openbaring 13:7 in elke stam, taal en volk. De eerste plaag is wereldwijd. Maar als ‘aarde’ van de eerste plaag wereldwijd moet worden opgevat, waarom ‘zee’ van de tweede plaag dan niet? En ook de derde plaag lijkt te wijzen op een wereldwijde impact, namelijk ‘de rivieren en de waterbronnen’. Er wordt geen enkele begrenzing aangegeven. Het rijk van het beest is wereldwijd en daarom is te verwachten dat deze plagen, waarbij de zee en de waterbronnen in bloed worden veranderd, eveneens wereldwijd zijn.

Hoe lang duren deze plagen? Wanneer zowel de zee als de waterbronnen wereldwijd dermate verontreinigd zijn dat alles wat erin leeft, sterft, dan kunnen deze plagen onmogelijk al te lang duren. Zouden ze bijvoorbeeld maanden aanhouden, dan zou alle leven op aarde onmogelijk worden. Het kan daarom niet anders of deze zeer heftige en omvangrijke plagen zijn van zeer korte duur. Dat stemt ook overeen met het karakter van God, die een God is van genade, goedertierenheid en erbarmen en voor Wie een oordeel in grimmigheid een ‘vreemde bezigheid’ is. We lezen dat bijvoorbeeld in Jesaja 28:21: 'Want de HEERE zal opstaan zoals op de berg Perazim.Hij zal woeden, zoals in het dal van Gibeon, om Zijn werk te doen – vreemd zal Zijn werk zijn – en om Zijn daad te verrichten – ongewoon zal Zijn daad zijn.’ En denk aan Psalm 30:6: 'Want een ogenblik duurt Zijn toorn,maar een leven lang Zijn goedgunstigheid; overnacht 's avonds het geween, 's morgens is er gejuich.’ En Jesaja 61:1 zegt: 'De Geest van de Heere HEERE is op Mij, omdat de HEERE Mij gezalfd heeft...om uit te roepen het jaar van het welbehagen van de HEERE en de dag van de wraak van onze God…’. Een jaar van welbehagen maar slechts een dag van wraak. Zo is God.

Dat God bepaald niet met groot gemak zijn oordelen over de wereld brengt, bleek ook al uit het einde van Openbaring 15. God trekt zich volledig terug in de rook van zijn tempel om daar geheel alleen de ernst te ondergaan van het oordeel dat Hij in zijn heiligheid en gerechtigheid moet uitvoeren. God staat daarin geheel alleen. Niemand kan gedurende de plagen van de schalen de tempel binnengaan. Een indicatie voor de tijdsduur van het water dat in bloed is veranderd hebben we in de eerste plaag in Egypte, waarbij het een week duurde. Voorts geeft Daniël 12 aan dat er vanaf het einde van de 3,5 jaar (oftewel 1260 dagen) heerschappij van het beest tot aan het einde van de schalen circa dertig dagen zullen verlopen: Daniël 12:11 ‘Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, zijn het duizend tweehonderdnegentig dagen.’ De 1290 dagen is 30 dagen langer dan de 1260 dagen heerschappij van het beest. Misschien moeten we daar nog de 3,5 dagen af trekken, die de twee getuigen op de straten van Jeruzalem liggen, alvorens zij worden opgewekt en ten hemel varen (Openbaring 11:11). Direct aansluitend wordt de zevende bazuin geblazen (Openbaring 11:15), wat het startsein is voor de zeven schalen. In dat geval zouden de schalen in totaal slechts 30 – 3,5 = 26,5 dagen duren. Voor de plaag van het water dat in bloed verandert, zou men één hooguit twee weken kunnen rekenen. Dat lijkt heel kort. Echter, stelt u zich eens voor dat u een week lang alleen bloed te drinken zou krijgen.


(4) Wat is de betekenis van de verandering van het water op aarde in bloed?

Onder de uitleggers die Openbaring vanaf hoofdstuk 4 zien als toekomstig (=futurisme) zijn er die aannemen dat we hier mogelijk te maken hebben met natuurlijke verschijnselen, waarbij het water van de zee en de waterbronnen rood gaat kleuren. Dat kan gebeuren door iets wat men ‘red tide’ noemt, een alg of bacterie die het water rood kleurt. Anderen denken aan milieuvervuiling door industrie. De vraag is echter of dan voldoende wordt rekening gehouden met de almacht van God en met de inhoud van de tekst. Allereerst is God machtig om al het water op aarde letterlijk in bloed te veranderen. Hij heeft daar geen alg voor nodig en ook geen menselijke industriële activiteiten. De tijd die Openbaring beschrijft, is uniek in de geschiedenis. Nooit hebben zich de dingen voorgedaan, die zich in die zeven jaar voordoen. Dat geldt ook voor deze plagen van de schalen. De belangrijkste vraag is of een uitleg met een alg of met industriële vervuiling recht doet aan de tekst. Het antwoord is: nee. Er staat letterlijk ‘bloed’. Er staat dat het water van de zee ‘bloed werd als van een dode’. Dus niet: het water werd ‘als bloed’. Het 'iets' worden of zijn of hebben 'als' wordt in Openbaring vaak vermeld wanneer iets alleen maar ergens op lijkt maar het er niet volledig mee overeen komt, zoals bij de tweede bazuin: ‘iets als een grote berg, brandend van vuur’ (Openbaring 8:8), of van de ‘sprinkhanen bij de vijfde bazuin: ‘En zij hadden haar als haar van vrouwen, en hun tanden waren als tanden van leeuwen.’ (Openbaring 9:8). Dat woordje 'als' ontbreekt hier bij 'bloed'. Er staat dat het water bloed werd, als van een dode’. En ook het water van de waterbronnen werd ‘bloed’. Daar komt nog bij wat er over de plaag wordt gezegd door de engel van de wateren: ‘Want bloed van heiligen en profeten hebben zij vergoten, en bloed hebt U hun te drinken gegeven’. De engel geeft aan dat het bloed is, wat de mensen noodgedwongen moeten drinken als straf voor het bloed dat door hen vergoten is.


(5) Wat is de betekenis van het commentaar op de verandering van water in bloed?

Van twee kanten klinkt commentaar op het veranderen van water in bloed. Allereerst ‘de engel van de wateren’, die zegt: ‘U bent rechtvaardig, U die bent en die was, de Heilige, omdat U zo geoordeeld hebt. Want bloed van heiligen en profeten hebben zij vergoten, en bloed hebt U hun te drinken gegeven; zij zijn het waard.’ Hier wordt een tipje van de sluier opgelicht van Gods besturing van zijn schepping en hier blijkt een engel over de wateren te zijn aangesteld. De complexiteit van Gods schepping kent geen grenzen en alleen al op gebied van water zijn enorm ingewikkelde processen wereldwijd gaande. En hoewel alles in Gods handen rust of nauwkeuriger: in de handen van de Zoon, ‘die alle dingen draagt door het Woord van zijn kracht’ en ‘in wie alle dingen bestaan’, heeft God toch het bestuur over concrete zaken uitbesteed aan engelen. Eerder lazen we over 'een engel die macht had over het vuur' (Openbaring 14:18). Maar ook deze engelen, die gaan over het bestuur van onderdelen van Gods schepping, bestaan 'in Hem', zoals Kolosse 1:16: '...want in Hem zijn alle dingen geschapen in de hemelen en op de aarde, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten; alle dingen zijn door Hem en tot Hem geschapen'. En dat zegt Kolosse van Jezus, 'de eerstgeborene van de hele schepping'.

De engel van het water schaart zich volledig achter Gods optreden, hoewel de gebeurtenissen zijn dagelijks werk compleet in het honderd sturen en hij alle zeilen zal moeten bijzetten om de ‘watervoorziening weer in het gareel te krijgen’ . Hij zwaait God alle lof toe voor zijn rechtvaardig oordeel. Hij noemt God Hem ‘die bent en die was, de Heilige'. Dat raakt aan wat de vier levende wezens in en rondom de troon dag en nacht uitbrengen in Openbaring 4:8 ‘Heilig, heilig, heilig is de Heere God, de Almachtige, Die was, Die is, en Die komt!’ Hier ontbreekt het ‘die komt’ omdat God hier in zijn oordelen reeds komende is en daarin zijn almacht laat blijken. Vandaar dat de engel van de wateren ook de almacht weglaat. In het ‘zij zijn het waard’ horen we een echo van Openbaring 5, waar we de oudsten horen zingen dat het Lam 'waardig' is het boek te nemen en zijn zegels te verbreken omdat Hij hen met zijn bloed gekocht heeft. In beide gevallen wordt ‘waarde’ ontleend aan ‘bloed’. De waarde in Openbaring 5 is ontleend aan het eigen bloed dat Iemand gaf voor anderen. De ‘waarde’ van Openbaring 16 is ontleend het bloed van anderen dat door mensen werd vergoten ten eigen bate.

Dan komt er nog een tweede commentaar van het altaar. ‘Ja, Heer, God de Almachtige, waarachtig en rechtvaardig zijn uw oordelen’. Waarschijnlijk is dit het brandofferaltaar omdat in geval van het reukofferaltaar sprake is van een ‘gouden altaar’, ‘dat voor de troon staat’ (Openbaring 8:3, 9:13). Dat nu juist dit altaar begint te spreken is bijzonder toepasselijk omdat aan de voet van dit altaar al het bloed is gesprengd van alle heiligen en getuigen die gedood zijn door ‘hen die op de aarde wonen’. Het aantal van alle martelaren is voltooid nu de heerschappij van het beest is afgelopen en er geen getuigen van God meer worden omgebracht. Dit is een belangrijk moment van wraak over hun bloed, waarom zij reeds riepen bij het openen van het vijfde zegel in Openbaring 6:9-11. We geven dat gedeelte voor de duidelijkheid nog even helemaal weer: ‘En toen het Lam het vijfde zegel geopend had, zag ik onder het altaar de zielen van hen die geslacht waren omwille van het Woord van God, en omwille van het getuigenis dat zij hadden. En zij riepen met luide stem: Tot hoelang, heilige en waarachtige Heerser, oordeelt en wreekt U ons bloed niet aan hen die op de aarde wonen? En aan ieder van hen werd een lang wit gewaad gegeven. En tegen hen werd gezegd dat zij nog een korte tijd moesten rusten, totdat ook het aantal van hun mededienstknechten en hun broeders, die evenals zij gedood zouden worden, volledig zou zijn geworden.’

Het moment van wraak is nu volledig gekomen, nu God degenen, die het bloed van zijn getuigen vergoten, bloed laat drinken omdat op de gehele aarde geen enkele andere drank beschikbaar is.

Het commentaar wat we hier niet horen, maar wat voortdurend doorgaat, dag en nacht, is wat de vier dieren rond de troon zeggen: ‘Heilig, heilig, heilig’. In het commentaar van de engel van het water, het altaar en de vier dieren is zichtbaar dat de volledige hemel achter de oordelen staat, die in deze korte periode vanuit God over de aarde gaan, ook al zijn de oordelen nog zo heftig.

- 24 juni 2022 -


Vers 8, 9

Zonnebrand

‘En de vierde goot zijn schaal uit op de zon, en haar werd gegeven de mensen met vuur te verbranden; en de mensen werden verbrand door grote hitte en lasterden de naam van God, die de macht over deze plagen had, en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven.’


(1) Wat is de betekenis van het oordeel van de vierde schaal?

(2) Hoe ervaren de heiligen in de grote verdrukking de plagen van de schalen?

(3) Wat is het effect van de vierde plaag en wat is dan de zin ervan?


(1) Wat is de betekenis van het oordeel van de vierde schaal?

De plagen twee en drie kan men vrijwel onmogelijk lang van tevoren aan zien komen. Dat water in bloed verandert, komt in de natuur niet voor en het is in de geschiedenis alleen rond 1500 voor Christus gebeurd en op veel kleinere schaal, in de rivier de Nijl (Exodus 14-25). Echter de vierde plaag, waarbij de zon overactief wordt en zeer veel schadelijke effecten geeft op aarde, is iets waarvoor al jarenlang wordt gewaarschuwd . Het gaat dan om een zogenaamde ‘zonnevlam’, die kan optreden tijdens het actievere gedeelte van een zonnecyclus. Men wijst daarbij echter voornamelijk op het effect op de elektronische en elektrotechnische infrastructuur, die vrijwel volledig zal worden verwoest, waardoor de mensheid plotseling eeuwen terug is in haar ontwikkeling.

Hier wordt echter een effect genoemd dat nog veel heftiger is. Niet alleen zal de zon met haar straling een verwoestend effect sorteren op de wereldwijde technische infrastructuur. Ook zal de mens zelf in zijn lichaam door de zon worden ‘gestoken’. Er staat dat het ‘de zon gegeven wordt’ de mensen ‘met vuur te verbranden’. Het woord voor ‘vuur’ is ‘Pyr’ en dat betekent vrijwel door het hele nieuwe testament letterlijk ‘vuur’, zoals dat wat op Sodom en Gomorra regende en zoals het ‘vuur’ waar Paulus de adder van zijn hand in afschudde. Maar ook: het vuur van de hel. Ook: God, die een ‘verterend vuur is’. Ook: de discipelen, die Jezus vragen of ze om ‘vuur’ uit de hemel moeten bidden, net als Elia deed, omdat een Samaritaanse stad de Heer niet wilde ontvangen. Het lijkt daar te gaan om de bliksem wat ook de betekenis van vuur kan zijn. Het lijkt er sterk op dat de mensheid vrijwel letterlijk door de zon ‘geroosterd’ wordt en dat er geen ontsnappen aan is, ook niet binnenshuis. De straling van de zon wordt zo intens, dat die als ‘vuur’ wordt ervaren en overal dwars doorheen gaat. Hoewel zich in de geschiedenis zonnevlammen hebben voorgedaan, is dit een zonnevlam die heftiger is dan alles wat de mens ooit eerder meemaakte.

Kenmerkend is de uitdrukking ‘werd gegeven’. De zon ‘werd gegeven’ de mensen met vuur te verbranden. Als we deze uitdrukking door Openbaring nagaan, dan slaat ‘werd gegeven’ vrijwel overal op de opbouw en de uitvoering van de heerschappij van het beest. Het begint met het rode paard van het tweede zegel, dat ‘werd gegeven’ de vrede van de aarde weg te nemen (Openbaring 6:4). Dat is een belangrijke stap richting tirannie want vervolgens ontvangt de ruiter een groot zwaard – de ergste vorm van repressie ooit, zo erg dat dissidenten, zij die het woord van God brengen, worden onthoofd (Openbaring 20:4). Dat gebeurt als onderdeel van het vale paard bij het vierde zegel (Openbaring 6:8), dat ‘werd macht gegeven’ over het vierde deel van de aarde om te doden. We zien de getuigen van God bij het vijfde zegel onder het altaar (Openbaring 6:9). Bij de vijfde bazuin werd aan de uit de hemel gevallen ster (satan, de draak van Openbaring 12:9) de sleutel van de put van de afgrond ‘gegeven’. Vervolgens werd aan de sprinkhanen ‘gegeven’ om de mensen vijf maanden te pijnigen. Daarna lezen we dat ‘de voorhof’ buiten de tempel aan ‘de naties is gegeven’ en dat die de heilige stad 42 maanden zullen vertreden. Van het beest uit de zee wordt gezegd dat het (1) een mond ‘werd gegeven’, die grote dingen en lasteringen sprak (Openbaring 13:5), en dat het (2) gezag ‘werd gegeven’ om te handelen (Openbaring 13:5), 42 maanden en dat het (3) ‘werd gegeven’ oorlog te voeren tegen de heiligen en hen te overwinnen (Openbaring 13:7) en dat het (4) gezag ‘werd gegeven’ over alle natiën (Openbaring 13:7). Van het beest uit de aarde wordt gezegd dat het (1) ‘werd gegeven’ tekenen te doen in tegenwoordigheid van het eerste beest en dat het (2) ‘werd gegeven’ aan het beeld van het beest adem te geven’.

Echter, de tijd van grote verdrukking is voorbij. Het is gedaan met de macht van het beest. Zijn koninkrijk is ten einde. Zijn heerschappij over de aarde verschrompelt. Alles wat hem voor korte tijd ‘werd gegeven’, wordt afgepakt. In plaats van macht die aan het wereldrijk werd gegeven, wordt bij de vierde schaal macht aan de zon gegeven. Het vuur van de zon verschroeit het volledige rijk van het beest.

Dat deze macht aan de zon ‘werd gegeven’ is hemelse ironie. Ten diepste is de afgoderij van het beest een aanbidding van de zonnegod. Zo hebben de heersers van de rijken zich van ouds af gepresenteerd, als vertegenwoordigers van de zon, die op aarde licht, warmte en leven brengt. Dat begon met Nimrod, kort na de zondvloed en is alle wereldrijken doorgegaan tot aan het Romeinse rijk . Het werd in een verborgen vorm zelfs overgenomen door het Rooms Katholicisme , de verborgenheid van het grote Babylon , de directe voorloper van het beest. De aanbidding van de zon werd daarbij gecombineerd met de aanbidding van de slang. Het is de zon die wereldwijd in de persoon van het beest zal worden aanbeden. Dat blijkt uit de kleuren van het rijk (vuurrood, donkerrood, zwavelkleurig) en uit de vernietigingskracht van het rijk: vuur (Openbaring 9:17,18). Deze afgond, de zon, wordt nu de oorzaak van de totale vernietiging van het rijk en van een ondraaglijke hitte. Daarom is deze vierde en middelste plaag de kern van alle plagen. Het is de plaag die de essentie der dingen aan het licht brengt. Niet de zon met het beest als afgevaardigde is God maar de God, die de zon en alle hemellichamen en alle planeten inclusief de aarde schiep, die is God.

De plaag met ondraaglijke zonnehitte is een antwoord op de beestachtige ongerechtigheden van het rijk van het beest tegen allen die zich er niet aan wilden onderwerpen. Allen die enig verzet boden, werden gedood met ‘vuur, rook en zwavel’, die uit de bek van de paarden kwam. Het was de 200 miljoen tellende ruiterij, de militaire wereldmacht van het beest, die letterlijk ontketend werd met het losmaken van de vier engelen aan de Eufraat, de gecombineerde boosheid van de vier wereldrijken (Openbaring 9:15, 16). Ook deze plaag van vurige hitte werd op kleinere schaal al eerder ervaren door de 3,5 jaar optreden van de twee getuigen: ‘En als iemand hun schade wil toebrengen, komt er vuur uit hun mond en verteert hun vijanden; en als iemand hun schade wil toebrengen, dan moet zij zo gedood worden’ (Openbaring 11:5). Bij de vierde schaal zijn het niet langer de twee getuigen maar is het de zon die wereldwijd mensen verbrandt met vuur uit de hemel.

Overigens is sprake van een bijzonder staaltje van ‘fine tuning’ door God. Dat is al zo met de normale situatie van het leven op aarde, waarbij alle wetmatigheden, alle afstanden in het heelal en alle massa’s van hemellichamen en al hun omtrekken en hun banen uitzonderlijk zijn uitgebalanceerd, zodat een stabiel leven op aarde mogelijk is. Maar om een zonnevlam zodanig te laten zijn en te richten, dat die wel een enorme hitte geeft maar de mensen niet tot as verzengt of de elementen op aarde volledig laat wegsmelten, dat vraagt een uitzonderlijk gedetailleerde stuurmanskunst van de Bestuurder van het groot heelal.


(2)Hoe ervaren de heiligen in de grote verdrukking de plagen van de schalen?

Een belangrijke vraag is hoe universeel deze plaag is. Eerder merkten we in het kader van de schalen 2 en 3, waarbij al het water op aarde bloed werd, op dat het waarschijnlijk gaat om wereldwijde plagen. Voor de enorme hitte van de zon is dat niet anders. Weliswaar wordt de zijde van de aarde die naar de zon is toegekeerd erger getroffen. Maar bij een vlam die enige tijd blijft hangen, wordt dat na 12 uur vanzelf precies omgekeerd. De vraag naar de reikwijdte van deze plagen is belangrijk in verband met de groepen mensen die niet gezwicht zijn voor de tirannie van het beest, de heiligen, en die ook nog niet zijn omgekomen door onthoofding (Openbaring 6:9, 20:4) of door vuur (Openbaring 9:18). Er zijn drie groepen mensen die ergens op aarde, in de natuur, buiten het systeem van het beest, overleven. (1) De 144.000 uit de twaalf stammen van Israël (Openbaring 7:4), (2) de ontelbaar grote schare uit alle naties, geslachten, volken en talen (Openbaring 7:9) en (3) de gelovige Israëlieten die aan het begin van de grote verdrukking gevlucht zijn in de woestijn, voorgesteld als ‘de vrouw’ (Openbaring 12:6, 14). Hoe zullen deze groepen de plagen van de schalen meemaken? We kunnen daarover het volgende zeggen:

(1) Petrus schrijft: ‘...en als Hij de rechtvaardige, Lot gered heeft...dan weet de Heer godvrezenden uit de verzoeking te redden, maar onrechtvaardigen te bewaren tot de dag van het oordeel om gestraft te worden’ (2 Petrus 2:7,9). God is rechtvaardig en zal ervoor zorgen dat de plagen niet hen treffen, voor wie deze niet bedoeld zijn.

(2) Jesaja schrijft: ‘Kom mijn volk, ga in uw binnenkamers, en sluit uw deuren achter u; verberg u een korte tijd tot de gramschap over is. Want zie de HEERE verlaat zijn plaats om de ongerechtigheid der bewoners van de aarde aan hen te bezoeken, dan zal de aarde het op haar vergoten bloed aan het licht te brengen en haar verslagenen niet langer te bedekken’ (Jesaja 26:20,21). Dit gedeelte wordt ten onrechte wel eens toegepast op de opname van de gemeente maar heeft daar helemaal niets mee te maken. Het gaat om de heiligen in de laatste jaarweek van Daniël, allen die zich afzonderen van het beest, die zich moeten verbergen, zodat ze veilig zijn voor deze plagen. Het gaat om de ‘korte tijd van gramschap’ wat overeenkomt met de grimmigheid van God die middels de schalen wordt uitgegoten, gedurende ongeveer een maand. Het gaat om de ‘ongerechtigheid der bewoners van de aarde’, de term die als een soort leitmotiv door heel Openbaring geweven zit als aanduiding voor degenen die zich onderwerpen aan de machten van de duisternis. Het gaat om het ‘op aarde vergoten bloed’, wat precies overeen komt met de reden voor de plagen van de schalen 2 en 3.

