de opname van de gemeente

'De Heer Zelf zal met een bevelend roepen, met de stem van een aartsengel en de bazuin van God neerdalen en de doden in Christus zullen eerst opstaan, daarna zullen wij, de levenden die overblijven, met hen in wolken worden opgenomen, de Heer tegemoet in de lucht. En zo zullen wij altijd met de Heer zijn. Vertroost daarom elkaar met deze woorden.'

1 Thess.4:16-18

---===000===---

Overzicht van teksten in Openbaring die ten onrechte worden aangezien voor de opname van de gemeente

Deze pagina is een aanvulling op de video ‘De eindtijd volgens Openbaring – deel 9 ... en deel 10'

---===000===---


Behorend bij de video: 'De eindtijd volgens Openbaring – deel 9'


1. Openbaring 7:9-17

De ontelbaar grote menigte

‘Daarna zag ik en zie, een grote menigte die niemand kon tellen, uit elke natie en alle geslachten en volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met lange witte kleren en met palmtakken in hun handen. En zij riepen met luider stem de woorden: Het heil aan onze God die op de troon zit en aan het Lam. En alle engelen stonden rond de troon en de oudsten en de vier levende wezens, en zij vielen op hun gezicht neer vóór de troon en aanbaden God en zeiden: Amen! De lof en de heerlijkheid en de wijsheid en de dankzegging en de eer en de kracht en de sterkte zij onze God tot in alle eeuwigheid! Amen. En één van de oudsten antwoordde en zei tot mij: Dezen die bekleed zijn met lange witte kleren, wie zijn zij en vanwaar zijn zij gekomen? En ik zei tot hem: Mijn heer, u weet het. En hij zei tot mij: Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen; en zij hebben hun lange kleren gewassen en ze wit gemaakt in het bloed van het Lam. Daarom zijn zij vóór de troon van God en zij dienen Hem dag en nacht in zijn tempel. En Hij die op de troon zit zal zijn tent over hen uitbreiden. Zij zullen geen honger en geen dorst meer hebben en de zon zal op hen geenszins vallen, noch enige hitte; want het Lam dat in het midden van de troon is, zal hen weiden en hen leiden naar bronnen van levenswateren, en God zal elke traan van hun ogen afwissen.’


Redenen waarom deze tekst niets te maken heeft met de opname van de gemeente:

1. ‘Dezen zijn het die uit de grote verdrukking komen’. De grote verdrukking is volgens diverse teksten in de Bijbel de laatste 3,5 jaar van de zeven jaar van Daniëls 70e en laatste jaarweek.

Daniël 12:1 – ‘...en er zal een tijd van grote benauwdheid zijn, zoals er niet geweest is sinds er volken bestaan tot op die tijd toe.’

Mattheus 24:21,22 – ‘Want er zal een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is van het begin van de wereld tot nu toe en er ook geenszins meer zal komen. En als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden…’

Uit het verband van deze teksten, blijkt dat deze verdrukking begint met ‘de gruwel van verwoesting’, die voor inwoners van Judea aanleiding zal zijn om accuut te vluchten naar de bergen (Mt.24:15-20). Ook Daniël wijst in 12:11 op deze gebeurtenis, dat er een afgod in de tempel wordt geplaatst, die de meest vernietigende verwoesting over het land zal brengen en die de inleiding is op het verbrijzelen van de macht van het heilige volk gedurende 'tijd, tijden en een halve tijd' (Daniël 11:7).

Uit deze zeer specifieke tijd van drie en een half jaar ‘grote verdrukking’ komt de grote menigte van Openbaring 7. Dat laat zien dat God in staat is om zelfs in tijden van dergelijke verschrikkingen grote aantallen mensen te behouden. Maar dat betekent tevens dat het hier niet kán gaan om de opname van de gemeente. Zelfs al zou een allerlaatste generatie christenen door de verdrukking gaan, dan nog kan men niet zeggen dat de menigte die die betrokken is in de opname ‘uit de grote verdrukking komt’. Men kan van een christenheid die 2000 jaar kerkgeschiedenis achter de rug heeft niet beweren dat die ‘uit de grote verdrukking komt’.