(3) Ook bij de tien plagen van Egypte werd het gebied van het volk Israël meermalen gespaard. Bij de vierde plaag, de steekvliegen, lezen we: ‘Maar op die dag zal Ik het land Gosen, waar mijn volk verblijf houdt, uitzonderen, dat daar geen steekvliegen voorkomen, opdat u weet dat Ik, de HEERE, in het land ben’ (Exodus 8:22). Bij de vijfde plaag, de veepest, lezen we: ‘En de HEERE zal het vee van Israël afzonderen van het vee der Egyptenaren, zodat er geen stuk van het vee dat de Israëlieten bezitten, zal sterven (Exodus 9:4). Bij de zevende plaag, de hagel, lezen we: ‘Alleen in het land Gosen, waar de Israëlieten woonden, hagelde het niet’ (Exodus 9:26). Bij de negende plaag, de duisternis: ‘Maar alle Israëlieten hadden licht, waar zij woonden' (Exodus 10:23).

(4) Een belangrijke hulp voor de heiligen in de grote verdrukking, is de sterke engel, die we in Openbaring 10 uit de hemel zien neerdalen. Deze sterke engel is bekleed met een wolk, heeft de regenboog op zijn hoofd en is bekleed met de zon en zijn voeten zijn als vuurzuilen. Dat zijn de elementen waarmee het rijk van het beest wordt aangevallen (water, zon en vuur) en waartegen deze engel de heiligen bescherming biedt. Met name de regenboog is veelzeggend en herinnert God aan zijn verbond met de mensheid om de aarde niet weer volledig met water te bedekken. Deze sterke engel zet zijn rechtervoet op de zee en zijn linker op de aarde. Hij claimt daarmee zijn rechten op zee en aarde. Dat is belangrijk want het zijn ‘zee en aarde’ die op dat moment volledig worden gedomineerd door ‘het beest uit de zee’ en ‘het beest uit de aarde’ (Openbaring 13: 1, 11). Het neerdalen van de sterke engel is het moment dat de invloed van het beest al sterk begint te verminderen. We horen de sterke engel vervolgens met opgeheven rechterhand zweren bij Hem die eeuwig leeft, Schepper van hemel, aarde en zee (de domeinen die door de plagen van de schalen worden getroffen) dat er geen ‘tijd’ meer zal zijn. Het woord ‘tijd’ is een sleutelwoord. Het komt diverse keren voor in de uitdrukking ‘tijd, tijden en een halve tijd’ (Daniël 7:25 en 12:7 en Openbaring 12:14). Die uitdrukking staat voor 3,5 jaar. Met ‘tijd’ wordt dan mogelijk ‘een jaar’ bedoeld. Dat betekent dat de sterke engel neerdaalt op een moment, iets korter dan een jaar voor het einde van de grote verdrukking. Immers, op dat moment is het einde nog niet gekomen want de sterke engel zegt: ‘...maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal bazuinen…’. Het moment van het einde, dat is het moment waarop de zevende bazuin wordt geblazen, is derhalve nog toekomstig. Dat betekent dat er gedurende het laatste jaar van de grote verdrukking een bijzondere bescherming uitgaat van de sterke engel.

(5) De Heer Jezus gaf bij zijn profetische reden het volgende aan: ook met ‘En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden, maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort.’ Het woord voor ‘verkorten’ betekent letterlijk ‘mutileren’, ‘verminken’. Dat zou kunnen betekenen dat de heerschappij van het beest over de mensheid wordt verminkt, ingekort, aan banden gelegd, omdat er anders geen heiligen vanuit de grote verdrukking het vrederijk zouden kunnen binnengaan. Immers, zij zouden allen door het beest en zijn legers worden uitgemoord. Maar dat betekent tevens een bescherming tegen de plagen van de zeven schalen.

(6) We lezen in Openbaring 10 nóg iets bijzonders, dat ook te maken kan hebben met de bescherming ten tijde van de gerichten van de zeven schalen. Dat zijn de zeven donderslagen. We lezen daarover het volgende: ‘En hij (de sterke engel) riep met luider stem, zoals een leeuw brult; en toen hij riep, lieten de zeven donderslagen hun stemmen horen. En toen de zeven donderslagen gesproken hadden, stond ik op het punt het op te schrijven; en ik hoorde een stem uit de hemel zeggen: Verzegel wat de zeven donderslagen gesproken hebben en schrijf het niet op’. Dit gedeelte lijkt aan te geven dat de sterke engel niemand anders is dan de Heer Jezus Zelf, 'de Leeuw uit de stam van Juda', die derhalve ‘bij Zichzelf zweert’ (vers 6), zoals God wel vaker doet (Heb.6:13). Het antwoorden op Jezus met donderslagen uit de hemel komen we meermalen tegen (Johannes 12:28, 29, Openbaring 14:1,2) en het kan niet anders of bij Mattheus 3:17 en 17:5 klonk de stem van God eveneens als donderslagen (Psalm 29).

De vraag is natuurlijk wat de zeven donderslagen spraken. We weten dat niet maar we hebben wel een vermoeden. Deze zeven donderslagen zouden te maken kunnen hebben met de plagen van de zeven schalen die binnen het jaar komen en waartegen de heiligen zich reeds konden beschermen, door te luisteren naar de aanwijzingen van de zeven donderslagen. Dat zou tevens de reden kunnen zijn dat Johannes niet mocht opschrijven wat de zeven donderslagen hadden gesproken. Het ging namelijk om specifieke aanwijzingen, die uitsluitend bedoeld waren voor de oren van de heiligen in de grote verdrukking en voor niemand anders. Die geheimhouding is belangrijk want het gaat om een reddingsplan in een tijd van zeer zware oorlog. Mogelijk geven de donderslagen ook locaties weer, waarheen de heiligen in de grote verdrukking zullen kunnen vluchten tegen de plagen van de schalen. Dat is ook het geval met de Israëlieten die aan het begin van de grote verdrukking uit Judea zijn gevlucht voor het beest, wanneer zij ‘de gruwel van verwoesting’ waarover Daniël had gesproken, zien staan in de heilige plaats (Mattheus 24:15). Zij worden door God Zelf ‘met arendsvleugelen’ weggevoerd naar een plaats in de woestijn om daar door God gevoed en beschermd te worden (Openbaring 12:6, 14).


(3) Wat is het effect van de vierde plaag en wat is dan de zin ervan?

In de plaag met de zon demonstreert God zijn enorme macht. Eindelijk zou nu het moment gekomen moeten zijn, dat mensen inzien, Wie recht heeft op aanbidding. Niet het beest. Niet de zon. Maar de almachtige God die de zon schiep en alle sterren van het heelal. Vlak voor de uitrol van het rijk van het beest werd daar al toe opgeroepen door een engel in het midden van de hemel: ‘Vreest God en geeft Hem heerlijkheid, want het uur van zijn oordeel is gekomen en aanbidt Hem die de hemel en de aarde en de zee en de waterbronnen heeft gemaakt’. De hemel, met de zon, die zo steekt, de zee en de waterbronnen, die in bloed zijn veranderd, het is allemaal door God gemaakt. Aanbid Hem. Dat moment van aanbidding zou nu toch gekomen moeten zijn. Helaas, er staat: ‘...en lasterden de naam van God, die de macht over deze plagen had, en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven.’

Het omgekeerde gebeurt van wat men misschien zou verwachten, dat de mensen gaan inzien dat God machtiger is dan het beest en dat Hij alle aanbidding waard is. In plaats daarvan ‘lasteren’ de mensen de naam van God. Hoe kan dat? Het heeft alles te maken met indoctrinatie en hersenspoeling. De mensen hebben 3,5 jaar achtereen via alle media waarover zij beschikken, met de meest moderne communicatietechnieken ooit, waarbij waarschijnlijk zelfs rechtstreeks via een chip implantaat informatie werd overgedragen, niet anders gehoord dan wat het beest over God te zeggen had. En dat is niet veel soeps. Want het beest had ‘zeven koppen met daarop namen van lastering’ (Openbaring 13:1) en het ‘werd hem een mond gegeven die grote dingen en lasteringen sprak…’ (Openbaring 13:5). En er volgt: ‘En hij opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tabernakel en hen die in de heel wonen.’ (Openbaring 13:6).

Als de mensheid in de grote verdrukking niets dan lasterpraat over God heeft vernomen, dan is het geen wonder dat ze deze taal nog enige tijd blijven herhalen. Zij zijn als verkeerd opgevoede kinderen, die hun verkeerd woordgebruik moeten afleren. Veel daarvan is nu reeds zichtbaar. Praten de mensen niet alles na wat hun door de zogenaamde wetenschap en de massamedia wordt ingeprent? Het gedachtegoed van de mensheid is al langer dan een eeuw onderhevig aan een verschrikkelijk bederf door verwerpelijke theorieën over evolutie, waarin voor God geen plaats is.

Vlak voor de grote verdrukking brak er iets van een besef door van de grootheid van God, bij de enorme wereldbeving van het zesde zegel. Toen zeiden alle mensen van hoog tot laag tot de bergen en de rotsen: ‘Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit en voor de toorn van het Lam…’ (Openbaring 6:16,17). Maar van dat ontzag is na 3,5 jaar heerschappij door het beest onder directe regie van satan weinig meer over. In plaats van ontzag te hebben voor God, lasteren de mensen God.

Komt het dan nooit, het moment dat alle mensen zich gewonnen geven en God erkennen? Ja, dat moment komt. Alleen zal het nog enige tijd duren voordat hun gemoedsgesteldheid is veranderd. Bij de vierde schaal is het rijk van het beest nog bezig in te storten en mogelijk hebben mensen nog de valse hoop dat het tij zal keren ten gunste van het rijk. Enkele plagen verderop zal die valse hoop volledig de bodem zijn ingeslagen. Het wereldbeeld van allen ‘die op de aarde wonen’ zal een totale omwenteling ondergaan bij de terugkeer van Christus uit de hemel, het oordeel over het beest en de gevangenzetting van de duivel (Openbaring 19:11-20:3).

Het ogenblik komt, dat ‘elk schepsel dat in de hemel en op de aarde en onder de aarde en op de zee is, en al wat daarin is’ zal zeggen: ‘Hem die op de troon zit en het Lam, zij de lof en de eer en de heerlijkheid en de macht tot in alle eeuwigheid’ (Openbaring 5:13). God heeft Jezus een naam geschonken die boven alle naam is, ‘opdat in de naam van Jezus elke knie zich buigt van hen die in de hemel en die op de aarde en die onder de aarde zijn, en elke tong belijdt dat Jezus Christus Heer is, tot heerlijkheid van God de Vader.’ (Fil.2:10,11)

Voor hen die zich slaafs onderwierpen aan het beest en zijn rijk zal het ‘onder de aarde’ zijn, dat zij het Lam lof zullen toezwaaien en hun knie voor Hem zullen buigen. Dat is de consequentie van de eigen keuzes die zij in hun leven hebben gemaakt. Van Gods kant was dit absoluut niet nodig geweest want Hij wil dat alle mensen behouden worden en tot kennis van de waarheid komen’ (1 Timotheus 2:4).

- 26 juni 2022 -


Vers 10, 11

De troon verduisterd

‘En de vijfde goot zijn schaal uit op de troon van het beest, en zijn koninkrijk werd verduisterd; en zij kauwden hun tongen van pijn en lasterden de God van de hemel vanwege hun pijnen en vanwege hun zweren, en zij bekeerden zich niet van hun werken.’


(1) Wat wordt bedoeld met ‘de troon van het beest’?

(2) Wat wordt bedoeld met ‘de verduistering van zijn koninkrijk’?

(3) Wat is het verband tussen de verduistering van het koninkrijk van het beest en het ‘zij kauwden hun tongen van pijn’?

(4) Wat is de betekenis van de reactie van de mensen, die lijden onder de plaag van de vijfde schaal?

(5) Wat is de relatie tussen de plaag van de vijfde schaal en het vijfde zegel en de vijfde bazuin?


(1) Wat wordt bedoeld met ‘de troon van het beest’?

Het is uitermate belangrijk om te weten wat ‘de troon van het beest is’ teneinde de plaag van de vijfde schaal te begrijpen. Hier ligt ook een zeer belangrijke connectie met de profetieën van het Oude Testament, zoals we nog zullen zien. Om ‘de troon van het beest’ te begrijpen moeten we die stellen tegenover de troon van God Zelf. Want het is God, die door het beest wordt geïmiteerd. Drie en een half jaar presenteert het beest zichzelf als God en laat hij zich wereldwijd als God aanbidden. We mogen ervan uitgaan dat hij zijn best doet kenmerken van zijn macht aan God te ontlenen. Een belangrijk kenmerk is ‘de troon’. De troon van God in de hemel is zijn bestuurszetel van waaraf God alle dingen bepaalt, soms rechtstreeks maar vaak ook door bemiddeling van ‘de levende wezens’ in en rondom de troon (Openbaring 6:1, 3, 5, 7 en Openbaring 15:7) of door bemiddeling van engelen (Openbaring 8, 9 de bazuinen, Openbaring 15, 16 de schalen). Alles gaat uit van de troon, waar de boekrol werd gezien op de rechterhand van Hem die erop zat. Verder is sprake van een tempel in de hemel. Echter, die wordt pas genoemd in verbinding met het volk Israël. Aanvankelijk stond die tempel op aarde, temidden van het volk Israël en bestuurde God zijn volk volk vanuit de tempel en via zijn volk de hele wereld. Echter sinds zijn volk zich (1) heeft misgaan in afgoderij en (2) heeft misgaan in de verwerping van hun Messias, heeft God Zich teruggetrokken in zijn tempel in de hemel.

Voor de heerschappij van het beest is dat niet anders. Hij imiteert de troon van God, die verbonden is aan de tempel. De troon van het beest is opgesteld in de nabijheid van de tempel, waarschijnlijk in het enorme portaal, dat gebouwd was als entree voordat het heilige werd betreden. De troon van het beest staat niet in het heilige. Daarvan wordt gesteld dat het ‘gemeten’ en dus niet ‘verworpen’ moest worden (Openbaring 11:1). De voorhof en de heilige stad daarentegen werden niet gemeten en derhalve wel verwopen en zij zouden 42 maanden door de volken vertreden worden (Openbaring 11:2). Maar Paulus merkt op dat ‘de mens van de zonde, de zoon van het verderf’ gaat zitten in de tempel van God en zichzelf vertoont alsof hij God is. In de tempel maar niet in het heilige, betekent in het tempelportaal. We hebben dit reeds geconcludeerd in het kader van Openbaring 11 .

Omdat de connectie tussen God en zijn volk zo belangrijk is, wordt dit door het beest ook belangrijk geacht. Het laatste wereldrijk werkt zeer nauw samen met het afvallige Israël als ‘beest uit de zee’ en ‘beest uit de aarde’. De troon van het ‘beest uit de zee’ wordt derhalve voor een belangrijk deel verzorgd en georganiseerd door ‘het beest uit de aarde’. We lezen daarover het volgende in Openbaring 13. Allereerst lezen we: ‘En de draak gaf hem (het beest uit de zee) zijn macht en zijn troon en groot gezag’ (Op.13:2). En we lezen: ‘en hem werd gezag gegeven over elk geslacht en volk en taal en natie’ (Op13:7). Het is macht die ‘van boven komt’. Echter, niet rechtstreeks van God maar van de duivel, die met zijn engelen uit de hemel is geworpen door engelvorst Michaël en die drie en een half jaar 'tijd' krijgt (Openbaring 12:12).

Maar vervolgens lezen we van ‘het beest uit de aarde’: ‘En het oefent al het gezag van het eerste beest uit in diens tegenwoordigheid’. En vervolgens lezen we van (1) het beeld van het beest waaraan adem wordt gegeven en (2) dat eveneens moet worden aanbeden, net als het beest zelf en van (3) het merkteken van het beest dat iedereen, die nog iets wil kunnen, op de rechterhand of het voorhoofd moet laten zetten. Dit is te lezen als de manier waarop het beest uit de aarde het gezag van het beest uit de zee uitoefent. Het beest uit de zee is de politiek-militaire macht (wie kan er oorlog tegen voeren? - Op.13:4). Het beest uit de aarde is de economisch-technologische macht (niemand kan kopen of verkopen zonder het merkteken - Op.13:17). De tempel te Jeruzalem is het epicentrum van de troon van het beest. Daar zetelt de eigenlijke macht. De troon van het beest staat in het tempelportaal. Het beeld van het beest waaraan adem is gegeven staat eveneens in Jeruzalem. Dat is het centrale wereldwijde ‘AI-computersysteem’ waaraan iedereen middels het merkteken moest worden gekoppeld. Jeruzalem is zo ongeveer de meest centrale plek op aarde.

Over deze troon van het beest gaat het bij de plaag van de vijfde schaal. Het is een rechtstreeks oordeel over de wereldwijde afgoderij, dat mensen het beest en zijn beeld aanbidden en vallen voor menselijke kwaliteiten en technisch vernuft en verzuimen de enige waarachtige God, de Schepper en Onderhouder van hemel en aarde te aanbidden, die alleen alle aanbidding waard is. Vanwege de verschrikkingen van het oordeel, dat hier op het rijk van het beest afkomt, wordt de oprichting van de afgoderij in het tempelportaal op diverse plaatsen ‘de gruwel van de verwoesting’ genoemd (Daniël 9:27, 11:31, 12:11, Mattheus 24:25, Markus 13:14). De afgoderij heeft ‘tijd, tijden en een halve tijd’, 3,5 jaar geduurd en wordt daarna zwaar afgestraft met ‘verwoesting’. Dat gebeurt bij het gericht van de vijfde schaal. Er blijft niets over van de tempel, waarin het beest zijn regeringszetel had opgesteld. Er blijft niets over van het beeld van het beest, het wereldwijde systeem waaraan iedereen gekoppeld is, die deel uitmaakt van het wereldrijk.


(2) Wat wordt bedoeld met ‘de verduistering van zijn koninkrijk’?

Het wereldrijk wordt in het hart aangevallen met het uitgieten van de vijfde schaal op de troon. Het gevolg is een ‘verduistering van het koninkrijk van het beest’. We komen nu bij de manier waarop de verwoesting van de kern van het rijk zich concreet zal voltrekken. Om daarachter te komen moeten we terug naar de profeten van het Oude Testament. Er zijn diverse Bijbelteksten die zeer duidelijk spreken over het oordeel over Jeruzalem in de laatste dagen. Dat is het oordeel van de vijfde schaal.

Er is voor de vervulling van deze profetieën, de toekomstige belegering van Jeruzalem, geen enkel ander moment in het boek Openbaring aan te wijzen dan alleen de vijfde schaal. Voorafgaand aan de plagen van de zeven schalen is het rijk van het beest nog onaangetast. Dat betekent dat het nog niet door interne conflicten is aangetast en dat het over de gehele aarde nog 'vrede' is, zij het de vrede van een absurd zwaar onderdrukkende werelddictatuur, uitgeoefdend via een fijnmazig controlesysteem. Het rijk is wereldwijd en er zijn over de gehele wereld tot aan de zeven schalen dus geen conflicten. Direct aansluitend op de zeven schalen vindt de terugkeer van de Heer Jezus plaats, waarbij Hij alle legers vernietigt, die zich intussen in Israël hebben verzameld. Die verzameling van legers in Israël gebeurt bij de zesde schaal, zoals we nog zullen zien. Dan kan het niet anders of de vijfde schaal is de interne scheuring van het rijk middels een conflict in het Midden Oosten, waarbij Jeruzalem onder de voet wordt gelopen.

We noemen en bespreken hier zestien van de profetieën over de toekomstige val van Jeruzalem. Daarbij gaan we van elke profetie de betekenis na en kijken we of de profetie mogelijk reeds vervuld kan zijn bij eerdere oordelen over de heilige stad. Zo niet, dan wacht de profetie nog op een vervulling in de toekomst. Dat gebeurt dan onder het uitgieten van de vijfde schaal 'op de troon van het beest'.


(1) Jesaja 1:21 – 31

‘Hoe is de getrouwe veste tot een ontuchtige geworden...Daarom luidt het woord van de HEERE, de HEERE der heerscharen, de Machtige Israël: Wee, Ik zal wraak oefenen aan mijn tegenstanders en Ik wil Mij wreken op mijn vijanden; Ik wil mijn hand tegen u keren en Ik zal uw slakken als met loog uitzuiveren en uw looddelen verwijderen...maar er zal verplettering zijn van de overtreders…’

Het Jeruzalem dat afgoderij pleegt wordt voorgesteld als ontuchtige. De wraak van God geldt de ‘overtreders’ die met het beest uit de aarde en het beest uit de zee hebben samengewerkt. Het volk wordt voorgesteld als goud, dat moet worden gelouterd in vuur van verdrukking.

Is dit niet reeds vervuld in de tijd van Nebukadnezar (ca 600 voor Chr) of in de tijd van Titus (70 AD)? Nee, dat blijkt uit de context: ‘...uw rechters zal ik weer maken als weleer en uw raadsheren als in den beginnen. Daarna zal men u noemen: stad der gerechtigheid, getrouwe veste’ (Jesaja 1:26). Dat laatste is nog steeds toekomst.

(2) Jesaja 4:3,4

‘En het zal geschieden, dat wie overgebleven is in Sion, overgelaten in Jeruzalem, heilig zal heten – ieder die in Jeruzalem ten leven is opgeschreven, wanneer de HEERE het vuil der dochters van Sion zal hebben afgewassen en de bloedvlekken van Jeruzalem daaruit zal hebben weggespoeld door de Geest van gericht en van uitdelging’.

Jeruzalem wordt hier gezien nadat de oordelen van God eroverheen zijn gegaan (de plaag van de vijfde schaal) en alleen de getrouwen zijn overgebleven terwijl de goddelozen door het gericht zijn ‘weggespoeld’, voorgesteld als ‘vuil’ en ‘bloedvlekken’. Het vuil slaat op de afgoderij, de bloedvlekken op de wreedheid tegenover allen die niet meegingen in de afgoderij.

Is dit niet reeds vervuld in de tijd van Nebukadnezar (ca 600 voor Chr) of in de tijd van Titus (70 AD)? Nee, dat blijkt uit het ‘heilig heten’ van degenen die overbleven in Jeruzalem. Dat was bij de eerste en de tweede verwoesting van de stad bepaald niet het geval. Integendeel. Wat overbleef was ontrouw en ongehoorzaam gepeupel. Lees bijvoorbeeld Jeremia 24 en 44:15-30. Bij de toekomstige val van Jeruzalem zullen alleen de getrouwen in de stad overblijven en onderdeel gaan vormen in het Messiaanse vrederijk.

(3) Jesaja 5:25-30

‘Daarom is de toorn des HEEREN tegen zijn volk ontbrand en heeft Hij zijn hand daartegen uitgestrekt en slaat Hij het, zodat de bergen beven en de lijken midden op de straten liggen als vuilnis… de hoeven zijner paarden zijn als keisteen en zijn raderen als een wervelwind. Zijn gebrul is als dat van een leeuwin en het brult als jonge leeuwen; het gromt, grijpt buit en bergt die, zonder dat iemand redding brengt. Het zal te dien dage over hen heen bruisen als het bruisen der zee; aanschouwt men de aarde, zie er is benauwende duisternis, en het licht is verduisterd door de wolken.’

De lijken hopen zich op. Het oordeel van God laat geen afvallige Jood in leven. Het ‘zijn gebrul’ slaat op vijandige legers, die op Jeruzalem afstormen en de stad onder de voet lopen en alle rijkdommen als buit veroveren. Tevens zien we hier de melding van ‘duisternis’. Het rijk van het beest wordt letterlijk verduisterd.

Dit gedeelte zou in principe geheel vervuld kunnen zijn in de tijd van Nebukadnezar of van Titus. Maar wat sterk terugkomt bij een toekomstige vervulling, is de duisternis, waarin het land Israël zal worden gehuld. Het rijk van het beest zal verduisterd worden.

(4) Jesaja 8:14, 15

‘Dan zal Hij tot een heiligdom zijn en tot een steen waaraan men zich stoot, en tot een rotsblok, waarover men struikelt, voor de beide huizen van Israël, tot een klapnet en tot een valstrik voor de inwoners van Jeruzalem. En velen onder hen zullen struikelen en vallen, verpletterd, gestrikt en gevangen worden.’

Men moet Daniëls 70e en laatste jaarweek bezien in het licht van wat gebeurde na de 69e jaarweek, de Messias, die zich presenteerde aan zijn volk en die werd ‘uitgeroeid zonder dat er iets tegen Hem was’. De HEERE Zelf is de steen, waarover Israël valt (Mattheus 21:42), zodat ze in hun verblindheid de verkeerde aanzien voor de Christus en het beest volgen in zijn afgoderij, waarmee ze een verschrikkelijk oordeel over zichzelf afroepen.

Gezien de toepassing van ‘de steen des aanstoots’ op de Heer Jezus in Mattheus 21, zou het hier geheel en al kunnen gaan om de val van Jeruzalem in 70 AD. Echter, er zal een finale vervulling van dit vers plaatsvinden in de toekomst, bij het uitgieten van de vijfde schaal.

(5) Jesaja 10:22,23

‘Want al ware uw volk, o Israël, als het zand der zee, een rest daaronder zal zich bekeren; verdelging is vastbesloten overvloeiende van gerechtigheid. Ja een verdelging die vastbesloten is, voltrekt de HEERE, de HEERE der heerscharen in het midden van de ganse aarde.’

Het midden van de aarde is Jeruzalem. Daar voltrekt de HEERE een zeer zwaar oordeel waardoor velen zullen sterven en slechts enkelen behouden zullen blijven. De term ‘vastbesloten’ is een typische eindtijd-term en komt overeen met Daniël 9:27 – ‘wat vastbesloten is zal zich uitstorten over wat woest is’. Het oordeel van God over de afgoderij van het beest, met Jeruzalem als centrum, staat vast.

Ook dit gedeelte kan onmogelijk slaan op eerdere belegeringen van Jeruzalem. Want er volgt op: ‘Daarom, zo zegt de HEERE, de HEERE der heerscharen: vrees niet o mijn volk dat in Sion woont, voor de Assyriërs, wanneer zij u met de stok slaan…’ Bij beide belegeringen, waarbij de stad viel en zich 'vastbesloten verdelging voltrok' was geen Assyriër betrokken. Bij de belegering door Assyrië is de stad niet gevallen (Jesaja 36, 37). De eerste verwoesting van Sion gebeurde door de Babyloniërs onder Nebukadnezar. De tweede verwoesting van Sion gebeurde door de Romeinen onder Titus. De profetie van Jesaja 10 wordt pas in de toekomst vervuld, bij een derde verwoesting, namelijk bij de uitstorting van de vijfde schaal.

(6) Jesaja 17:12

‘Wee, een rumoer van vele volken, die rumoer maken als rumoerige zeeën, en een gebruis van natiën, die bruisen zoals geweldige wateren bruisen.’

De volken en legers die Israël overrompelen worden opnieuw voorgesteld als woeste wateren.

Ook deze profetie eindigt op een geheel andere wijze dan de eerdere belegeringen van Jeruzalem, toen de stad volledig verwoest werd. Deze derde verdelging eindigt als volgt: ‘Al maken de natiën een gedruis als het bruisen van machtige wateren, Hij bestraft het, en ze vluchten, ver weg; het wordt opgejaagd vóór de wind uit als kaf op de bergen, vóór de wervelwind uit als werveldistels. Tegen de tijd van de avond, zie, verschrikking! Voor de ochtend aanbreekt, is hij er niet meer. Dit is het deel van hen die ons beroven, het lot van hen die ons uitplunderen.’ (Jesja 17:13, 14)

Dit is het einde dat wordt beschreven in de profetieën over de eindtijd: de terugkeer van Jezus Christus, waarbij Hij korte metten maakt met alle legers die tegen Jeruzalem ten strijde trokken.


(7) Jesaja 28:14-22

‘Daarom, hoort het woord des Heren, gij spotters, heersers over dit volk in Jeruzalem. Omdat gij zegt: Wij hebben een verbond met de dood gesloten en met het dodenrijk een verdrag gemaakt; wanneer de voortstormende gesel doortrekt, zal hij ons niet bereiken, want wij hebben leugen tot onze schuilplaats gesteld en in bedrog ons verborgen – daarom, zo zegt de Here Here: Zie, Ik leg in Sion een steen ten grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen van een vaste grondslag; hij die gelooft, haast niet. En ik zal het recht tot meetsnoer maken en de gerechtigheid tot paslood; en de hagel zal de leugenschuilplaats wegvagen en het water zal de toevlucht wegspoelen. Dan zal uw verbond met de dood uitgewist worden en uw verdrag met het dodenrijk zal geen stand houden; wanneer de voortstormende gesel doortrekken zal, dan zult gij daardoor vertrapt worden. Zo dikwijls als hij zal doortrekken, zal hij u grijpen; want morgen aan morgen zal hij doortrekken, bij dag en bij nacht, en het verstaan van de openbaring zal louter verschrikking zijn. Want het bed zal te kort zijn om zich daarop uit te strekken en de deken te smal om zich daarin te wikkelen. Want de Here zal opstaan, zoals op de berg Perasim; Hij zal in beweging komen, zoals in het dal bij Gibeon, om zijn werk te doen – vreemd zal zijn werk zijn; en om zijn daad te verrichten – ongewoon zal zijn daad zijn. Nu dan, spot niet, opdat uw banden niet nog vaster worden; want van een verdelging – en zij is vast besloten – heb ik gehoord van de Here, de Here der heerscharen, over het gehele land.’

Het verbond met de dood is het verbond waarover Daniël 9:27 spreekt: ‘En hij zal het verbond met velen versterken, een week lang. En halverwege de week zal hij spijsoffer en brandoffer doen ophouden en op een vleugel van gruwelen zal hij verwoesting brengen en wat vastbesloten is, dat zal zich uitstorten over wat woest is.’ Het is het verbond dat vele landen rond de Middellandse Zee sluiten met de antichrist om zich te voegen bij zijn rijk en het oude Romeinse rijk te laten verrijzen.

We zien de eenwording van dat rijk door de afgelopen eeuw langzaam meer en meer gestalte krijgen. Twee wereldoorlogen sloten de delen boven de Middellandse Zee aaneen. De ‘war on terror’ doet dat met de delen bezuiden de Middellandse Zee. Straks is het weer één rijk, dat de gehele wereld onder zijn controle zal krijgen vanuit Jeruzalem. De term ‘dood en dodenrijk’ komt maar twee keer voor in de hele Bijbel. Hier en in Openbaring 6:8, de berijders van het vale paard. Dat laat zien dat de apocalyptische ruiters de machten zijn die bezig zijn het Romeinse rijk te laten verrijzen. Het beest uit de aarde is een zeer belangrijke partner in het verbond binnen het weder opgestane keizerrijk. Het draait om de keizer als afgod, wat een ultiem verraad is van Israël aan de ware Messias, Jezus van Nazareth. Het volk raakt het vreselijke dieptepunt, waartoe de uitspraak ‘wij hebben geen koning dan de keizer’ (Joh.19:16) uiteindelijk leidt. Daarom zal God deze samenwerking tussen Israël en het wereldrijk zeer zwaar straffen. Er zal een ‘voortstormende gesel’ zijn, een macht vanuit het Noorden, die Israël volledig zal verrassen en die een vreselijke verwoesting over het land zal brengen. Ook hier weer de term: ‘vastbesloten’: ‘...want een verdelging – en zij is vastbesloten – heb ik gehoord van de Here…’

Dit gedeelte kan onmogelijk gaan over eerdere belegeringen van Jeruzalem. Toen was namelijk geen sprake van een verbond ‘met de dood en met het dodenrijk’. Dit sluit direct aan bij het verbond waarover Daniël 9:27 spreekt, het verbond dat een toekomstige Romeinse vorst zal sluiten met ‘velen’ waaronder het volk Israël.

(8) Jesaja 29:1-4

Wee Vuurhaard, Vuurhaard, veste waar David zich legerde! Voegt jaar bij jaar, laat de feesten hun kringloop volbrengen; maar Ik zal de Vuurhaard benauwen, dan zal er gekreun en gesteun zijn, en het zal Mij als een vuurhaard zijn. Dan zal Ik Mij rondom tegen u legeren en u met wachtposten insluiten en schansen tegen u opwerpen. Dan zult gij diep uit de grond spreken en uw woord zal uit het stof gedempt opklinken; als van de geest van een dode zal uw stem uit de grond komen en uw woord zal uit het stof piepen.’

Hier gaat het om dezelfde totale aanval op Jeruzalem (vuurhaard – veste waar David zich legerde) vanuit het Noorden. Echter, hier wordt het voorgesteld vanuit het gezichtspunt van de gelovige Israëliet, die tot God smeekt en gered wordt.

Uit de context blijkt dat het hier niet gaat over beide eerdere belegeringen van Jeruzalem, die eindigden in verwoesting. Het vervolg (vs.5-8) gewaagt van een uiteindelijke verlossing van de stad en bij eerdere belegeringen werd de stad niet verlost.

(9) Daniël 9:27

'Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal hij verwoesting brengen, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.'

Dit is een belangrijk sleutelvers, dat de schaalgerichten koppelt aan de start van de zeventigste jaarweek. De start: het sluiten van een verbond tussen antichrist (die zich later ontpopt als het beest uit de zee) en ‘velen’, de landen die deelnemen, waaronder Israël. Het einde is de vijfde schaal, een totale verwoesting van het rijk van het beest vanwege de drie en een half jaar van gruwelijke en wereldwijde afgoderij, georganiseerd vanuit Israël.

(10) Daniël 11:36-41

‘En de koning zal doen wat hem goeddunkt… Ook op de god van zijn vaderen zal hij geen acht slaan...Maar in hun plaats zal hij de god der vestingen vereren...En hij zal optreden tegen de versterkte vestingen met de hulp van de vreemde god…. Maar in de eindtijd zal met hem de koning van het Zuiden in botsing komen, en de koning van het Noorden zal op deze aanstormen met wagens en ruiters en vele schepen; en hij zal de landen binnen vallen als een een overstroming steeds verder om zich heen grijpen. Ook het Sieraadland zal hij binnenvallen en velen zullen struikelen…’

Met ‘de koning’ wordt het beest uit de aarde bedoeld, de leider van Israël. Met ‘de god der vestingen’ wordt de Romeinse keizer bedoeld, de vertegenwoordiger van de Romeinse god Jupiter. Samen treden ze op tegen ‘de versterkte vestingen’ met name de tempel van God, die in Daniël 11:31 eveneens ‘een vesting’ wordt genoemd. De keizer gaat in de tempel zitten alsof hij God is (2 Thess.2). De offerdienst aan God wordt vervangen door afgoderij van het beest (Daniël 9:27). Het oordeel van God hierover is een plotselinge aanval vanuit het Noorden, waarbij Jeruzalem en de tempel volledig worden verwoest, en daarmee ‘de troon van het beest’. Het koninkrijk van het beest wordt verduisterd en ten slotte volledig vernietigd bij de terugkeer van Jezus Christus.

(11) Micha 5:11

‘Wel zijn nu vele volkeren tegen u vergaderd, die nu zeggen: zij worde ontwijdt en mogen onze ogen zich aan Sion verlustigen…’

Micha legt de nadruk op de ontknoping van de strijd, waarbij God zijn volk de overwinning geeft maar hier lees je kort de overleggingen van de vele volken die naar Jeruzalem zullen optrekken. De vele volken worden overigens pas in tweede instantie verzameld, onder het uitgieten van de zesde schaal, zoals we nog zullen zien.

De verzameling van ‘vele volken’ tegen Jeruzalem heeft niet plaatsgevonden bij eerdere belegeringen van de stad. Toen was het steeds één volk, eerst de Babyloniërs, daarna de Romeinen.

(12) Zacharia 12:2,3

‘Zie, Ik maak Jeruzalem tot een schaal der bedwelming voor alle volken in het rond; ja ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. Te dien dage zal Ik Jeruzalem maken tot een steen, die alle natiën moeten heffen; allen die hem heffen, zullen zich deerlijk verwonden. En alle volkeren der aarde zullen zich daarheen verzamelen.’

De aanval op Jeruzalem zal een aanleiding zijn voor alle volken om erheen op te trekken, zoals ook duidelijk blijkt uit Openbaring 16. We zullen dat nog zien.

Zacharia gaat nog verder dan Micha: niet ‘vele’ maar ‘alle volken’. De verzameling van ‘alle volken’ tegen Jeruzalem heeft niet plaatsgevonden bij eerdere belegeringen van de stad. Toen was het steeds één volk, eerst de Babyloniërs, daarna de Romeinen.

(13) Zacharia 13:8

‘In het hele land, luidt het woord des HEEREN, zullen twee derden uitgeroeid worden en de geest geven, maar een derde zal daarin overblijven. Ik zal dat derde deel in het vuur brengen en het louteren, zoals men zilver loutert. Ik zal het beproeven, zoals men goud beproeft. Het zal Mijn Naam aanroepen en Ík zal het verhoren. Ik zal zeggen: Dit is Mijn volk; en zij zullen zeggen: De HEERE is mijn God. ’.

Ook Jesaja 1:22 wordt Jeruzalem vergeleken met edelmetaal dat van onzuivere elementen moet worden gezuiverd.

En ook Jesaja 10:22 sprak reeds van een groot aantal dat zou sterven en een ‘rest’ die zou overblijven. Het grootste deel van het volk zal omkomen en een minderheid zal in leven blijven. Dat is weliswaar gebeurt bij eerdere belegeringen maar niet wat erop volgt in Zacharia 13, namelijk dat het restant van het volk zich tot de HEERE bekeert. Die reactie op belegering en uitroeiing wacht nog tot de eindtijd. Zie ook de opmerking onder (2).

(14) Zacharia 14:1-2

‘Zie, er komt een dag voor de Here, waarop de buit, op u behaald, binnen uw muren verdeeld zal worden. Dan zal Ik alle volken tegen Jeruzalem ten strijde vergaderen; de stad zal genomen worden, de huizen zullen worden geplunderd en de vrouwen geschonden. De helft van de stad zal wegtrekken in ballingschap, maar de rest van het volk zal in de stad niet uitgeroeid worden.’

Aanvankelijk ziet het er niet best uit voor Jeruzalem. Het oordeel van de vijfde schaal is zeer zwaar.

Bij eerdere belegeringen van de stad was geen sprake van ‘alle volken’. Voorts blijkt uit het vervolg dat het hier niet kan gaan om eerdere belegeringen: ‘Dan zal de HEERE uittrekken en tegen die heidenvolken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd. Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de ene helft van de berg naar het noorden zal wijken en de andere helft ervan naar het zuiden (Zacharia 14:3,4).

Dan zult u vluchten door het dal van Mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal reiken tot Azal. Ja, u zult vluchten, zoals u gevlucht bent voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U!’

(15) Zefanja 1:12-18

‘Het zal te dien tijde geschieden, dat Ik Jeruzalem met lampen zal doorzoeken; Ik zal bezoeking doen over de mannen die dik geworden zijn op hun droesem, en die bij zichzelf denken: De Here doet geen goed en Hij doet geen kwaad. Hun rijkdommen zullen zijn ter plundering en hun huizen ter verwoesting. Al bouwen zij huizen, zij zullen ze niet bewonen; al planten zij wijngaarden, zij zullen de wijn daarvan niet drinken. Nabij is de grote dag des Heren, nabij en hij nadert haastig. Hoort, de dag des Heren; bitter schreeuwt dan de held. Die dag is een dag van verbolgenheid, een dag van benauwdheid en van angst, een dag van vernieling en van vernietiging, een dag van duisternis en van donkerheid, een dag van wolken en van dikke duisternis, een dag van bazuingeschal en van krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. Dan zal Ik de mensen benauwen, zodat zij gaan als blinden, want zij hebben tegen de Here gezondigd, en hun bloed zal worden uitgestort als stof en hun ingewand als drek. Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden op de dag van de verbolgenheid des Heren. Door het vuur van zijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk einde zal Hij alle inwoners der aarde bereiden.’

Het centrum van het godsoordeel in de laatste dagen is Jeruzalem. Daar begint het oordeel. ‘Het bloed wordt uitgestort als stof en ingewanden als drek’ heeft te maken met de overrompeling van de stad door vijandige legers, die alles kort en klein slaan. Van Jeruzalem uit (de troon van het beest) verspreid de duisternis zich over het gehele wereldrijk. Het gaat om ‘alle inwoners van de aarde’ of in termen van Openbaring: ‘hen die op de aarde wonen’, die deel uitmaken van het wereldrijk van het beest en zich daar thuis in voelden. Het gaat hier absoluut niet over de ontelbaar grote menigte van Openbaring 7 en alle gelovigen uit Israël. Die worden namelijk behouden en gaan het vrederijk binnen zodra de oordelen over de aarde zijn gegaan.

Het element van het grote optreden van God op de dag des HEEREN is bij eerdere belegeringen van de stad niet in vervulling gegaan. Veel doet denken aan de schaalgerichten, ook ‘door het vuur van zijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden’, wat sterke overeenkomsten vertoont met de plaag van de vierde schaal, waarbij de mensen door de zon met vuur worden verbrand.

(16) Amos 8:9, 10

‘Te dien dage zal het geschieden, luidt het woord van de Here Here, dat Ik op de middag de zon zal doen schuilgaan en bij klaarlichte dag het land in het donker zal zetten. Dan zal Ik uw feesten in rouw verkeren, en al uw liederen in klaagzang. Dan zal Ik rouwgewaad brengen op alle heupen en kaalheid op elk hoofd. En Ik zal het maken als de rouw over een eniggeborene en het einde ervan als een bittere dag.’

De uitdrukking ‘te dien dage’ is kenmerkend voor eindtijd profetieën. Het schuilgaan van de zon is illustratief voor wat er gebeurt met het koninkrijk van het beest. De religie van het beest is in wezen de oude zonnecultus. Zowel de zon als zijn ‘vertegenwoordiger op aarde’, het beest, wordt verduisterd. Dit gebeurt na een enorme zonnevlam die velen verschroeide (vierde schaal).


Samenvattend

De verduistering van het koninkrijk van het beest start met de inval van legers uit het Noorden in Israël, waarbij zij doorstoten tot Jeruzalem en de stad volledig onder de voet lopen en alles vernielen op hun pad, ook de tempel en de technologische infrastructuur van het wereldrijk. In Jeruzalem bevinden zich de tempel en het beeld van het beest, de AI-robot waar de hele wereld op is aangesloten is. Zij vormden drie en een half jaar lang de ‘troon van het beest’.

Aanvankelijk hoorden de vijandige legers bij het rijk. Het ‘verbond’ dat ‘een week’ werd bekrachtigd, vertoont de allereerste grote scheur. Het zou kunnen gaan om Iran en Syrië, de Sjiitische landen, de oude aartsvijanden van Israël. Na de inval uit het Noorden begint het rijk van het beest te desintegreren. Het koninkrijk van het beest wordt verduisterd. (1) De interne verdeeldheid is begonnen en steeds meer landen willen zich afsplitsen. (2) Het fijnmazige elektrotechnische controlesysteem valt geheel of gedeeltelijk uit. De verduistering van het rijk van het beest wordt benadrukt door een verduistering van de zon, nadat die eerst veel sterker straalde en velen verbrandde (een zonnevlam).


(3) Wat is het verband tussen de verduistering van het koninkrijk van het beest en het ‘zij kauwden hun tongen van pijn’?

De mensen die zich onderwerpen aan het beest hebben vanwege het teken van het beest heel wat te doorstaan, en dat voor de mogelijkheid om 3,5 jaar lang nog te kunnen kopen en verkopen in het rijk van het beest:

(1) Aan het begin reageert hun lichaam zo heftig op de ‘schorpioensteek’ dat ze de dood zoeken. Deze pijniging duurt vijf maanden.

(2) Bij de plaag van de eerste schaal, na 3,5 jaar onder het rijk van het beest, verschijnen er kwaadaardige en boze zweren op hun lichaam.

(3) Bij de plaag van de vijfde schaal ‘kauwden zij hun tongen van pijn’… ‘vanwege hun pijnen en hun zweren’.

(4) Na de totale ondergang van het beest en de terugkeer van Jezus Christus worden zij ‘gepijnigd met vuur en zwavel’ ten aanschouwen van de heilige engelen en het Lam.

Kijken we naar (3) en (4) dan kunnen we daar het volgende over zeggen:

(3) Er lijkt verschil tussen ‘hun pijnen’ en ‘hun zweren’. Het woord voor ‘pijnen’ is ‘ponos’, wat allereerst betekent ‘heftig smachten’ of ‘enorm probleem’ en vervolgens ‘pijn’. We weten niet met zekerheid wat er met deze mensen gebeurt maar alle gegevens verbindend, zou het kunnen gaan om het ‘losgekoppeld’ zijn van het systeem, waarmee ze 3,5 jaar lang verbonden waren. Ze waren helemaal vergroeid met de elektrotechnische systemen en ineens slaat de centrale computer in Jeruzalem op tilt vanwege een inval uit het Noorden. Een totale wereldwijde ‘blackout’ is het gevolg. Het koninkrijk van het beest wordt verduisterd. Mensen die 3,5 jaar lang volledig afhankelijk zijn geweest van dit systeem, zijn plotseling volledig onthand. Reeds nu is het zo dat iemand die zijn mobiel kwijt is, een groot probleem heeft. Men kan zich voorstellen hoe groot de problemen zijn als grote groepen mensen, die enkele jaren in een soort ‘Metaverse’ hebben geleefd, worden teruggeworpen naar de Middeleeuwen. En dit nieuwe probleem wordt nog opgeteld bij de eerdere ‘ongemakken’ van de zweren en het totale gebrek aan water en de enorme hitte van de zon.

(4) Men zou zich kunnen afvragen of de waarschuwing van Openbaring 14 aan het adres van de wereldbevolking (4) wordt vervuld bij de eerste, de vierde en de vijfde schaal, dan wel of het een apart oordeel betreft. Kijkend naar het ‘gepijnigd’ worden en ‘met vuur’, zou het kunnen gaan om de eerste, de vierde en de vijfde schaal, de zweren, de enorme hitte van de zon en het enorme gemis van het centrale systeem. Echter, door de toevoeging van ‘en zwavel’ en het element ‘ten aanschouwen van de heilige engelen en het Lam’ rijst het sterke vermoeden dat het gaat om een aparte pijniging, die plaatsvindt na de terugkeer van Jezus Christus, het Lam. Op het moment van de plagen van de zeven schalen is het Lam nog steeds in de hemel. Pas bij zijn terugkeer is een pijniging ten aanschouwen van Hem en zijn heilige engelen mogelijk. Daarmee komt dit gedeelte exact overeen met wat we lezen in Mattheus 25. Allereerst, de terugkeer van Jezus op aarde: ‘Wanneer de Zoon des mensen komt in zijn heerlijkheid en alle engelen met Hem, dan zal Hij zitten op de troon van zijn heerlijkheid…’ (Mt.25:31) En ten tweede, het gepijnigd worden: ‘Dan zal Hij ook eggen tot hen die aan zijn linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, vervloekten, in het eeuwige vuur dat voor de duivel en zijn engelen is bereid…’ (Mt.25:41). Dat het bij dit laatste ‘eeuwige vuur’ wel gaat om ‘vuur en zwavel’ blijkt uit Openbaring 20:10.


(4) Wat is de betekenis van de reactie van de mensen, die lijden onder de plaag van de vijfde schaal?

De reactie van de mensen is als volgt; ‘... en lasterden de God van de hemel vanwege hun pijnen en vanwege hun zweren, en zij bekeerden zich niet van hun werken.’ Het is nog geen enorme aardbeving, zoals bij het zesde zegel. Het zijn persoonlijke ongemakken: zweren, gebrek aan drinkwater en ‘pijnen’, het enorme gemis van ‘internet’ waar alle leven intussen op was gebaseerd en dat wegviel door de val van Jeruzalem. De zonnebrand is intussen over en er valt duisternis over de aarde maar de last van brandwonden zal nog aanwezig zijn.

Bij dit alles ontbreekt nog iets ontzagwekkends, zoals de reeds genoemde wereldbeving. Mensen zetten daarom nog een grote mond op tegen God. Bij de vierde schaal gaven we aan dat de mensen 3,5 jaar niets anders over God dan lastering vernomen hebben via alle communicatiekanalen uit de mond van het beest. Dat slechte voorbeeld wordt voorlopig nog gevolgd.

Er zijn twee verschillen in de reacties van mensen tussen de vierde en de vijfde schaal. (1) Bij de vierde schaal volgde de opmerking: ‘zij lasterden de naam van God’. Hier is het: ‘zij lasterden de God van de hemel’. We zien hier een imitatie van het beest: ‘En hij opende zijn mond tot lasteringen tegen God, om zijn naam te lasteren en zijn tabernakel en hen die in de hemel wonen’. (Openbaring 13:6). Die twee elementen vinden we ook bij de lastering naar aanleiding van de schalen: Gods naam, de God van de hemel. Gods naam wordt gelasterd zodra de zon overmatige hitte begint uit te stralen. Dan dringt dus door dat niet de zon maar de Schepper van de zon alle macht heeft. Hij is de ultieme lichtbron. Tegen dat besef verzetten ze zich. De God van de hemel wordt gelasterd zodra alle licht op aarde uitvalt en de zon begint te verduisteren en er geen afleiding meer is van de ‘pijnen’ en de ‘zweren’. ‘Zij die op de aarde wonen’ kunnen het niet uitstaan dat ‘de hemelen regeren’.

(2) En er is nog een tweede verschil met de reactie bij de vierde schaal. Daar werd gesteld: ‘en zij bekeerden zich niet om Hem heerlijkheid te geven’. Dat correspondeert met de naam van God, die Licht is en in wie in het geheel geen duisternis is. Maar hoewel de mensen merken dat God de ultieme lichtbron is, aanbidden zij Hem daarin niet. Zij zitten volledig vast in het verkeerde denken van het beest met zijn lasteringen. Bij de vijfde schaal is het: ‘en zij bekeerden zich niet van hun werken’. Hoewel de maatschappij verduistert, het ‘Internet’ uitvalt en er nauwelijks nog handel en wandel mogelijk is, zijn de foute levenspatronen er dusdanig ingesleten bij de mensen, dat ze er, ondanks de opgeworpen hindernissen, nog steeds mee doorgaan.


(5) Wat is de relatie tussen de plaag van de vijfde schaal en het vijfde zegel en de vijfde bazuin?

De relatie met het vijfde zegel is dat hier de genadeslag wordt toegebracht aan het rijk van het beest, dat nog in opbouw was op het moment van het vijfde zegel. Een onderdeel van die opbouw was om allen die nog wezen op God en zijn woord rigoureus uit de weg te ruimen, door ze op te sluiten en ze te onthoofden (Openbaring 13:10, 20:4). De zielen van deze getrouwen worden bij het vijfde zegel onder het altaar gezien. Zij roepen op tot wraak over ‘hen die op de aarde wonen’. Die wraak was al deeld gekomen bij de eerdere schalen maar die wordt hier voltooid. Dat hier de genadeslag wordt toegebracht aan het rijk waarvoor de getrouwen werden opgeofferd, is het definitieve antwoord van hun roep om wraak. Het rijk van het beest is verduisterd. Het is ten dode opgeschreven vanwege de verwoesting van de troon, het centrum van de technologische infrastructuur.

De relatie met de vijfde bazuin is dat we daar de uitrol van de technologische infrastructuur zien plaatsvinden vanuit de ‘put van de afgrond’. Het gaat om demonische technologie die wordt toegediend middels ‘sprinkhanen’, agenten van het systeem van het beest. Mogelijk maken we met de gen-manipulatie die vanaf 2020 onder de valse vlag van vaccins wordt uitgerold, de eerste aanzet mee van wat in de zevenjarige eindtijd het merkteken van het beest zal worden. Het uitgieten van de de vijfde schaal betekent de totale beëindiging van het wereldwijde 'internet of bodies'. Wat bij de vijfde bazuin werd uitgerold, wordt bij de vijfde schaal opgerold.

- 4 juli 2022 -


Vers 12-16

De grote oorlog

‘En de zesde goot zijn schaal uit op de grote rivier de Eufraat, en zijn water droogde op, opdat de weg van de koningen die van de zonsopgang komen, bereid zou worden. En ik zag uit de mond van de draak en uit de mond van het beest en uit de mond van de valse profeet drie onreine geesten komen als kikkers; want het zijn geesten van demonen die tekenen doen en die uitgaan naar de koningen van het hele aardrijk om hen te verzamelen tot de oorlog van de grote dag van God de Almachtige.’


(1) Wie zijn de koningen die van de zonsopgang komen en wat is het verband met de zesde bazuin en met wat daar genoemd wordt over de Eufraat?

(2) Wie zijn de draak, het beest en de valse profeet en waarom treden zij hier in het bijzonder op?

(3) Wie zijn de drie onreine geesten, wat doen zij en welke parallellen zijn er met het Oude Testament?

(4) Wie zijn de koningen van het hele aardrijk?

(5) Wat is de oorlog van de grote dag van God de Almachtige?


(1) Wie zijn de koningen die van de zonsopgang komen en wat is het verband met de zesde bazuin en van wat daar genoemd wordt over de Eufraat?

De plagen van de schalen leiden de wereld gestaag naar het absolute hoogtepunt van de wereldgeschiedenis, namelijk dat het Lam, dat 2000 jaar daarvoor aan een kruis geslagen was, zich openbaart als de Leeuw van Juda, ja als God, de Almachtige. De eerste vier schalen hebben de samenleving volledig laten ontsporen en totaal laten vastlopen. Er is geen drinkwater en er zijn hevige lichamelijke pijnen vanwege zweren en zonnebrand. De vijfde schaal is een intern conflict van het wereldrijk, waarbij ‘het verbond met velen’ niet langer standhoudt. Mogelijk gebeurt dat omdat oude vijanden van Israël in het Noorden, vanwege de totale verzwakking van het wereldrijk, hun kans schoon zien om de macht in het Midden Oosten naar zich toe te trekken. Israël worden binnengevallen. Jeruzalem wordt onder de voet gelopen en de ‘troon van het beest’ wordt kort en klein geslagen, zodat het ‘licht’ van het internationale controlesysteem verduistert. Dit wordt door allen die hun plaats in het systeem gevonden hadden, als een enorm verlies ervaren. Daarom kauwen zij hun tongen van pijn omdat de lichamelijke kwalen het enige is dat hen nog rest. In deze wereldwijde setting van totale razernij en uitzichtloosheid wordt de zesde schaal geleegd op de Eufraat, die vervolgens opdroogt.

De Eufraat neemt in de Bijbel en in de wereldgeschiedenis een belangrijke plaats in. Het is de aloude scheiding tussen Oost en West. Oost en West werden met elkaar verbonden in het wereldomvattende rijk van het beest. Het herrezen vierde dier van Daniël met de tien horens, het Romeinse rijk, manifesteert zich in de laatste helft van de 70e jaarweek weer rond de Middellandse Zee en oefent wereldwijde invloed uit onder de bezielende leiding van ‘de elfde hoorn’, ‘het beest uit de zee’, de ‘antichrist’.

De Eufraat vormde ooit de grens van het Romeinse rijk en nam in de voorgaande drie rijken een centrale plaats in. De vier wereldrijken waren door God elk geplaatst onder een ‘engelvorst’. Maar deze engelvorsten leidden de volkeren slechts tot afgoderij. Zij vielen één voor één onder het oordeel van God, samen met hun rijken, die werden onttroond en veroverd door volgende rijken totdat het Christendom ten slotte een eind maakte aan vierde rijk, het heidense Rome. Het lijkt er sterk op dat de vier engelen, waarvan sprake is onder de zesde bazuin in Openbaring 9:14, de vier engelvorsten van de wereldrijken zijn, die alle vier tegelijk worden losgemaakt.

Wat volgt is een absoluut dieptepunt in het boek Openbaring. Een derde van de mensheid wordt gedood omdat zij zich niet onderwerpen aan het rijk van het beest. Er is sprake van ‘paarden’ met vuur, rook en zwavel uit hun monden en ‘schade’ in hun staarten. Het woord ‘schade’ betekent geen ‘dood’ maar ‘onrecht’ of ‘verminking’ of ‘bederf’. Het wordt ook toegediend middels de staarten van de sprinkhanen van de vijfde bazuin (Openbaring 9:4, 10). En men wil het ook toedienen aan de twee getuigen in Jeruzalem (Openbaring 11:5). Het vuur, de rook en de zwavel uit de monden van de paarden leidden tot de dood. Zo wordt een derde van de mensheid gedood. Mensen worden gedwongen zich via de ‘schade’ (merkteken van het beest) te onderwerpen of anders te worden gedood middels verbranding.

Het past allemaal bij de kleuren van de paarden en de harnassen, kleuren van de oude Romeinse legioenen (rood, zwavelkleurig en hyacint). Het past bij de zonnecultus van alle voorgaande rijken, die in verborgen vorm zelfs binnen het Rooms Katholicisme werd gevonden. Vandaar de verbranding van veroordeelden, zowel onder het oude Rome als in de RK Kerk. Deze holocaust is eveneens gepraktiseerd binnen de zonnecultus van Adolf Hitler (de Swastika is ook een beeld van de zon). Maar alles in de historie verbleekt bij de vreselijke holocaust van de laatste halve jaarweek van Daniël. De gedoden zijn ‘broeders’ van de martelaren onder het vijfde zegel (Openbaring 6:11) en ‘heiligen’ tegen wie het beest oorlog voert (Openbaring 13:7).

De koningen die van de zonsopgang komen, zijn alle machthebbers ten Oosten van de rivier de Eufraat, met name de grote rijken Inda, China, en alle landen daar omheen, Indonesië, Australië en Oceanië. Allemaal maken ze deel uit van het rijk van het beest, dat een soort erfgenaam is van de Verenigde Naties. Allemaal zijn ze drie en een half jaar lang loyaal geweest in het totalitaire wereldwijde regime van het beest en ze hebben daarin plaats genomen. ‘En hem werd gezag gegeven over elk geslacht en volk en taal en natie’ (Openbaring 13:7). Nu er problemen zijn zullen zij, om hun toekomst in het wereldwijde rijk veilig te stellen, mee moeten doen met het bereiken van een oplossing en dat is een totale mobilisatie van alle manschappen om de orde in het Midden Oosten te herstellen.

Het 'verbond' dat de antichrist reeds aan het begin van Daniëls laatste jaarweek sloot met 'velen' (Daniël 9:27), zou net als het bondgenootschap van de NAVO kunnen inhouden dat een aanval op één als een aanval op allen wordt beschouwd. Dan dienen 'allen' dus in actie te komen. Het is de manier waarop de machhebbers al langer dan een eeuw wereldwijde oorlogen organiseren. Organisaties als de NAVO komen uit de koker van de mensenmoordenaar van de beginne en zijn de opmaat naar het rijk van het beest. Kijken we naar de wereldwijde mobilisatie van legers in de laatste dagen, dan is de Eufraat bij deze troepenverplaatsing een barrière voor 'koningen' ten Oosten daarvan. Deze barriière is door de zesde schaal uit de weg geruimd. Het wegnemen van die barrière zou wel eens veel meer geestelijk dan fysiek kunnen zijn, zoals we nog zullen zien.

Samenvattend: De koningen van de zonsopgang zijn de troepenmachten ten Oosten van de Eufraat. Bij de zesde bazuin werden de vier engelen aan de Eufraat losgemaakt. Onder de heerschappij van satan brachten deze demonische machten de troepen ertoe om de wereldbevolking met militair geweld te onderwerpen aan de heerschappij van het beest. Daarbij werd een derde van de wereldbevolking uitgeroeid. Bij de zesde schaal ontstaat voor deze troepen de gelegenheid om op te trekken naar Israël, waar Gods oordeel op hen wacht. De zesde schaal is in haar uitwerking tegengesteld aan de zesde bazuin. De zesde bazuin gaf de troepen hun slagkracht. De zesde schaal ontneemt hen hun slagkracht, voorgoed.


(2) Wie zijn de draak, het beest en de valse profeet en waarom treden zij hier in het bijzonder op?

De draak is de duivel, die halverwege Daniëls 70e jaarweek, dus 3,5 jaar voordat de plagen van de schalen optreden, uit de hemel werd geworpen en toen reeds wist dat hij nog weinig tijd had. Die tijd is nu ten einde. Maar van een vrijwillige overgave is geen sprake. Dit zijn de laatste stuiptrekkingen van de draak. Het beest is de politiek leider in de wereld, waarvan de draak zich de laatste 3,5 jaar bedient, het beest uit de zee, de elfde horen van Daniël, de antichrist. Hij ontving van de draak alle macht over het aardrijk, dat zich wereldwijd uitstrekte. De valse profeet wordt eerder ‘het beest uit de aarde’ genoemd en is de leider van Israël, die de macht van de politieke wereldleider uitoefende door middel van het religieus en technologisch centrum van de wereld in Jeruzalem. Daarom was dat ‘de troon van het beest’. Het is voor het eerst dat ‘het beest uit de aarde’ een ‘valse profeet’ wordt genoemd. De reden dat hij 'valse profeet' wordt genoemd, is dat hij niet zelf aanbeden wil worden maar wijst op het beest als voorwerp van aanbidding. Hij wijst een valse Christus aan en is om die reden een valse profeet. Hij is het tegenbeeld van de ware profeet, Johannes de doper, die wees op de ware Christus, de Heer Jezus. Het beest uit de zee (de antichrist) en het beest uit de aarde (de valse profeet) zijn de twee exponenten van de korte tijd van wereldwijde misleiding, waarvan de Heer Jezus zei dat er valse christussen en valse profeten zouden opstaan. Er zijn er dus meerdere aan vooraf gegaan. Maar uit die poel van vervalsers zijn er uiteindelijk twee die de leiding over de wereld naar zich toe trekken: ‘de antichrist’ en ‘de valste profeet’.

De draak, het beest en de valse profeet treden hier op vanwege de gebeurtenis onder de vijfde schaal, waarbij de troon van het beest werd verduisterd. De vijfde schaal gaf een enorme scheur in de eenheid van het rijk. Het rijk is tegen zichzelf verdeeld en kan op deze manier geen stand houden. De draak, het beest en de valse profeet weten dat hun controle over de wereld hen door de vingers glipt. Zij proberen uit alle macht die controle opnieuw naar zich toe te trekken en mobiliseren derhalve zoveel mogelijk militaire macht op aarde.

De achterliggende motieven zijn ons niet geopenbaard maar we kunnen daar wel naar gissen. De draak zou zelf misleid kunnen zijn. Dit kan het moment zijn waarvan hij denkt dat hij alle mensen door een wereldwijd militair conflict kan ombrengen, zodat ook het ‘zaad van de vrouw’ vernietigd is. Dat is al 6000 jaar zijn grote doel: de gevaarlijke bondgenoot, de mens, die hij verleid had, uit de weg ruimen omdat daaruit zijn sterkere vijand zou voortkomen, die hem zou vernietigen. Daarom noemt de Heer Jezus hem 'mensenmoordenaar vanaf het begin' (Johannes 8:44). Het beest en de valse profeet laten zich in hun acties voortdurend leiden door de draak en denken aan niets anders dan het vasthouden van controle over de wereldmacht. Als ze die verliezen, zou het gepeupel wel eens achter hun aan kunnen gaan, een aloude angst van de elite die het volk misleidt.


(3) Wie zijn de drie onreine geesten, wat doen zij en welke parallellen zijn er met het Oude Testament?

Dit is een van de vreemdste gedeelten van de Bijbel, samen met Openbaring 9 over de sprinkhanen met de schorpioensteek. Echter, daar gaf de tekst nog behoorlijk wat uitleg vanwege het noemen van de koning van de sprinkhanen, de ‘engel van de afgrond’, Abbadon (verderf) of Appolyon (verderver). Daaruit was af te leiden dat het ging om de politieke agenten van het beest uit de zee, de ‘zoon van het verderf’ (2 Thess.2:3), die ‘uit de afgrond opstijgt’ (Openbaring 11:7, 17:8) en ‘ten verderve gaat’ (Openbaring 17:8). Maar hier ontbreekt dergelijke precieze uitleg. Het bijzondere is dat ook uit de mond van de draak een onreine geest komt omdat de draak zelf een geest is, de duivel, een gevallen engel. Maar dan staat er ook nog eens dat het ‘geesten zijn van demonen’. Demonen zijn eveneens boze geesten. Er staat derhalve dat van een boze geest (satan) een boze geest van een boze geest uitgaat. Het lijkt er sterk op dat we hier te maken hebben met een hiërarchie in de onzichtbare werkelijkheid, waar wij mensen ons nauwelijks een voorstelling van kunnen maken.

Dat er een hiërarchie is in de onzichtbare werkelijkheid weten we omdat er onderscheid is tussen verschillende soorten engelen. De Bijbel spreekt over ‘aartsengel’ Michaël (Judas:9), over ‘Gabriël’, die voor God staat (Lukas 1:19) en verder over cherubim (Ezechiël 28:14) en serafim (Jesaja 6:2). Voorts lezen we in Kolosse 1:16 ‘...in Hem zijn alle dingen geschapen, in de hemelen en op aarde, de zichtbare en de onzichtbare, hetzij tronen, hetzij heerschappijen, hetzij overheden, hetzij machten…’ Deze hemelse hiërarchie zou hier bedoeld kunnen zijn. De draak heeft direct onder zich een demon en die heeft weer een geest die hij uitzendt met een bepaalde boodschap. Het beest en de valse profeet zijn beide bezeten van een demon en deze demonen, die hen volledig in hun greep hebben, zenden onderhorige geesten uit ter misleiding van de mensheid. De demonen zelf kunnen het beest en de valse profeet niet verlaten want dat zou betekenen dat ze niet langer onder hun invloed staan. Derhalve zenden zij boodschappers uit waarover zij gezag hebben. Omdat geesten, die uitgaan ter misleiding, onderworpen zijn aan de meest verschrikkelijke demonen die maar denkbaar zijn, is sprake van ‘onreine geesten’. Daarom worden zij voorgesteld als kikkers. Kikkers houden zich namelijk op in vuil water of in een vuile omgeving van slijk en drek.

Er zijn op zijn minst twee parallellen met het Oude Testament. De eerste is het opdrogen van een rivier waardoor er doorheen getrokken kan worden. Eerder gebeurde dat met het volk Israël en wel twee keer. Bij de uittocht uit Egypte week de Rode Zee, zodat het volk, dat op de vlucht was voor Farao, er doorheen kon trekken naar de overkant (Exodus 14). Veertig jaar later, bij de intocht in het beloofde land, droogde de Jordaan op, zodat het volk er doorheen kon trekken en vervolgens het beloofde land in bezit kon gaan nemen, te beginnen met Jericho (Jozua 3).

De misleidende boodschap van de onreine geesten aan de ‘koningen’ van de mensheid, zou kunnen zijn dat het droogvallen van de Eufraat een teken is van hun god, de draak, dat zij met een gerust hart kunnen optrekken naar het Midden Oosten om daar de dissidente legers in de pan te hakken. Hun god, de duivel, is immers met hen. Hij heeft de Eufraat precies op het juiste moment drooggelegd, zo luidt de misleiding.

De tweede parallel met het Oude Testament is de leugengeest die kwam in de valse profeten waarmee koning Achab zich had omringd. We lezen daarover het volgende in 1 Koningen 22:19 ‘Verder zei Micha: Daarom, hoor het woord van de HEERE: Ik zag de HEERE op Zijn troon zitten, en heel het hemelse leger stond bij Hem, aan Zijn rechter- en aan Zijn linkerzijde. En de HEERE zei: Wie zal Achab misleiden, zodat hij zal optrekken en bij Ramoth in Gilead zal vallen in de strijd? De een nu zei dit, en de ander zei dat. Toen trad er een geest naar voren en ging voor het aangezicht van de HEERE staan. Hij zei: Ík zal hem misleiden. En de HEERE zei tegen hem: Waarmee? Hij zei: Ik zal eropuit gaan en een leugengeest zijn in de mond van al zijn profeten. En Hij zei: U mag misleiden, en u zult er ook toe in staat zijn. Vertrek en doe het zo. Welnu, zie, de HEERE heeft een leugengeest in de mond van al deze profeten van u gegeven, en de HEERE heeft onheil over u uitgesproken.’

Het gaat in geval van Achab om een identieke situatie, namelijk dat God wil dat leiders opstaan om de strijd aan te binden, zodat ze hun verdiende loon ontvangen en omkomen in de strijd. Daar ging het slechts om één enkele koning. Hier, in Openbaring 16, gaat het om alle koningen van het wereldwijde aardrijk. Mogelijk dat daarom sprake is van een hiërarchie in Openbaring 16 die in de geschiedenis van Achab ontbreekt.


(4) Wie zijn de koningen van het hele aardrijk?

Het antwoord op deze vraag lijkt voor de hand te liggen maar is toch lastiger dan men zou denken. De vraag is namelijk of wij weten wie de leiders in de wereld zijn. Voor het oog zijn het de regeringsleiders, die de macht hebben. De werkelijkheid is echter veel gecompliceerder. Achter de wereldleiders zit een machtsstructuur waarvan het gewone volk geen weet heeft. De gedachte dat het volk met een vierjaarlijkse stembusgang het regeringsbeleid op alle aspecten van de samenleving zou kunnen vastleggen, is een hersenschim. In werkelijkheid heeft het volk nauwelijks invloed en wordt beleid voornamelijk bepaald door belangengroepen en grote multinationals. Daarachter gaat de feitelijke macht in de wereld schuil. Die macht is door de loop van de geschiedenis veel meer centraal geweest dan de meeste burgers zich bewust zijn.

Daniël 2 en Daniël 7 wijzen beide op een tiendelige macht van het laatste, Romeinse, wereldrijk in het laatste der dagen. Het Romeinse rijk heeft tien uitlopers in de vorm van tien tenen van het beeld van Daniël 2 of tien hoorns van het vierde dier van Daniël 7. Welke families of vorstenhuizen deze macht belichamen weet niemand. Er wordt veel over gespeculeerd. Zijn het 13 satanische bloedlijnen? Is het de ‘black nobility’? Zijn het de tien vorstenhuizen van Europa? Zijn het de grote bankiersfamilies als de Rothschilds? Zijn het de oliebaronnen, zoals Rockefeller? Zijn het de geheime genootschappen zoald de vrijmeteselaars en de Jezuïeten? Met recht noemt men deze speculaties ‘conspiracy theorieën’. Alleen God weet waar de tien tenen of de tien horens zitten. Zij hebben zich verscholen achter de officiële bestuurders, die niet anders dan marionetten zijn van deze machthebbers.

Dat de feitelijke macht niet berust bij openlijke regeringen, is sinds enkele decennia geen ‘complottheorie’ meer. De politieke gebeurtenissen in de wereld worden vanaf de jaren ‘90 met GHW Bush in het witte huis maar zeker sinds 9/11 en de ‘war on terror’ door een onzichtbare hand achter de schermen gestuurd, waarbij het totaal niet meer uitmaakt op wat voor een type partij mensen stemmen. Elke nieuwe regering of die nu van linkse of rechtse signatuur is, progressief of conservatief, gaat snoeihard door met het van bovenaf opgedragen beleid. Het wereldwijd vrijwel identieke covidbeleid heeft opnieuw velen de ogen geopend voor de totaal gecontroleerde wereld waarin zij leven.

Door de laatste eeuw heen is steeds duidelijker geworden, dat een beperkt aantal organisaties enorme invloed heeft (CFR, Trilateral Commission, Bildergerg Club, Club van Rome, World Economic Forum, World Health Organisation, NAVO, Wereldbank, IMF, BIS), die allemaal zijn verbonden aan de Verenigde Naties. Dit internationale lichaam is in handen van particulieren en is een voorloper van de totalitaire wereldregering van de eindtijd, waarvan we hier het roemruchte einde onder de loep nemen. Het zijn deze ‘particulieren’ die op politiek en financieel gebied alle touwtjes in handen hebben, die als tien koningen achter de schermen regeren. Zij zullen ook regeren met het beest, na zich eerst te hebben ontdaan van een macht waar zij eeuwenlang door gekapitteld zijn, het Vaticaan. We zullen dit nog uitgebreid zien in het kader van Openbaring 17.

De tien machthebbers achter de schermen kwamen voort uit het oude Romeinse rijk en hebben via het bankwezen en hun politieke invloed alle andere koningen onder hun controle. Wanneer ergens een regeringsleider of koning uit de pas loopt, dan wordt die eenvoudig uit de weg geruimd. Vele regeringsleiders hebben dit reeds aan den lijve ondervonden. Denk aan JF Kennedy, Robbert Kennedy (stevende af op presidentschap), Ronald Reagan (die kon het wel navertellen en werd een gehoorzame jongen), Jitzack Rabin, Pim Fortuyn, drie Afrikaanse premiers, die weigerden mee te gaan in het Covid-beleid. De koningen van het aardrijk hebben allemaal geleerd de luisteren naar wat hen wordt opgedragen. Echter, wat nu van hen wordt verlangd ligt zover buiten het normale, dat er heel wat voor nodig is om ze allemaal zover te krijgen.

Als het gaat om de machten achter de schermen van deze wereld, dan spreekt de Bijbel over een complot. Niet tegen de zittende macht, want die is grotendeels al eeuwenlang onderhorig aan de geheime machthebbers. Niet tegen de mensheid, hoewel de mensheid het moet ontgelden omdat zij als een gevaar wordt beschouwd door de zittende macht en in wezen door de satan die deze mensen aantuurt. Nee, het complot is gericht tegen de HEERE en zijn Gezalfde, tegen ‘Hem die op de troon zit en het Lam’. Psalm 2 legt de motieven van machthebbers bloot: ‘

‘Waarom woeden de heidenvolken

en bedenken de volken wat zonder inhoud is?

De koningen van de aarde stellen zich op

en de vorsten spannen samen

tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde:

Laten wij Hun banden verscheuren

en Hun touwen van ons werpen!'

Het gaat om de aloude leugen van de slang in de hof: ‘u zult als God zijn, kennende goed en kwaad’. Deze machten willen los van God zelf bepalen wat goed is en wat kwaad. En deze zelf bedachte en gemaakte wetten, leggen zij vervolgens aan op de mensheid. Dat is de meest ernstige wetteloosheid die bestaat. Niet alleen wordt Gods scheppingsorde genegeerd maar vervolgens wordt de zelfgecreëerde orde oplegelegd aan de samenleving, die voor dat doel massaal misleid wordt door middel van massamedia, die allemaal in handen zijn van een kleine elite. Het is iets waar de maatschappij inmiddels totaal door is verziekt. Het einde van deze machthebbers wordt in Psalm 2 als volgt aangekondigd (vers 9):

'U zult hen verpletteren met een ijzeren scepter,

U zult hen in stukken slaan als aardewerk.'

De aanloop naar dat laatste wordt uiteengezet bij de zesde schaal van Openbaring 16


(5) Wat is de oorlog van de grote dag van God de Almachtige?

In één woord is het antwoord op deze vraag ‘Harmagedon’. Waar dat precies is zullen we nog bezien in het kader van een volgend vers. Het is de finale oorlog tussen God enerzijds en de mensheid, die de zijde van de duivel koos, anderzijds. Dat het de ‘oorlog van de grote dag van God de Almachtige’ wordt genoemd, geeft aan dat de uitslag van de oorlog reeds zeer lang vast staat. God gaat een einde maken aan 6000 jaar machtsmisbruik door de mens die de schepping was toevertrouwd maar die zich in het beheer daarvan volledig heeft laten leiden door de tegenstander van God en daarbij volledig verstrikt is geraakt in leugens en misleiding van deze tegenstander. Dat heeft zulke extreme vormen aangenomen, dat de mens God is gaan ontkennen en zelf de plaats van God is gaan innemen. Zien we dit in de moderne maatschappij van de 21e eeuw niet overal om ons heen? En om de mens te steunen in zijn ijdele hoogmoed wordt hij door satan via techniek uitgerust met tal van gadgets, die hem het idee geven alles naar zijn hand te kunnen zetten. Dat culmineert in het teken van het beest, waarbij de mens denkt zelfs onsterfelijkheid bemachtigd te hebben en door integratie met robots en computers de volgende stap op de evolutieladder te hebben gezet: transhumnamisme. Maar God rekent daar op een ontstellend vernietigende manier mee af in de oorlog tegen de mens die ten diepste een beest geworden is – volledig losgesneden van zijn Oorsprong.

Het is de oorlog van de ‘grote dag’ van God de Almachtige. De term ‘grote dag’ komen we nog enkele keren in de Bijbel tegen, in hetzelfde verband. De laatste keer is bij het angstgeroep van alle aardbewoners naar aanleiding van de wereldbeving onder het zesde zegel. Het Lam laat voor het eerst zijn tanden zien en de mensheid vlucht in holen en rotsen van de bergen en roept: ‘Verberg ons...want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?’ Echter, op dat moment komt die toorn nog niet. Deze wereldbeving van het zesde zegel vindt plaats in de eerste helft van Daniëls laatste jaarweek. Maar men weet dus dat die toorn eraan zit te komen en men verbergt zich. Als er niets zou veranderen in de wereld, dan zou de oorlog van de grote dag van de Almachtige God nooit komen. De mensheid is immers veel te bang voor God om het tegen Hem op te nemen.

In de tweede helft van Daniëls laatste jaarweek komt in die angstvallige houding van de mensheid een radicale verandering. Dat heeft te maken met occulte krachten die vrij komen: (1) Satan die als draak of ster uit de hemel wordt geworpen en tekeer gaat op aarde; (2) De put van de afgrond met de invloed van gevallen engelen van voor de zondvloed, leidend tot politieke tirannie van het beest, ‘de engel van de afgrond’, de ‘koning van de sprinkhanen’; (3) De vier engelen bij de Eufraat, de vier engelvorsten van de wereldrijken veroorzaken een militair schrikbewind op aarde, waarbij 1/3 van de mensheid sterft. Dat geeft de mensheid de indruk dat er machten zijn opgestaan waar zelfs God niet tegenop kan. ‘Wie is aan het beest gelijk en wie kan er oorlog tegen voeren?’, zo vraagt de mensheid zich af. Het beest onderstreept dat nog eens door 3,5 jaar lang lasteringen uit te spreken tegen de Allerhoogste’; (4) De drie onreine geesten die als kikkers uitgaan om de koningen van de aarde te misleiden en te verzamelen tot ‘de oorlog van de grote dag van de almachtige God’.

‘Wie is aan het beest gelijk en wie kan er oorlog tegen voeren?’ Wel, de almachtige God zal op zijn grote dag laten zien hoe ‘groot en machtig’ het beest eigenlijk is, door hem en al zijn legers volledig te verpletteren en hem te onderwerpen aan een eeuwig oordeel in de hel.

De allereerste keer dat in de Bijbel sprake is van ‘de grote dag’ van God is Zefanja 1:14-18. De verzen spreken voor zich:

'De grote dag van de HEERE is nabij;

hij is nabij en nadert zeer snel.

Hoor, de dag van de HEERE!

De held zal daar bitter schreeuwen!

Een dag van verbolgenheid is die dag,

een dag van benauwdheid en angst,

een dag van verwoesting en vernietiging,

een dag van wolken en donkerheid,

een dag van donkere wolken,

een dag van bazuingeschal en krijgsgeschreeuw

tegen de versterkte steden

en tegen de hoge hoektorens.

Ik zal de mensen benauwen,

zodat zij zullen gaan als de blinden,

want zij hebben tegen de HEERE gezondigd.

Hun bloed zal uitgegoten worden als stof

en hun lichaam als uitwerpselen.

Ook hun zilver, ook hun goud zal hen niet kunnen redden

op de dag van de verbolgenheid van de HEERE.

Door het vuur van Zijn naijver zal heel dit land verteerd worden,

want Hij zal zeker en spoedig een vernietigend einde maken aan alle inwoners van het land.'


Het is duidelijk een grote dag van oorlog ‘tegen alle inwoners van het land (of van de aarde)'. Let wel, het gaat hier niet om de volledige mensheid. We weten uit Openbaring 7 en 12 dat een groot aantal Israëlieten en een ontelbaar grote schare behouden zullen worden. Dit sluit ook aan bij de profetie van de schapen en de bokken in Mattheus 25. Het gaat hier om ‘hen die op de aarde wonen’, de mensen die zich hebben onderworpen aan het rijk van het beest en daarmee uitdrukkelijk hebben gekozen voor Gods tegenstander.

- 13 Juli 2022 -


Vers 15

Als een dief

‘Zie, Ik kom als een dief. Gelukkig hij die waakt en zijn kleren bewaart, opdat hij niet naakt wandelt en men zijn schaamte niet ziet.’


(1) Waarom vergelijkt de Heer Zichzelf met een dief?

(2) Wat wordt bedoeld met het ‘waken’ en ‘bewaren van zijn kleren’?


(1) Waarom vergelijkt de Heer Zichzelf met een dief?

De beeldspraak van de dief wordt door de Heer ook gebruikt in de Olijfbergrede over de eindtijd: ‘Waakt dan, want u weet niet op welke dag uw Heer komt. Weet echter dit, dat als de heer des huizes had geweten in welke nachtwaak de dief kwam, hij zou hebben gewaakt en niet hebben toegelaten dat in zijn huis werd ingebroken. Daarom weest ook u gereed, want op een uur dat u het niet vermoedt, komt de Zoon des mensen’ (Mattheus 24:42-44).

Ook hier vinden we de combinatie tussen ‘dief’ en ‘waken’. Het gaat hier alleen om het element van de onverwachtheid van zijn komst en niet om het voorkomen van de gevolgen ervan. Immers, wie zou door te waken de totale machtsovername van Christus over de wereld kunnen tegenhouden?

Uit de context blijkt dat het hier gaat om zijn komst in grote kracht en heerlijkheid, voorafgegaan door een grote verdrukking en een korte periode van het ‘wankelen van de krachten van de hemelen’. ‘Van die dag en dat uur weet echter niemand’, zegt de Heer Jezus.

Op grond van gebeurtenissen kan het lijken dat de komst van de Heer al zeer dicht is genaderd. Maar wij kennen de exacte ontvouwing van de profetieën over de toekomst niet. Die zijn een ‘verborgenheid’. Met name die allerlaatste fase, vlak voor zijn komst, zal pas openbaar worden in de gebeurtenissen zelf. Pas bij het blazen van de zevende bazuin wordt geleidelijk duidelijk hoe naadloos de geschiedenis aansluit op het profetisch woord: ‘dan zal de verborgenheid voleindigd worden, zoals Hij aan zijn slaven, de profeten, heeft verkondigd’. Of, zoals in onze spreektaal: ‘De tijd zal het leren’.

Als dag en uur onbekend zijn in verband met een periode, waarover zulke duidelijke profetische tijdlijnen zijn gegeven (de 70e jaarweek, tijd, tijden en een halve tijd, 42 maanden, 1260 dagen), hoeveel te meer geldt dit in onze dagen, waarin wij wachten op de opname van de gemeente die voorafgaat aan deze tijdlijnen. Weliswaar zien wij de grove contouren van de eindtijd naderen maar we weten niet hoeveel tijd nog resteert tot die 70e en laatste jaarweek van Daniël. Vele voorzeggingen over een exacte dag of periode zijn reeds gesneuveld. De veertigjarige generatie-berekening, gebaseerd op de stichting van een Joodse staat in 1948 (1948 + 40 – 7 = 1981), is onjuist gebleken en intussen is ook van de tachtigjarige generatie-berekening weinig over (1948 + 40 – 7 = 2021). Geprezen zij de Heer voor de kracht van zijn woorden. Hemel en aarde zullen voorbijgaan maar zijn woorden zullen geenszins voorbijgaan, ook dit woord niet: ‘U weet de dag noch het uur’. Amen, kom Heer Jezus.

Een tweede tekst met ‘dief’ is: 1 Thess.5:4,5: ‘Maar u, broeders, bent niet in de duisternis, zodat die dag u als een dief zou overvallen; want u bent allen zonen van het licht en zonen van de dag. Wij zijn niet van de nacht of van de duisternis. Laten wij dus niet slapen, zoals de overigen, maar laten wij waken en nuchter zijn...terwijl wij het borstharnas van het geloof en de liefde aangedaan hebben en als helm de hoop van de behoudenis…’

Ook hier wordt de gedachte aan de dief verbonden aan het waken en aan het gekleed zijn. Gekleed met een borstharnas en met een helm (geloof, hoop en liefde). Degenen die waken, weten dat de Heer komt. Aan de tekenen der tijden zien zij dat de tijd van zijn komst nadert. Zij brengen hun gedrag (kleren) in overeenstemming met de hoop op zijn komst. Ook het element van ongewenstheid wordt door Paulus aan de komst van de Heer verbonden: ‘dat die dag u als een dief zou overvallen’. Voor hen die geloven, is de komst van de Heer Jezus een gebedsverhoring. Maar voor de overigen komt Hij als een dief. Hij neemt namelijk de wereld weg, waarin zij hun bestaan hadden opgebouwd.

Dat de onverwachtheid en ongewenstheid van zijn komst afhankelijk zijn van het ‘waken’ van de gelovigen, is een gedachte die we ook vinden in Openbaring 3:3, in de waarschuwing aan Sardis: ‘Als u dan niet waakt, zal Ik komen als een dief, en u zult geenszins weten op wat voor uur Ik tot u zal komen.’ Hieraan wordt door sommige uitleggers de gedacht verbonden dat we zouden kunnen weten op welk uur de Heer komt. ‘U weet de dag noch het uur’ is daarmee in tegenspraak. Dat lossen zij op door te beweren dat dit alleen gold in de begintijd van de gemeente. Maar nu de komst van de Heer zeer nabij is, kunnen we wel te weten komen wat het uur is waarop de Heer komt. Immers, zo wordt beweerd, ‘als u niet waakt, zal Ik komen als een dief en zult u het uur van de komst niet weten’. Waken we echter wel, dan weten we dus wel het uur van zijn komst, is de conclusie die men hieruit trekt. Deze uitleg gaat echter voorbij aan de Griekse grondtekst. Daar staat namelijk niet ‘welk uur’ (als precieze tijdsaanduiding) maar ‘poios’, ‘wat voor soort uur’ (als algehele schets van de omstandigheden waaronder de Heer terugkeert).

Het zijn de ‘tekenen der tijden’, die zijn komst als nabij aankondigen. Een exacte berekening van de dag of het uur kan echter onmogelijk worden gemaakt. Die uitspraak van de Heer geldt vandaag nog net zo als in de begintijd. ‘Hemel en aarde zullen voorbijgaan maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.’ Dat geldt ook voor het woord dat christenen niet weten wanneer hun Heer terugkomt. Juist daarom moeten ze voortdurend waakzaam zijn ‘want u weet niet wanneer uw Heer komt’. Maar ze kennen wel de tekenen waaronder Hij zal komen. Het letten op die tekenen is onderdeel van hun waakzaamheid. Als we de wereld om ons heen waarnemen in het licht van de profetieën, dan kan zijn komst niet lang meer op zich laten wachten. Alles staat op scherp voor de vervulling van het profetisch woord.

Mooi is dat ook het ‘bekleed zijn’ in de waarschuwingen aan Sardis is opgenomen. ‘Wie overwint, zal bekleed worden met witte kleren…’ Het waken staat in nauw verband met de uiteindelijke bekleding. Want zij die waken, vertonen bij de komst van de Heer het juiste gedrag. Zij zien verlangend naar Hem uit, hebben hun harten gevuld met Hem en dienen Hem waar ze maar kunnen.

Of de Heer als een dief komt, is voor de gelovigen voorwaardelijk. Als ze Hem verwachten, komt Hij niet als dief, ook al weten ze de dag en het uur niet precies. Ze zijn er elke dag klaar voor Hem tegemoet te gaan. Maar als ze niet waken, dan worden ze door zijn komt overrompeld, net zoals een heer des huizes door een dief. Zijn komst als dief betekent een te grote gehechtheid aan deze wereld en de dingen van dit leven. Die los te laten en volledig te hopen op Hem is onderdeel van het waken.

Voor de wereld komt de Heer per definitie als dief omdat de wereld Hem totaal niet verwacht. De wereld houdt op geen enkele manier rekening met God en met de Heer Jezus. Twee teksten die zijn komst zo belichten zijn onze tekst, hier, in Openbaring 16, waar de Heer Jezus onvoorwaardelijk zegt; “Ik kom als een dief.’

Een andere tekst, die Hem onvoorwaardelijk als ‘dief’ afschildert is 2 Petrus 3:10: ‘Maar de dag van de Heer zal komen als een dief, waarop de hemelen met gedruis zullen voorbijgaan en de elementen branden vergaan en de aarde en de werken daarop zullen gevonden worden.’

De voorstelling van God, die komt als dief, is enerzijds vreemd en anderzijds begrijpelijk. Vreemd is het element van het wederrechtelijk wegnemen van andermans bezit. In die zin klopt de vergelijking niet want God is Schepper van hemel en aarde en als zodanig Eigenaar. ‘Van Mij is het zilver en van Mij is het goud’ (Haggaï 2:9). En David zegt bij de gaven voor de tempel: ‘Wie toch ben ik, en wat is mijn volk, dat wij in staat zouden zijn zulke vrijwillige gaven te schenken? Want het komt alles van U en wij geven het U uit uw hand (1 Kronieken 29:14). ‘Mij behoort de wereld en haar volheid’, zegt God in Psalm 50:12. Bovendien heeft Christus de mensen, die door hun ongehoorzaamheid in de macht van satan gekomen waren, gekocht met zijn bloed. Door aan God te betalen voor hun zonden, is de macht van satan gebroken. Hem is gegeven alle macht in de hemel en op aarde. De tijd nadert dat de vorst van deze wereld, de satan, wordt uitgeworpen (Johannes 12:31). Er is derhalve geen sprake van een wederrechtelijk optreden bij de komst van de Heer Jezus. Het Lam is waardig de boekrol te nemen en de zegels te openen. In het openen van die zegels vindt de eigendomsoverdracht plaats van alle dingen in de macht van het Lam.

De reden waarop de komst van de Heer nochtans wordt voorgesteld als een dief, is de onverwachtheid en de ongewenstheid ervan voor degenen die Hem niet toebehoren. Het zijn de mensen die op de aarde wonen en die het daar prima naar hun zin hebben. Na 3,5 jaar grote verdrukking is ‘de wereld’ gewend geraakt aan de dictatuur van het beest. Veel mensen hebben hun plek gevonden in het ‘nieuwe normaal’ van het volledig gecontroleerd worden en gekoppeld zijn aan het wereldwijde computersysteem. Voor deze mensen komt Jezus als een dief – onverwacht en ongewenst.


(2) Wat wordt bedoeld met het ‘waken’ en ‘bewaren van zijn kleren’?

Na de plagen van de eerste vijf schalen is er van het prachtige leven in het rijk van het beest al weinig meer over. De lol is eraf. Het is afgelopen. In deze setting klinkt hier nog een laatste oproep van God. Het is een oproep die, vreemd genoeg, begint met ‘gelukkig’. Te midden van de grootst mogelijke ellende die deze planeet ooit heeft gezien, klinkt een zaligspreking. Het is de derde zaligspreking in het boek Openbaring. In totaal telt het boek er 7, een volheid.

De eerste: ‘gelukkig hij die leest…’ (Openbaring 1:3). De tweede: ‘gelukkig zijn de doden die in de Heer sterven van nu aan…’ (Openbaring 14:13). En hier, de derde: ‘gelukkig Gelukkig hij die waakt en zijn kleren bewaart’. We zagen reeds dat de combinatie tussen waken en kleding vaker voorkomt. In de evangeliën: ‘Laten uw lendenen omgord zijn en uw lampen brandende. En u, weest gelijk aan mensen, die op hun heer wachten…’ (Lukas 12:35, 36). Een gordel om het middel maakte het mogelijk om het kleed hoger op te trekken en haastig weg te rennen. De overwinnaars van Sardis, die zouden hebben gewaakt, zouden met de Heer wandelen in witte kleren (Openbaring 3:3,5). In 1 Thess.5 gaat de waakzaamheid gepaard met het bekleed zijn met het borstharnas van geloof en liefde en de helm van de behoudenis. In Openbaring gaat het steeds om witte kleden, wit rein fijn linnen. Dat zijn de rechtvaardige daden van de heiligen (Openbaring 19:8).

Alvorens God de mens zijn gerechtigheid toerekent op grond van geloof in Jezus Christus, zijn menselijke gerechtigheden als een ‘bezoedeld kleed’. (Jesaja 64:6). Na rechtvaardiging door geloof ziet God de goede werken, die door Hem gewerkt zijn als gerechtigheden van de mens (Efeze 2:10). Zo klinkt zelfs hier, in de korte tijd na de grote verdrukking en vlak voor de komst van Christus, de evangelieboodschap. Omdat Hij staat te komen, is het een evangelie dat geheel in het teken staat van zijn komst. Er klinkt ‘gelukkig’. Er is hoop. Hoop waarop? ‘...opdat hij niet naakt wandelt en men zijn schaamte niet ziet’.

Vreemde beeldspraak. Schaamte door naaktheid verbindt de situatie van de eindtijd rechtstreeks met de zondeval. God bekleedde Adam en Eva direct nadat ze ongehoorzaam waren geweest en merkten dat ze naakt waren. De schorten van vijgenbladeren die ze zelf hadden gemaakt, waren van geen nut. Er moest een dier worden geslacht. Het is het Lam van God, dat centraal staat in Openbaring, dat als enige de kleding kan geven waardoor men niet naakt wandelt en de schaamte bedekt is. Het gaat hier echter om mensen die kleding reeds hebben: ‘gelukkig hij die zijn kleren bewaart’. Het is daarmee een oproep aan de getrouwen, om in deze zeer zware tijd van grote oordelen te volharden in het geloof. ‘Wie volharden zal tot het einde, die zal behouden worden’ (Mattheus 24:13). Zij die op de aarde wonen, die niet geschreven staan in het boek van het Lam, hebben niet de geringste intentie om zich ooit aan het Lam over te geven. Integendeel. Zij staan hier op het punt met het Lam te gaan strijden. Toch is het een zeer algemene oproep, alsof God zelfs nu niemand bij voorbaat uitsluit. Daarmee lijkt deze oproep op die in Psalm 2, aan de koningen der aarde. Dat zijn de koningen die samenspannen tegen de HEERE en zijn gezalfde, de koningen, die hier worden verzameld voor de grote dag van de oorlog van God de Almachtige:

‘Nu dan, koningen, handel verstandig

Laat u onderwijzen, rechters van de aarde.

Dien de HEERE met vreze,

verheug u met huiver.

Kus de Zoon, opdat Hij niet toornig wordt en u onderweg omkomt,

wanneer Zijn toorn slechts even ontbrandt.

Maar een groot deel van de mensheid is te ver heen, om de Zoon nog te kussen. Zij wetten hun zwaarden tegen de Zoon. Hun naaktheid zal gezien worden in hun totale ondergang tegenover de enorme macht van God. Bovendien komt hun ongerechtigheid aan het licht tegenover Gods heiligheid. In de hof verkeerde het ‘als God zijn, kennende goed en kwaad’ in schaamte. In de eindtijd is het niet anders. De schaamte is de hoogmoed die ten val komt.

- 21 juli 2022 -


Vers 16

Harmagedon

‘En Hij verzamelde hen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet.’


(1) Wie verzamelt de wie op de plaats Harmagedon?

(2) Waar bevindt zich Harmagedon?

***Ruwe versie***

(1) Wie verzamelt wie op de plaats Harmagedon?

De gedeelten in de Bijbel over Harmagedon leren ons hoe complex de geestelijke werkelijkheid achter de geschiedenis is. De geschiedenis is niet een opeenvolging van toevallige gebeurtenissen. Het zijn geestelijke krachten die de geschiedenis in een gelaagde hiërarchie aansturen. boven deze hiërarchie staat God. Hij is geen onderdeel van de hiërarchie maar brengt als Schepper in zijn oneindige wijsheid en kennis die geschiedenis voort. Maar binnen die geschiedenis heeft hij aan diverse lagen van schepselen een eigen verantwoordelijkheid gegeven, waarbinnen zij zelf in volledige vrijheid hun beslissingen nemen. Uiteindelijk is God degene die de dingen zo stuurt dat hetgeen gebeurt wat Hij heeft bepaald, ondanks de vrije wil van alle schepselen in al die lagen onder Hem. Het is satan die aan de top staat van de hiërarchische piramide van de aarde. Dat is zo tot het moment dat Jezus hem onttroont en hij voor duizend jaar gebonden wordt.

Het is de mens die aan satan die plaats aan de wereldtop heeft gegeven, door hem te geloven en zich aan hem toe te vertrouwen. Dat gebeurde voor het eerst met de zondeval maar heeft zich daarna ontelbaar vele malen van hoog tot laag herhaald. De satan is een misleider van de eerste orde en de mens laat zich voortdurend misleiden. De grootste misleiding in de geschiedenis wacht nog op haar ontknoping in de laatste jaarweek van Daniël. Openbaring 16 laat in de plagen van de schalen zien waar het uiteindelijk in uitmondt: Harmagedon. Vreemd genoeg doet de duivel, op grond van zijn eigen motieven en overwegingen, nu juist datgene wat door God is bepaald dat zou gebeuren. Het ‘en Hij verzamelde hen…’ slaat allereerst op God. Want God brengt vanuit zijn oneindige almacht en wijsheid de eeuwen voort. Laten we kijken naar de gelaagdheid van machten die naar deze ontknoping toewerken:

1. Direct onder God bevindt zich ‘de engel die macht heeft over het vuur’ (Openbaring 14:18). Deze engel staat in direct verband met het altaar, waar hij ‘uit komt’. Hij geeft bevel aan de engel onder hem, de tweede laag.

2. Onder de engel met macht over het vuur staat ‘een andere engel’ die uit de hemelse tempel komt en die een scherpe sikkel heeft. Hij ontvangt het bevel van de engel boven hem om zijn scherpe sikkel te zenden en de trossen van de wijnstok van de aarde te oogsten. Hij slaat vervolgens zijn sikkel en oogst van de wijnstok van de aarde en werpt het in de ‘grote wijnpersbak van de grimmigheid van God’. Vervolgens komt er bloed uit de wijnpersbak tot aan de tomen van de paarden, 1600 stadiën ver.

3. Bij de ‘scherpe sikkel’ zijn we op het niveau van de aarde gekomen. Het gaat immers om ‘de wijnstok van de aarde’. Hier treedt de satan op in de hiërarchie omdat hij aan de wereldtop staat. Hij is, samen met zijn kornuiten, de ‘scherpe sikkel. Ten diepste is hier sprake van de ‘tong’. De tong kan scherp zijn als een mes. ‘Er zijn er wier gepraat werkt als dolksteken’, lezen we in Spreuken 12:18. David spreekt over mensen met een ‘tong als een scherp zwaard’ (Psalm 57:5) en mensen die ‘hun tong wetten als een zwaard’ (Psalm 64:4).

Typerend is dat ook het woord van God wordt voorgesteld als ‘zwaard’ (Ef.6:17, Hebr.4:12). De vraag is echter waar de scherpte toe dient. Is het om te vernietigen of om te herstellen, als ontleedmes van een chirurg?

De tong van de duivel dient ter vernietiging. Hij roept op tot een totale oorlog in het Midden Oosten. Hij doet dat samen met ‘het beest’ en ‘de valse profeet’, die direct onder hem staan. Van de valse profeet wisten we al dat hij de gehele aarde misleidt en ‘spreekt als de draak’. Maar ook het beest, dat de politiek-militaire macht vertegenwoordigt, roept op tot het monsteren van alle troepen wereldwijd. Deze ‘tongen’ vormen ‘de scherpe sikkel’ waarmee ‘de wijnstok van de aarde’ wordt geoogst. Het totale militaire potentieel van de wereld concentreert zich in Israël, waar hun het oordeel van God wacht.

Het lijkt vreemd dat God en duivel met verschillende motieven dezelfde acties bewerkstelligen, waarbij de duivel telkens acteert binnen de door God aangegeven begrenzingen. We zien dit ook in bijvoorbeeld de volkstelling van Israël. We lezen in 1 Kronieken 21:1 dat de satan David aanzette tot de volkstelling. Volgens 2 Samuël 24:1 was het God die David ertoe aanzette. De complexe werkelijkheid is dat God de duivel toeliet David te verleiden, net zoals God de duivel toeliet Job aan te vallen (Job 1, 2). De duivel beoogt de vernietiging van Gods volk. Het gaat God erom het volk tot inkeer te brengen en te onderrichten. Uiteindelijk bleek naar aanleiding van de volkstelling de plaats waar de tempel moest worden gebouwd (1 Kronieken 21:18-22:1).

4. Er is nog een laag onder die van de duivel en zijn meest directe dienaren. Dat zijn de kikkers, de geesten van demonen. Een belangrijke vraag is wat daaronder moet worden verstaan. Een suggestie is dat het de massamedia zijn, die de corrigerende en kritische taak ten opzichte van de overheid hier volledig hebben laten varen en pure propagandakanalen vormen, waarlangs de machthebbers hun leugens en hun haatboodschappen verspreiden. Dat leugenachtige en slaafse karakter van de media zien we nu al steeds meer naar voren komen. Onafhankelijke berichtgeving in de Westerse media is zeker sinds 11-9-2001 begraven.

5. Onder de laag van de media zitten uiteraard de lagen van nationale overheden en hun militaire leiders. Die moeten gehoorzamen aan de wereldwijde propaganda en hebben geen eigen inbreng. We zagen dat duidelijk met de tot pandemie uitgeroepen voorjaarsgriep van 2020, waarbij overheden wereldwijd het zelfdenkend vermogen leken te hebben ingeruild voor slaafse en kritiekloze volgzaamheid aan de WHO-dictaten. Hoe dicht zijn we de eindtijd reeds genaderd! Amen! Kom, Heer Jezus!.

Uiteindelijk dienen de duivel en zijn trawanten zonder dat ze het op dat moment beseffen het doel van de Allerhoogste. Het doel van de duivel is de mensheid zo ver als hij kan uit te roeien in een totale wereldomvattende oorlog. Het leidt slechts tot de totale ondergang van zijn rijk en van hemzelf. God gebruikt de acties van de duivel in zijn grotere plan en dat is de totale vernietiging van alle legers op aarde, de ‘oogst van de wijnstok’. De zesde schaal is de aanloop naar het grootste bloedbad uit de geschiedenis.

Wie verzameld worden, is hierboven al aangeduid. Het zijn de koningen van het wereld omvattende aardrijk van 'het beest uit de zee'. Zij vallen als 'verenigde naties' allemaal onder het verbond, dat gesloten is en bekrachtigd is en waar niemand onderuit kan. Het zijn de legers, die zich vergrepen hebben aan de 'heiligen' door hen met vuur, rook en zwavel te doden, een derde van de mensen in het rijk (waarschijnlijk ongerekend de vele vluchtelingen, die als outcasts geen deel meer uitmaken van de maatschappij, de ontelbaar grote schare en die 'in de bergen' overleven en bij de komst van Jezus het vrederijk ingaan). Deze legers van samen 200 miljoen troepen stromen allemaal samen in Israël voor hun finale oordeel. 'Wie in gevangeschap leidt moet in gevangenschap geleid worden en wie doodt met het zwaard moet met het zwaard gedood worden' (Openbaring 13:10). We zouden daaraan toe kunnen voegen: wie met vuur gedood heeft moet met vuur gedood worden. De militairen die zich als marionetten door het beest hebben laten gebruiken wacht een vreselijk oordeel bij de terugkeer van de Heer.

Mogelijk hoopt de duivel met alle nieuwe technieken in staat te zijn het te kunnen opnemen tegen Jezus Christus en daarbij ook allen, die door God in veiligheid waren gebracht en zich op voor de duivel onbekende plaatsen schuil houden (blijkens Openbaring 7, Openbaring 10, Openbaring 12 en Openbaring 14) te kunnen meeslepen in een totale ondergang van de mensheid. Deze aan wanhoop grenzende hoop van de duivel is zijn laatste strohalm. Het is een springplank van technisch vernuft met een aanloop van 6000 jaar, waarvan hij hoopt dat die hem in staat stelt God alsnog naar de troon te kunnen stoten, iets wat hij altijd al heeft geprobeerd. Het maakt zijn val echter alleen nog , maar dieper en schandelijker als zijn legers door de terugkerende Heer volledig van de aardbodem worden weggevaagd, zoals we nog zullen zien in Openbaring 19.


(2) Waar bevindt zich Harmagedon?

Harmagedon wordt in de literatuur vaak verbonden met de vlakte van Megiddo, in het Noorden van Israël. Dat is om diverse redenen waarschijnlijk niet de juiste aanduiding van de plaats van het grote oordeel. Het is de website van Wim Jongman die ons tot deze redenen heeft geleid. We zullen die redenen hier kort nagaan.

(1) Har Mageddon zou volgens de uitleg van de vlakte in net Noorden ‘Berg van Megiddo’ betekenen. Echter er is bij Megiddo helemaal geen berg. Megiddo is niet meer dan een ‘tel’, een zeer lage heuvel gevormd door opeenvolgende bebouwingen bovenop elkaar. Van oorsprong is er geen heuvel te bekennen.

(2) Veel manuscripten (zowel Alexandrijns als Byzantijns) hebben geen ‘Harmageddon’ met twee ‘d’s’ maar Harmagedon met slechts één enkele ‘d’. In dat geval wordt derhalve niet verwezen naar de plaats Megiddo in het Noorden van Israël.

(3) Al zou de grondtekst met ‘Megiddo’ juist zijn, dan hoeft dan nog niet te verwijzen naar de plaats Megiddo. Het woord ‘Megiddo’ betekent namelijk ‘menigten’. Dat kan in principe slaan op iedere plaats, waar de legers samenstromen om de eindstrijd te leveren.

(4) Er zijn diverse alternatieve betekenissen voor ‘Harmagedon’ met één enkele ‘d’. (a) Het Hebreeuwse ‘Har mô’ed’, waarbij de Griekse vertaling de hoge komma werd vervangen door de legger gamma, wat ‘Harmoged’ oplevert. Dit Hebreeuwse ‘Har mô’ed’ betekent ‘berg der samenkomst’ en wordt genoemd in Jesaja 14 als de plaats waar satan zijn troon wilde oprichten; ‘En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst, ver in het Noorden’. (b) Het kan een samentrekking zijn van drie woorden ‘Arema’, ‘Ge’ en ‘Don’, respectievelijk ‘korenschoven’, ‘vallei’ en ‘oordeel’ = ‘vallei van het oordeel over de korenschoven’, overeenkomstig Joël3:13: ‘Sla de sikkel erin want de oogst is rijp. Kom, treedt, want de perskuip is vol, de wijnbakken stromen over. Want hun boosheid is groot’.

(5) Het gegeven van Openbaring 14:20 past niet bij de vlakte van Megiddo. Het bloed vanwege het oordeel van God komt tot aan de tomen van de paarden, circa anderhalve meter hoog en 1600 stadiën ver, dat is over een lengte van 300 kilometer. Het bloed van de hele wereldbevolking zou de vlakte bij lange na niet tot anderhalve meter kunnen vullen. Maar het bloed van een legermacht van 200 miljoen zou wel voldoende zijn om de veel smallere bekkens en dalen rondom Jeruzalem te vullen, uitlopende naar diverse zijden van het land. Het woord ‘wijnpersbak’ duidt op een besloten plaats, die door bergen is omgeven, zoals Jeruzalem, niet op een uitgestrekte vlakte, zoals de vlakte van Megiddo in het Noorden.

Gezien de onzekerheid van het aantal ‘d’s, de mogelijke alternatieve betekenissen en het ontbreken van enige gelijkenis met een wijnpersbak, duidt Harmagedon zeer waarschijnlijk niet naar de plaats ‘Megiddo’ in het Noorden van Israël. Willen we ons richten naar de aanwijzing van Petrus: ‘Geen profetie van de schrift heeft een eigen uitleggen’ (2 Petrus 1:20), dan hebben we het geheel der schriften te onderzoeken om te concluderen waar ‘Harmagedon’ gelegen kan zijn. Om die reden geven we aanverwante Schriftplaatsen hieronder weer om vervolgens een conclusie te trekken.

(1) Psalm 2:1-6

‘Waarom woeden de heidenvolken en bedenken de volken wat zonder inhoud is? De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde: Laten wij Hun banden verscheuren en Hun touwen van ons werpen!

Die in de hemel woont, zal lachen, de Heere zal hen bespotten. Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, in Zijn brandende toorn hun schrik aanjagen. Ik heb Mijn Koning toch gezalfd over Sion, Mijn heilige berg.’

(2) Jesaja 24:21-23

‘Op die dag zal het gebeuren dat de HEERE de legermacht van de hoogte in de hoogte

en de koningen van de aardbodem op de aardbodem zal straffen. Zij zullen verzameld worden

als gevangenen in een kerker, zij zullen opgesloten worden in een gevangenis, maar na vele dagen zal er weer naar hen omgezien worden. De volle maan zal rood worden van schaamte, de gloeiende zon zal beschaamd worden, als de HEERE van de legermachten zal regeren op de berg Sion, en in Jeruzalem; en voor Zijn oudsten zal er heerlijkheid zijn.’

(3) Jesaja 29:1-8

‘Wee Ariël, Ariël, de stad waar David zich gelegerd heeft! Voeg jaar bij jaar, laat de feesten hun kringloop hebben, toch zal Ik Ariël in het nauw drijven, er zal geklag en geklaag zijn, zij zal Mij als een ariël zijn. Want Ik zal u rondom belegeren, Ik zal u insluiten met bolwerken en versterkingen tegen u opwerpen. Dan zult u vernederd worden, spreken vanuit de aarde en gedempt zullen uw woorden klinken uit het stof. Uw stem vanuit de aarde zal zijn als die van een dodenbezweerder; en uw woorden klinken piepend uit het stof. Dan zal de menigte van hen die u vreemd zijn, worden als fijn stof, en de menigte van geweldplegers als voorbijvliegend kaf. In een ogenblik zal het gebeuren, plotseling. Door de HEERE van de legermachten zult u gestraft worden met donder, aardbeving en groot geluid wervelwind, storm en de vlam van een verterend vuur. Als een droom, een nachtelijk visioen zal de menigte van al de volken worden die strijden tegen Ariël, ja, allen die strijden tegen hem en zijn vestingen, en die hem in het nauw drijven. Het zal zijn zoals wanneer een hongerige droomt, en zie, hij eet, maar als hij ontwaakt, is hij nog onverzadigd; of zoals wanneer een dorstige droomt, en zie, hij drinkt, maar als hij ontwaakt, zie, hij is uitgeput en nog versmacht hij: zó zal het met de menigte van alle heidenvolken zijn die strijden tegen de berg Sion.’

(4) Jesaja 59:17-20

‘Want Hij trok de gerechtigheid aan als een harnas en zette de helm van het heil op Zijn hoofd.

Het gewaad van de wraak trok Hij aan als kleding en Hij hulde zich in de na-ijver als mantel. Naar de daden, daarnaar zal Hij vergelden, grimmigheid aan Zijn tegenstanders, vergelding aan Zijn vijanden. Aan de kustlanden zal Hij vergelden wat zij verdienen. Dan zullen zij de Naam van de HEERE vrezen vanwaar de zon ondergaat, en Zijn heerlijkheid van waar de zon opkomt. Als de vijand zal komen als een rivier, zal de Geest van de HEERE de banier tegen hem oprichten. En naar Sion zal een Verlosser komen voor wie zich in Jakob van overtreding bekeren, spreekt de HEERE.’

(5) Daniël 11:45

‘Hij zal zijn statietenten opslaan tussen de zee en de berg van het heilig Sierraad – maar dan komt hij aan zijn einde, zonder dat iemand helpt.’

(6) Joël 3:9-16

‘Roep dit uit onder de heidenvolken: Verklaar de oorlog! Wek de helden op! Laten zij aantreden en oprukken, alle strijdbare mannen! Smeed uw ploegscharen tot zwaarden en uw snoeimessen tot speren. Laat de zwakke zeggen: Ik ben een held. Snel te hulp en kom, alle heidenvolken van rondom, verzamel u! HEERE, laat Uw helden daarheen afdalen! Laten de heidenvolken opgewekt worden en oprukken naar het dal van Josafat, want daar zal Ik zitten om te berechten alle heidenvolken van rondom! Sla de sikkel erin, want de oogst is rijp. Kom en daal af, want de wijnpers is vol. De perskuipen stromen over, want hun kwaad is groot. Menigten, menigten in het dal van de dorsslede, want de dag van de HEERE is nabij in het dal van de dorsslede. Zon en maan worden in het zwart gehuld en de sterren hebben hun schijnsel ingetrokken. De HEERE zal vanaf Sion brullen als een leeuw, vanuit Jeruzalem zal Hij Zijn stem laten klinken, zodat hemel en aarde zullen beven. Maar de HEERE is een toevlucht voor Zijn volk en een vesting voor de Israëlieten.’

(7) Micha 4:11-13

‘Nu verzamelen zich tegen u vele heidenvolken. Zij zeggen: Laat haar ontheiligd worden, en laten onze ogen Sion aanschouwen. Zíj echter kennen de gedachten van de HEERE niet. Zij begrijpen Zijn raadsbesluit niet: dat Hij hen bijeengebracht heeft als graanschoven op de dorsvloer. Sta op en dors, dochter van Sion, want Ik zal uw hoorn van ijzer maken en Ik zal uw hoeven van brons maken, en u zult vele volken verplettere en Ik zal hun winstbejag met de ban slaan: het is voor de HEERE, hun vermogen is voor de Heere van heel de aarde.’

Micha 5:7 (vervolg van Micha 4)

‘Ja, het overblijfsel van Jakob zal onder de heidenvolken zijn, te midden van veel volken,

als een leeuw onder de dieren van het woud, als een jonge leeuw onder de schaapskudden,

die, wanneer hij erdoorheen trekt, vertrapt en verscheurt, en er is niemand die redt.’

(8) Zefanja 3:14, 15

‘Zing vrolijk, dochter van Sion! Juich, Israël! Wees blij en spring op van vreugde met heel uw hart, dochter van Jeruzalem! De HEERE heeft uw oordelen weggenomen, Hij heeft uw vijand weggevaagd. De Koning van Israël, de HEERE, is in uw midden: u zult geen kwaad meer zien.’

(9) Zacharia 12:2-9

‘Zie, Ik ga Jeruzalem maken tot een bedwelmende beker voor alle volken rondom, ja, ook tegen Juda zal het gaan bij de belegering van Jeruzalem. Op die dag zal het gebeuren dat Ik Jeruzalem zal maken tot een steen die moeilijk te tillen is voor al de volken. Allen die hem optillen, zullen zichzelf zeker diepe sneden toebrengen, en al de volken van de aarde zullen zich tegen haar verzamelen. Op die dag, spreekt de HEERE, zal Ik alle paarden met schichtigheid slaan en hun ruiters met krankzinnigheid. Maar over het huis van Juda zal Ik Mijn ogen openhouden en alle paarden van de volken zal Ik met blindheid slaan. Dan zullen de leiders van Juda in hun hart zeggen: De inwoners van Jeruzalem zullen voor mij een bron van kracht zijn door de HEERE van de legermachten, hun God. Op die dag zal Ik de leiders van Juda maken als een vuurbekken in een stapel hout en als een brandende fakkel in een graanschoof. Rechts en links zullen zij al de volken rondom verteren en Jeruzalem zal nog op zijn plaats blijven, in Jeruzalem. En de HEERE zal de tenten van Juda het eerst verlossen, opdat de luister van het huis van David en de luister van de inwoners van Jeruzalem niet groter zijn dan die van Juda. Op die dag zal de HEERE de inwoners van Jeruzalem beschermen. Wie onder hen wankelt, zal op die dag als David zijn, en het huis van David zal zijn als goden, als de Engel van de HEERE voor hun ogen. Op die dag zal het gebeuren dat Ik alle heidenvolken die tegen Jeruzalem oprukken, zal willen wegvagen.’

(10) Zacharia 14:3-5

‘Dan zal de HEERE uittrekken en tegen die heidenvolken strijden, zoals de dag dat Hij streed, op de dag van de strijd. Op die dag zullen Zijn voeten staan op de Olijfberg, die voor Jeruzalem ligt, ten oosten ervan. Dan zal de Olijfberg in tweeën gespleten worden naar het oosten en naar het westen. Er zal een zeer groot dal ontstaan, als de ene helft van de berg naar het noorden zal wijken en de andere helft ervan naar het zuiden. Dan zult u vluchten door het dal van Mijn bergen, want het dal tussen de bergen zal reiken tot Azal. Ja, u zult vluchten, zoals u gevlucht bent voor de aardbeving in de dagen van Uzzia, de koning van Juda. Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U!’

Als we de teksten overzien, die gaan over de strijd tussen God en de heidenvolken, die optrekken naar Israël, dan wordt in de profetieën van het Oude Testament slechts één enkele plaats aangegeven waar het tot een treffen komt, Jeruzalem, de berg Sion. Kijken we naar de aanduidingen dan lezen we achtereenvolgens:

(1) Sion (Psalm 2)

(2) Sion (Jesaja 24)

(3) Ariël (vuurhaard), de stad waar David zich gelegerd heeft (Jesaja 29)

(4) Sion (Jesaja 59)

(5) Tussen de Zee en de berg van het heilig sierraad (=Jeruzalem) – dit is ten Westen van de stad (Daniël 11)

(6) Het dal van Josafat – dal ten Oosten van de stad (Joël 3)

(7) Sion (Micha 4)

(8) Sion (Zefanja 3)

(9) Jeruzalem (Zacharia 12)

(10) Jeruzalem (Zacharia 14)

Nergens is in het kader van het eindoordeel van God over de volken sprake van Megiddo of een berg in het Noorden van het land, de Karmel of enige andere berg. Dat het gaat om Sion is niet verwonderlijk. Deze plaats is door God uitverkoren en wordt daarmee het doelwit van satan. En omdat satan uiteindelijk datgene bewerkt, dat past in Gods plannen, wordt Sion de plaats van het uiteindelijk oordeel.

Harmagedon zou heel goed het Hebreeuwse ‘Har mô’ed’ kunnen aanduiden ‘berg der samenkomst’, waar God met zijn volk wilde samenkomen. ‘Hoe dikwijls heb ik uw kinderen willen vergaderen gelijk een hen haar kuikens’, zegt de Heer Jezus tegen Jeruzalem (Mattheus 23:37). In plaats daarvan heeft satan de mens misleidt om daar met hem samen te komen en tegen God en zijn gezalfde samen te spannen. ‘ De koningen van de aarde stellen zich op en de vorsten spannen samen tegen de HEERE en tegen Zijn Gezalfde’, zegt Psalm 2 en de apostelen passen dit in Handelingen 4 toe op de situatie in Jeruzalem, met Herodes en Pilatus (Handelingen 4:27).

Mogelijk wordt Sion bedoeld als ‘berg der samenkomst’ ‘Har mô’ed’ – Harmagedon – in Jesaja 14 als de plaats waar satan zijn troon wilde oprichten: ‘En gij overlegdet nog wel: Ik zal ten hemel opstijgen, boven de sterren Gods mijn troon oprichten en zetelen op de berg der samenkomst, ver in het Noorden’. Dan zou dat dé plek zijn waar hij, samen met allen die hij tegen God deed samenspannen, aan zijn einde komt. De berg der samenkomst, Sion, waar Jezus door de samenspanners, Israël en Rome, werd verraden en overgeleverd en gekruisigd. Hoe toepasselijk als de Heer Jezus juist daar met deze zelfde machten, Rome, het beest uit de zee, en ongelovig Israël, het beest uit de aarde, voorgoed afrekent.

- 25 juli 2022 -


Vers 17-21

De zevende schaal

‘En de zevende goot zijn schaal uit op de lucht, en er kwam een luide stem uit de tempel vanaf de troon, die zei: Het is gebeurd! En er kwamen bliksemstralen en stemmen, en er kwam een grote aardbeving, zoals er niet geweest is sinds er een mens op de aarde is geweest: zo’n aardbeving, zo groot! En de grote stad werd tot drie delen en de steden van de naties vielen. En het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven. En elk eiland vluchtte en bergen werden niet gevonden. En een grote hagel, elke steen ongeveer een talent zwaar, viel uit de hemel op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van de hagel, want de plaag daarvan was zeer groot.’


(1) Waarom wordt de zevende schaal uitgegoten op de lucht?

(2) Van wie is de luide stem en wat is de betekenis van het gesprokene?

(3) Hoe verhoudt zich de aardbeving van de zevende schaal tot de aardbeving van het zesde zegel?

(4) Welke gevolgen heeft de grote aardbeving?

(5) Wat is de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van de toorn van God voor het grote Babylon?


(1) Waarom wordt de zevende schaal uitgegoten op de lucht?

Achtereenvolgens worden de schalen 1 tot en met 7 uitgegoten op (1) de aarde (2) de zee (3) de rivieren (4) de zon, (5) de troon van het beest, (6) de grote rivier de Eufraat en (7) de lucht. De schaal op ‘de lucht’ geeft het meest directe oordeel van God Zelf. Bij de andere oordelen gaat het nog via de elementen op aarde: (1) zweren vanwege het teken van het beest, (2) en (3) water van zee en rivieren dat verandert in bloed, (4) de zon die sterk in activiteit toeneemt, (5) de troon, die de controle voorstelt van het beest over zijn wereldrijk, die hem door de vingers glipt, (6) de Eufraat die droogvalt wat leidt tot troepenconcentraties in het Midden Oosten. Maar een schaal op de lucht betekent een rechtstreeks oordeel vanaf Gods troon. Daarom volgen ook meteen bliksemstralen, stemmen en donderslagen. We zagen die bliksemstralen, stemmen en donderslagen al meerdere keren in Openbaring (4:5, 8:5. 11:19).

Die ingehouden ‘woede van God’, die al die tijd verborgen was in de hemel, werd door de loop van het boek en de geschiedenis al steeds meer openbaar. In Openbaring 4:5 lezen we nog niet van een aardbeving. Bij Openbaring 8:5, in de eerste helft van de zevenjarige verdrukking, na het openen van het zevende zegel, het uitdelen der bazuinen en het brengen van de gebeden van de heiligen voor God, lezen we dat de bliksemstralen, stemmen en donderslagen worden gevolgd door een aardbeving. Bij Openbaring 11:19, na het blazen van de zevende en laatste bazuin maar vóór het uitdelen van de schalen, horen we van een aardbeving en grote hagel. Dat is een vooraankondiging vanuit de hemel van de enorme plaag van de zevende schaal, die kort daarna wordt uitgegoten. Met het uitgieten van de zevende schaal op de lucht wordt de beschermende atmosfeer tussen Gods troon en de aarde weggenomen en wordt Gods grimmigheid over alle misstanden in zijn schepping rechtstreeks zichtbaar en voelbaar. En dát geeft die reusachtige, weergaloze aardbeving, zo groot als nooit eerder in de geschiedenis is gebeurd. En dát geeft vervolgens die vreselijke hagel. Hagel met stenen van een talent zwaar. Dat is minstens 20 kilo. Stenen van meer dan 20 kilo die uit de lucht op aarde vallen. Dat is een wereldwijde, alles verwoestende ramp.

Ook volgens Haggaï begint die laatste beving met ‘de hemel’: ‘Want zo zegt de HERE der heerscharen: Een ogenblik nog, een korte wijle, dan zal ik de hemel en de aarde, de zee en al het droge doen beven. Ja, Ik zal alle volken doen beven…’ (Haggaï 2:7,8). Haggaï keek circa 2.500 jaar vooruit toen hij dit opschreef. Dat ‘ogenblik’ of ‘korte wijle’ geeft ons het perspectief van God. Soms vraag God de gelovige om de zaken vanuit zijn goddelijk perspectief te bekijken. Hij zet ons dan als het ware op zijn schouder en zegt: ‘Kijk nu eens naar de wereld, zoals Ik ernaar kijk. Verplaats je eens in Mij. Dan is het slechts een ogenblik, dat verloopt in de duizenden jaren menselijke geschiedenis.’


(2) Van wie is de luide stem en wat is de betekenis van het gesprokene?

In Openbaring 15:8 lazen we dat de tempel werd vervuld met rook en dat niemand de tempel kon binnengaan. Dat betekent dat de luide stem van Openbaring 16:1 en 16:17 afkomstig is van God. In 16:1 gaf God opdracht om de schalen van zijn grimmigheid op de aarde uit te gieten. In 16:17 spreekt God vanaf zijn troon in de tempel ‘het is gebeurd’. De betekenis daarvan is dat met het uitgieten van de zevende schaal een einde is gekomen aan de oordelen vanuit de hemel over de aarde. Er komt een einde aan de zware kastijding waarmee de aarde wordt geslagen. En het is net alsof God blij is dat de verschrikkingen, die nodig waren, zijn beëindigd.

Het ‘ginomai’, ‘het is gebeurd’, van Openbaring 16:17 lijkt daarmee sterk op het ‘teleo’, ‘het is volbracht’ van Johannes 19:30. ‘Het is volbracht’ kan ook worden vertaald als: ‘het doel is bereikt’. Er is een belangrijk verschil tussen beide woorden. De schalen van Openbaring zijn op zichzelf geen doel. Zij zijn een middel tot het doel, namelijk het uitroeien van alle wetteloosheid, die door zich door de eeuwen heen steeds inniger had verweven met de aarde. Alles wat de Heer Jezus in zijn leven en vooral in zijn werk aan het kruis volbracht, was wél een doel in zichzelf want alles wat Hij deed was identiek aan verheerlijking van God.


(3) Hoe verhoudt zich de aardbeving van de zevende schaal tot de aardbeving van het zesde zegel?

Dit is een belangrijke kwestie waar zeer veel verschil van inzicht over bestaat. Daarom gaan we er diep op in. Volgens onze uitleg vindt de aardbeving van het zesde zegel plaats in de eerste helft van Daniëls 70e jaarweek. Dat is vóórafgaand aan de 3,5 jaar grote verdrukking van de tweede helft. Ook de aardbeving van het zesde zegel was zeer groot. Toch zijn er verschillen tussen de aardbeving van de zesde zegel en de aardbeving van de zevende schaal.

Zesde zegel: ‘...en er kwam een grote aardbeving, en de zon werd zwart al een haren zak en de hele maan werd als bloed, en de sterren van de hemel vielen op de aarde, zoals een vijgenboom zijn onrijpe vijgen afwerpt als hij door een harde wind geschud wordt. En de hemel week terug als een boek dat wordt opgerold, en elke berg en elk eiland werden van hun plaatsen gerukt’

Zevende bazuin: ‘...en er kwam een grote aardbeving, zoals er niet geweest is sinds er een mens op de aarde is geweest, zo’n aardbeving, zo groot. En de grote stad werd tot drie delen en de steden van de naties vielen...En elk eiland vluchtte en bergen werden niet gevonden…’

Bij deze twee beschrijvingen vallen twee verschillen op:

(1) De vermelding van hemellichamen (de zon als haren zak, de maan als bloed, de sterren vallen, de hemel wijkt terug) ontbreekt bij de grote aardbeving van de zevende schaal.

(2) De vermelding van ongekend zware hagel ontbreekt bij de grote aardbeving van het zesde zegel.

Bij het interpreteren van de aardbevingen onder het zesde zegel en onder de zevende schaal, zou men tot de volgende standpunten kunnen komen:

(1) Het zesde zegel en de zevende schaal zijn verschillende gebeurtenissen, waarbij niet alles wordt vermeld. Ook bij het zesde zegel valt er zware hagel naar beneden en ook bij de zevende schaal vinden tekenen plaats aan zon, maan en sterren.

(2) Het zesde zegel en de zevende schaal zijn één en dezelfde gebeurtenis, die plaatsvindt direct voorafgaand aan de komst van de Heer ‘met kracht en grote heerlijkheid’.

Elke uitleg van de schrift moet gebeuren tegen het licht van de gehele geopenbaarde waarheid. Geen enkele schrift staat een eigenmachtige uitleg toe (2 Petrus 1:20, 21). We kijken allereerst naar de opvatting dat het zou gaan om één enkele gebeurtenis. De basis die men daarvoor aanvoert. is tweeledig:

(1) De mensen verschuilen zich bij het zesde zegel voor de toorn van het Lam, dat derhalve op het punt zou staan te verschijnen, zo redeneert men.

(2) De Heer Jezus noemt tekenen aan de hemel als iets dat vlak vooraf gaat aan zijn wederkomst met de wolken van de hemel. Die zelfde tekenen worden genoemd bij het zesde zegel.

Die argumenten lijken overtuigend. Toch is deze uitleg strijdig met de gegevens in de Schrift en wel de volgende:

(1) Na het zesde zegel volgen eerst nog de zeven bazuinen en pas na de zevende bazuin volgen de zeven schalen. Dit zijn volgens het boek Openbaring zelf opeenvolgende gebeurtenissen. Vanwege de eerste zes bazuinen verloopt er aanzienlijke tijd van meerdere jaren tussen het zesde zegel en de zevende schaal.

(2) De reactie van de mensen op de aardbevingen is dermate verschillend, dat wel sprake moet zijn van twee geheel verschillende gebeurtenissen. Bij het zesde zegel verschuilen de mensen zich in angst voor het aangezicht van Hem die op de troon zit. Bij de zevende schaal lasteren de mensen God. Die mentaliteitsverandering is alleen te begrijpen vanuit de 3,5 jaar van godslastering door het beest, waardoor de mensheid is gehersenspoeld. Opnieuw: er verlopen meerdere jaren tussen het zesde zegel en de zevende schaal.

Bij het hier gekozen standpunt van twee totaal verschillende bevingen, die minstens 3,5 jaar uit elkaar liggen, blijven twee kwesties liggen:

(1) Maar de mensen verschuilen zich toch in de bergen en de rotsen voor de toorn van het Lam? Dan moet de beving van het zesde zegel toch vlak voor zijn komst plaatsvinden?

(2) Maar bij de grote aardbeving van de zevende schaal wordt geen enkel teken aan de hemel genoemd. En de Heer noemt dat wel als tekenen van vlak voor zijn verschijnen. Dan moet de beving van het zesde zegel toch identiek zijn aan die van de zevende schaal?

(3) Maar waarom zou twee keer ongeveer hetzelfde plaatsvinden?

Deze kwesties zijn echter niet onoverkomelijk en zijn als volgt te beantwoorden:

(1) De mensen verschuilen zich inderdaad uit angst voor de toorn van het Lam. Maar de vraag is of hun verwachtingspatronen juist zijn. Het Lam laat bij het zesde zegel voor de allereerste keer zijn tanden zien. De apocalyptische ruiters, die hun activiteiten ontplooiden onder de eerste vijf zegels, zijn niet anders dan de voorvechters van het beest, de voorlopers van de nieuwe wereldorde, die vanuit hun credo ‘ordo ab chao’ (orde vanuit chaos) hun nieuwe wereldorde uit de grond proberen te stampen. Daartoe moet de samenleving door een scala aan rampen volledig murw zijn gemaakt. De apocalyptische ruiters zijn zogenaamde indirecte oordelen van God. De oordelen lopen via wereldlijke machten, zoals zo vaak bij het oordeel over het volk Israël het geval was. Echter, bij de aardbeving van het zesde zegel zijn het niet langer wereldlijke machten, die de chaos veroorzaken. Het Lam treedt rechtstreeks op en niet langer indirect. Daarom worden als eerste vluchtenden de koningen, de groten, de oversten over duizend, de rijken en de sterken genoemd. Die hebben als eersten door wat hier aan de hand is. Zij hebben dit namelijk niet zelf veroorzaakt. Hier zit Iemand achter die veel en veel groter is. Zij denken dat die Hemelse Koning reeds de vloer met hen gaat aanvegen. Maar die gedachten hoeven natuurlijk niet juist te zijn. En het vervolg van Openbaring laat zien dat die gedachten inderdaad prematuur waren. Er volgen weliswaar nog meer oordelen vanuit de hemel maar de volledige toorn van het Lam wacht nog tot enkele jaren daarna.

(2) De tweede kwestie is eenvoudig op te lossen door aan te nemen dat de tekenen aan zon, maan en sterren ook zullen optreden bij de reusachtige aardbeving van de zevende schaal. Die tekenen worden niet genoemd. Het kan echter niet anders of ze gaan ermee gepaard. De zevende schaal vindt namelijk zeer kort voor de verschijning van de Heer Jezus vanuit de hemel plaats. Uit de Olijfbergrede van Mattheüs 24 weten we dat zich dan tekenen uit de hemel zullen voordoen: ‘Terstond na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven en de sterren zullen zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen wankelen.’ Direct aansluitend spreekt de Heer dan over het teken van de Zoon des mensen en zijn komst op de wolken van de hemel met kracht en grote heerlijkheid’ (Mattheus 24:29, 30).

Hoewel het gaat om verschillende gebeurtenissen, lijken de aardbevingen van het zesde zegel en de zevende schaal sterk op elkaar. Ook bij het zesde zegel doet zich na de aardbeving een soort van hagel voor, namelijk bij de eerste bazuin, kort na het openen van het zevende zegel: ‘...en er kwamen donderslagen, stemmen, blikstemstralen en een aardbeving (een soort naschok van het zesde zegel) ... en er kwam hagel en vuur vermengd met bloed en het werd op de aarde geworpen…’

En voorafgaand aan de reusachtige aardbeving van de zevende schaal lezen we: ‘En er kwamen bliksemstralen en stemmen en donderslagen…’ Die ‘bliksemstralen, stemmen en donderslagen staan in directe verbinding met de troon van God. We zien en horen ze voor het eerst in Openbaring 4: ‘En van de troon gingen bliksemstralen, stemmen en donderslagen uit.’ Het zijn echter verschijnselen en geluiden aan het hemelgewelf. De gehele atmosfeer is van streek en dat geeft mogelijk ook te tekenen aan zon, maan en sterren, waar de Heer op doelt in de Olijfbergrede. Maar de Geest vond het niet nodig dit weer apart te vermelden bij de zevende schaal. Het was reeds genoemd door de Zoon, toen Deze nog op aarde was.

(3) Dat zich twee keer iets voordoet wat veel op elkaar lijkt, betekent niet dat dit dús om dezelfde gebeurtenis gaat. In de evangeliën gebeuren er ook veel zaken twee keer: twee tempelreinigingen, twee vermenigvuldigingen van de broden, twee wonderbare visvangsten, twee stormen.

De twee enorme wereldbevingen sluiten het optreden van de Schepper God in. De beving van het zesde zegel begint het optreden van God. De beving van de zevende schaal sluit het optreden van God af. Daarna krijgen we het optreden van de Zoon des Mensen, die komt met de wolken van de hemel om af te rekenen met alle nog overgebleven vijanden en om zijn wereldwijde vrederijk te vestigen. De eerste wereldbeving van het zesde zegel is te zien als een grote waarschuwing, die enkele jaren voorafgaat aan de definitieve afrekening. Dat is de manier waarop God werkt. Hij geeft tekenen voordat Hij optreedt, zodat de mensen die op deze tekenen letten, zich kunnen klaarmaken voor wat komen gaat. Dat geldt ook voor de opname van de gemeente. Vele tekenen hebben zich reeds aan de hemel voorgedaan , die wijzen op het naderen van deze ontzagwekkende gebeurtenis, waarmee de eindtijd in gang wordt gezet.


(4) Welke gevolgen heeft de grote aardbeving?

Nu we geconcludeerd hebben dat het gaat om twee verschillende aardbevingen, kijken we nog naar het verschil ertussen. Dat zit hem niet zozeer in wat er gebeurt (hemellichten verduisteren, wereldbeving gevolgd door hagel) want dat is min of meer hetzelfde. Het verschil zit hem vooral in de hevigheid van de gebeurtenis. De tweede wereldbeving van de zevende schaal, met hagel, is veel intenser dan de eerste, van het zesde zegel. Dat blijkt uit drie beschrijvingen:

(1) De beving onder het zesde zegel noemt niets over steden, hoewel die enorme schade zullen oplopen. Maar bij de zevende schaal worden er wel steden genoemd: ‘En de grote stad werd tot drie delen en de steden van de naties vielen.’ De vraag is wat bedoeld wordt met ‘de grote stad’. Een speurtocht door Openbaring naar het begrip ‘grote stad’ geeft twee resultaten: (1) Jeruzalem in Openbaring 11:8, ter gelegenheid van de dood van de twee getuigen en (2) het grote Babylon (Openbaring 14:8, 17:18). Omdat het grote Babylon in de volgende zin apart wordt genoemd, lijkt het hier te gaan om Jeruzalem.

Jeruzalem was al getroffen door een aardbeving na de opstanding en de hemelvaart van de twee getuigen, aan het slot van de grote verdrukking, vlak voor het blazen van de zevende bazuin en de start van de plagen van de schalen: ‘En op dat uur kwam er een grote aardbeving en het tiende deel van de stad viel en zevenduizend namen van mensen werden bij de aardbeving gedood.’ (Openbaring 11:13). Hier staat dat de ‘grote stad werd tot drie delen’. Dat betekent dat de stad niet valt maar in drieën wordt gedeeld. De enorme aardbeving brengt dusdanige veranderingen aan in het landschap dat dalen ontstaan tussen delen van de stad. Op het moment van de komst van Jezus zal hetzelfde gebeuren met de Olijfberg. Die zal gespleten worden zodat er van Oost naar West een dal ontstaat (Zacharia 14:4). We hebben hier te maken met een reeks bevingen die de topografie van het heilige land zodanig schikken, dat alles past in profetieën van de Bijbel. Van de overige steden wordt gezegd dat zij ‘vallen’. Van Jeruzalem valt slechts een tiende (Openbaring 11:13) en de rest wordt door valleien in drieën gedeeld. Maar de steden der naties vallen geheel en al. Dat lijkt erop te duiden dat er niets van overblijft. Alle grote steden worden wereldwijd totaal verwoest.

(2) De beschrijving van de beving: Zesde zegel: ‘en elke berg en elk eiland werden van hun plaatsen gerukt’ – Zevende schaal: ‘En elk eiland vluchtte en bergen werden niet gevonden’. In het eerste geval kan het gaan om (beperkte) verplaatsingen. Als een berg of een eiland een meter wordt verplaatst door een aardbeving, dan is dat een zeer zeer ernstige beving, die niet past in het kader van de schaal van Richter. Maar als een eiland ‘vlucht’ (dus verdwijnt) en bergen ‘niet meer worden gevonden’ (dus verdwijnen) dan betekent dat een totale verandering van het aardoppervlak. De topografie van de wereld gaat op zijn kop, zo heftig is de wereldbeving van de zevende schaal. De bergen verdwijnen. De Alpen – weg. De Himalaya – weg. De Rocky Mountains – weg.

De verdwijning van bergen is voor ons mensen onvoorstelbaar. Op ons maken de bergen de indruk eeuwig te zijn. Maar als gelovigen weten we dat niets op aarde eeuwig is. Alleen God is eeuwig. Dat zal God met deze wereldbeving aan allen die op dat moment nog in leven zijn, duidelijk maken. Voor Hem, de Schepper en Drager van het heelal met haar ontelbare sterrenstelsels, stellen al die bergen niets voor. ‘Wie...woog de bergen met een waag en de heuvelen met een weegschaal?’ (Jesaja 40:12).

De onvoorstelbare grootheid van God maakt dat de profeet iets eerder in dit hoofdstuk kan zeggen: ‘Elk dal worde verhoogd en elke berg en heuvel geslecht en het oneffene worde tot een vlakte en de rotsbodem tot een vallei.’ (Jesaja 40:4). Dat zal onder de plaag van de zevende schaal letterlijk gebeuren. Daarom kan elders ook gezegd worden: ‘En het zal geschieden in het laatste der dagen: dan zal de berg van het huis des HEREN vast staan als de hoogste der bergen’ (Jesaja 2:2). Wie nu kijkt naar het reliëf op aarde moet misschien glimlachen bij deze woorden. De berg Sion stelt niets voor vergeleken bij de hooggebergten van de aarde. Maar op het moment van de zevende schaal zal dit glimlachen vergaan. Dan zullen enorme tektonische bewegingen plaatsvinden die het aanzicht van de aarde totaal veranderen. En als bergen door de onvoorstelbaar grote beving al moeten wijken, hoeveel te meer de steden die door mensen zijn gebouwd.

(3) De beschrijving van de hagel: Bij het zesde zegel is pas na verloop van tijd sprake van hagel, namelijk bij de eerste bazuin en dan is die met vuur een met bloed gemengd. Het gevolg van die hagel met vuur en bloed is dat een derde van alle bomen verbrandt. Het lijkt erop dat sprake is van vurig gesteende uit de ruimte. Bij de zevende schaal is sprake van een zeer zware hagel, elke steen een talent zwaar, 20+ kilo. Dat zou een zeer groot deel van alle gebouwen, transportmiddelen en infrastructuur verwoesten. Maar er staat dat de stenen vielen ‘op de mensen’. Dat geeft aan dat de mensen zich nergens meer konden verschuilen, wat logisch is vanwege de ongekend grote aardbeving. Als alle bergen verdwenen zijn, dan geldt dat zeker ook voor alle gebouwen. Daar is niets van over. Alles ligt in puin. En daardoor valt de enorme hagel rechtstreeks op de mensen. Zij worden vanuit de hemel ‘gestenigd’ door God Zelf.

Het gevolg voor de houding van de mensheid tegenover God is bepaald teleurstellend. In plaats van voor Hem op de knieën te gaan voor dit vertoon van enorme macht, gaan ze door met waar ze al 3,5 jaar in getraind zijn, het lasteren van God. Alleen de nuance verschuift. Bij de vierde schaal, die werd uitgegoten op de zon en waarbij de mensen te lijden hadden van de zweren, het gebrek aan water en de hitte van de zon, lasterden ze de naam van God. Bij de vijfde schaal, die op de troon van het beest, waardoor zijn koninkrijk werd verduisterd en alle verbindingen wegvielen, waardoor mensen op zichzelf waren teruggeworpen en waren losgekoppeld van hun ‘internetverslaving’, lasterden de mensen de God van de hemel. En hier, bij de zevende schaal staat sec dat ze ‘God lasterden’. Voor velen zal dat het laatste zijn dat ze doen in dit leven aangezien velen het bekogeld worden vanuit de ruimte met 20 kilo zware stenen niet zullen overleven.


(5) Wat is de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van de toorn van God voor het grote Babylon?

Tussen het noemen van de grootte van de aardbeving en de gevolgen van de aardbeving staat er een merkwaardige tekst over ‘het grote Babylon’. Dat lijkt een belangrijk mikpunt van de toorn van God. ‘En het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven’. Het staat er vreemd: ‘...werd voor God in herinnering gebracht…’ Dit wordt in iets andere bewoordingen herhaald in Openbaring 18:5; ‘...haar zonden zijn opgestapeld tot de hemel en God heeft zich haar ongerechtigheden herinnerd.’ Het is alsof God herinnerd moet worden aan het grote Babylon. Uiteraard hoeft God nooit iets in herinnering te worden gebracht. Hij weet alles, elk detail van het gans heelal in alle bijna oneindige kleine deelmomenten van de tijd. Hij draagt het immers. Er staat dan ook niet: ‘werd God in herinnering gebracht, maar: ‘werd vóór God in herinnering gebracht’. Het lijkt daarmee op een belangrijk punt dat nog op de agenda staat. Een engel stoot Hem aan: ‘Eh, Heer, moeten we nog iets met dat grote Babylon?’ En dan antwoordt God: ‘Uiteraard moeten we daar nog iets mee. Het wordt de hoogste tijd dat we dat hoofdpijndossier maar eens voorgoed afsluiten.’

Dit zinnetje ‘werd voor God in herinnering gebracht’ laat zien dat God niet alleen te werk gaat maar dat de volledige hemelse hofhouding erbij is betrokken. God heeft in zijn oneindige wijsheid een keur aan hemelse machten geschapen aan wie Hij veel verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft gedelegeerd en die voortdurend onderling en in absolute afhankelijkheid van God samenwerken. Als geen ander boek in de Bijbel gunt Openbaring ons een kijkje achter de schermen. Het is dan ook de Openbaring van Jezus Christus, die tevens de HEER is van de hemelse machten of in oud Nederlands de HEERE der heerscharen. We zagen die hemelse hiërarchie eerder in teksten als Openbaring 5:2 (alsof God het antwoord op die vraag niet zou weten), Openbaring 7:2,3 (de ene engel beveelt andere engelen), Openbaring 14:15 (waar de Zoon des mensen – de Heer Jezus als Mens – nota bene een bevel aanneemt van een engel), Openbaring 14:17, 18 (de ene engel – die macht heeft over het vuur – geeft instructies aan de andere engel, die vervolgens, uitgebeeld in een scherpe sikkel, de kettingreactie in gang zet, die leidt tot de vernietiging van alle aardse legers bij Jeruzalem), Openbaring 15:7 (één van de vier levende wezens overhandigt de zeven gouden schalen, vol met Gods grimmigheid, aan de zeven engelen), Openbaring 16:5 (de engel van de wateren bevestigt Gods rechtvaardigheid en de heiligheid van God in het over de wateren toegebrachte oordeel).

Men kan zich afvragen, of bij God sprake is van dezelfde piramidestructuur als bij satan het geval is, de piramide van het oude Egypte, overgenomen door de vrijmetselaars met hun god, Lucifer, als alziend oog op de ‘capstone’, de bovenste steen, die op het dollarbiljet nog op de piramide moet neerzakken. Zodra dat gebeurt, is Lucifer, dus satan, de duivel, de alwetende op aarde, die alles ziet en hoort. Dat is de diepere geestelijke reden achter het uitrollen van een wereldwijd internet en een wereldwijd controlenetwerk, via starlink, 5G en 6G en artificial intelligence. Dat maakt de vervulling van Openbaring 13 mogelijk, de heerschappij van het beest, waarbij niemand nog kan kopen of verkopen zonder het merkteken van het beest. Men is daarmee al zeer ver gevorderd. De opname van de gemeente is niet ver meer.

Men kan zich afvragen of deze piramide tevens de structuur weergeeft van de HEERE van de hemelse machten? Het antwoord is: nee. De werkelijkheid die God om zich heen heeft geschapen is oneindig veel complexer dan een simpele top down piramide. We zien in het boek Openbaring een wirwar van allerlei verschillende engelen optreden die soms naar beneden, soms onderling en soms naar boven (Openbaring 14:18 en hier in 16:19) instructies of opdrachten of berichten uitwisselen en dat gebeurt in volledige autonomie en vrijheid en eigen verantwoordelijkheid van deze engelen. Het is geen ‘befehl ist befehl’ structuur waarbij het nadenken door lagere echalons moet worden overgelaten aan de hogere. Het is niet het ‘ordnung musst sein’ van de Pruisen, zo kenmerkend voor de opkomst van Nazi Duitsland. De hemelse hofhouding ademt vrijheid, eigen verantwoordelijkheid, respect naar alle kanten. ‘Want het Koninkrijk Gods bestaat niet in eten en drinken, maar in rechtvaardigheid, vrede en blijdschap, door de heilige Geest (Romeinen 14:17). Het is de hofhouding van de Geest van God. ‘En waar de Geest van de Heer is, is vrijheid.’ (1 Korinthe 3:17). De hemelwezens dienen God vanuit vrijheid, omdat ze niet anders willen dan God dienen en Hem eer en heerlijkheid geven. Dat is hun diepste wezen. Dat is ook het diepste wezen van een christen: ‘Als dan de Zoon u zal vrijmaken, zult u werkelijk vrij zijn’ (Johannes 8:36). Dat alles wordt weerspiegeld in dat ene zinnetje: ‘En het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht’.

Een volgende belangrijke vraag is nog wanneer en hoe het grote Babylon ‘de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van God’ wordt gegeven. Dat groot Babylon is een soort leitmotiv in Openbaring, dat telkens terugkomt en dat wekt verwarring ten aanzien van de timing van het definitieve oordeel. Hier komen we tot de conclusie dat de val van Babylon in etappes gaat, net als de val van satan. Maar in geval van satans val is Openbaring veel duidelijker: in principe is satan al verslagen want Jezus heeft de sleutels van de dood en de hades (Opebaring 1:18. Hij heeft ‘door de dood teniet gedaan hem die de macht over de dood had, dat is de duivel…’ Als overste van deze wereld is satan 2000 jaar geleden verslagen (zie Johannes 12:31, vgl. Johannes 14:30 en 16:11). Halverwege Daniëls laatste jaarweek wordt satan uit de hemel op aarde geworpen (Openbaring 12:9 – zie ook Openbaring 9:1, Jesaja 14:12, Ezechiël 28:17). Dan begint de grote verdrukking (Mattheus 24:15,21). Na afloop van Daniëls laatste jaarweek wordt satan duizend jaar lang opgesloten (Openbaring 20:3). Na duizend jaar wordt hij in de poel van vuur geworpen (Openbaring 20:10 – zie ook Ezechiël 28:18).

Met de fasen van het grote Babylon is het lastiger. Kijken we eerst naar wat het grote Babylon is. De essentie van ‘het grote Babylon’ wordt kort weergegeven in Openbaring 14:8. Het heeft alle naties laten drinken van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij’. Deze hoererij is het dienen van afgoden in plaats van de enige waarachtige God, wat vrij snel na de zondvloed begon met het rijk van Nimrod en vervolgens in opeenvolgende wereldrijken is voortgezet en zelfs een belangrijke plaats kreeg in het christendom. Daarom wordt gesproken van hoererij omdat de christenheid als volk van God, net als Israël in het Oude Testament, is afgeweken van de God die zij zou moeten dienen een aanbidden. Zij heeft zich in plaats daarvan vermengd met de oude godsdiensten der wereldrijken en met godsdiensten van over de hele wereld om één wereldreligie te vormen.

Aan de wereldreligie van het grote Babylon wordt halverwege Daniëls 70e jaarweek een eind gemaakt. Ook dat werd vermeld in Openbaring 14:8, waarbij een engel uitriep: ‘Gevallen, gevallen is het grote Babylon…’ Het is de eerste fase van de val van het grote Babylon, aan het begin van de 3,5 jaar grote verdrukking en vindt plaats direct na de val van satan uit de hemel. Op dat moment is het wereldrijk, vanwege de oorlog die woedde in de hemel (Openbaring 12:7), tot uitdrukking komend in de eerste vier bazuinen (Openbaring 8:6-12), zwaar getroffen. Dat betekent dat ‘het grote Babylon’ een enorme tik van Gods zwaard heeft ontvangen. De politieke implicaties daarvan zijn enorm. De wereldgodsdienst heeft niet kunnen verhinderen dat het wereldrijk zware averij opliep. Het wordt afgezworen en vervangen door de godsdienst van het beest uit de zee, de elfde hoorn van Daniël, de achtste kop van Openbaring 17, die wereldwijd als enige god moet worden aanbeden. Van de machtswisseling aan de top van het wereldrijk, halverwege de 70e jaarweek, lezen we in Openbaring 17:16: ‘En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken en haar vlees eten en haar met vuur verbranden.’

Door demonische krachten weet dit beest wereldwijd enorm respect af te dwingen. ‘De dodelijke wond werd genezen en de hele aarde ging met verbazing het beest achterna.’ (Openbaring 13:3). Uit Openbaring 13:14 weten we dat de wond van het beest een wond van een zwaard is. Zoekend in de Bijbel naar een beest in de zee dat door God wordt geslagen, komt men uit bij Jesaja 27:1, de HEERE die met zijn groot en sterk zwaard bezoeking doet over Leviathan...en Hij zal het monster in de zee doden.’

Het beest herstelt door occulte krachten bliksemsnel na een eerste tik met het zwaard en krijgt nog 3,5 jaar, tijd, tijden en een halve tijd, om de grote verdrukking te bewerkstelligen, de tijd van Jacobs benauwdheid, de periode die nodig is om Israël tot waarachtig geloof te brengen in de Messias, die zij zo lang daarvoor had verworpen. Het beest, dat de grote hoer heeft onttroont, neemt alle schatten, alle handel en alle cultuur van het grote Babylon over en bekleedt daarmee zijn wereldrijk. ‘...dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken en haar vlees eten en haar met vuur verbranden.’ (Openbaring 17:16). Het is het ‘kleed’ van de hoer dat haar wordt afgenomen en het ‘vlees’ van de hoer dat wordt ‘gegeten’ door de tien horens en het beest. Het verbranden met vuur gebeurt in het kader van de zesde bazuin van Openbaring 9, waarbij een derde van de burgers van het wereldrijk omkomen. Dat zijn allen die weigeren zich te onderwerpen aan het beest.

Aan de complexe val van het grote Babylon wijdt Openbaring twee hoofdstukken. De relatie tot het beest en de politieke val door het optreden van het beest zien we in Openbaring 17. De rijkdommen van het grote Babylon zijn onderwerp van Openbaring 18, waar we de culturele ondergang van het grote Babylon zien plaatsvinden. De cultuur, alle menselijke handel, vernuft en techniek, die door het beest was overgenomen, wordt vernietigd bij de zevende schaal, wanneer met het rijk van het beest wordt afgerekend.

Concluderend: de val van het grote Babylon gaat in twee fasen. Eerst de politieke neergang, 3,5 jaar voordat Jezus terugkeert, uitgeoefend door de tien horens en het beest. Daarna de culturele vernietiging in het oordeel over het rijk van het beest vlak voor de terugkeer van Jezus, uitgeoefend door God Zelf, bij het uitgieten van de zevende schaal.

- 10 augustus 2022 -

openbaring

van Jezus Christus

Openbaring 15

Openbaring 17