2. De grote menigte wordt genoemd, direct na de verzegeling van de 144.000 uit de twaalf stammen van Israël. Dat betekent dat er onderscheid is tussen Israël en ‘de volken’. De gemeente kent dat onderscheid echter niet. ‘Daar is geen Jood of Griek’ (Gal.3:28). ‘Want er is geen onderscheid tussen Jood en Griek’ (Rom.10:12). Een onderscheid tussen ‘Jood en Griek’ houdt in dat het tijdvak van de gemeente voorbij is en dat de gemeente niet langer op aarde is. Het is de tijd waarvan Jezus in Mattheus 24:14 zegt: 'En dit evangelie van het koninkrijk zal over het hele aardrijk worden gepredikt tot een getuigenis voor alle volken, en dan zal het einde komen'. Het zijn de 144.000 die dit evangelie wereldwijd brengen. De ontelbaar grote menigte is het resultaat van hun prediking. Dit gedeelte gaat niet over de opname van de gemeente maar over de menigte, die voortkomt uit de 3,5 jaar grote verdrukking.

3. Van de menigte wordt gezegd: ‘Zij hebben hun lange kleren wit gemaakt in het bloed van het Lam’. Dat lijkt de duiden op een bepaalde mate van ‘werken’. Weliswaar wordt ook van de gemeente gezegd dat zij witte kleren ontvangen van de Heer (Op.3:5) maar nergens dat zij die zelf ‘wit maken in het bloed van het Lam’. Het ‘lange kleren wit maken’ lijkt iets te maken te hebben met de enorme verdrukkingen waar zij doorheen gaan en die zij in de kracht van het bloed van het Lam kunnen doorstaan, wat hun kleding wit maakt.

4. Van de menigte wordt gezegd: ‘Zij dienen Hem dag en nacht in zijn tempel’. Dit veronderstelt een aparte tempel, waarmee zij in verbinding staan. Dat kan niet gelden voor de gemeente want de gelovigen van de gemeente vormen zèlf de tempel van God (1 Ko.3:9,16,17, 2 Ko.6:16, Ef.2:20-22, 1 Pt.2:5). Daarom maakt Jezus de overwinnaars van Filadelfia in Op.3:12-13) tot pilaren in ‘de tempel van zijn God’. Daarom wordt van het nieuwe Jeruzalem gezegd: ‘En een tempel zag ik in haar niet, want de Heer, God de Almachtige, is haar tempel, en het Lam’ (Op.21:22).

5. Het ‘vóór de troon’ staan van de ontelbaar grote menigte wil niet zeggen dat ze in de hemel zijn. Van de 144.000, die samen met het Lam op de berg Sion staan, wordt ook gezegd dat zij ‘vóór de troon zijn’ terwijl zij zich op een aardse locatie bevinden (Op.14:1-3).

6. Van de ontelbaar grote menigte wordt gezegd, dat het Lam hen beschermt tegen de hitte van de zon en hen weidt en hen leidt naar bronnen van levenswateren (Op.7:17). Dat lijkt te duiden op een aardse bestemming. De gemeente daarintegen heeft een hemelse bestemming (Fil.3:20, Kol.3:3). Van het nieuwe Jeruzalem wordt gezegd, dat het licht van zon en maan er niet nodig is omdat de heerlijkheid van God haar verlicht en het Lam haar lamp is (Op.21:23).


2. Openbaring 10:7 en 11:15

De zevende bazuin

‘...maar in de dagen van de stem van de zevende engel, wanneer hij zal bazuinen, zal ook de verborgenheid van God voleindigd worden, zoals Hij aan zijn slaven, de profeten, heeft verkondigd.’


Redenen waarom deze tekst niets te maken heeft met de opname van de gemeente:

Om de tekst te laten slaan op de opname van de gemeente, wordt het woord ‘verborgenheid’ in Openbaring 10:7 gekoppeld aan de ‘verborgenheid’ die ons geopenbaard is door Paulus in 1 Ko15:51 en die verband houdt met de opname van de gemeente: ‘Zie, ik zeg u een verborgenheid. Wij zullen niet allen ontslapen, maar wij zullen allen veranderd worden, in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, bij de laatste bazuin; want de bazuin zal klinken, en de doden zullen onvergankelijk worden opgewekt en wij zullen veranderd worden’.

De link met dit vers lijkt nog sterker omdat ook Paulus in 1 Ko.15:52 spreekt over een bazuin, die hij ‘de laatste bazuin’ noemt. Beide teksten gaan over een ‘verborgenheid’ en een ‘bazuin’. Dat wekt bij velen de indruk dat dit over hetzelfde gaat. Maar dat is allerminst het geval. Men moet bedenken dat er zeer vele 'verborgenheden' zijn en zeer vele 'bazuinen'. Het lezen van de teksten in hun context is hier van het allergrootste belang.

1. De verborgenheid die bij de zevende bazuin voleindigd wordt, is ‘aan zijn slaven, de profeten’ verkondigd. Die aanduiding ‘profeten’ (meervoud) kan niet slaan op de ene apostel Paulus. Het gaat hier over de profeten van het Oude Testament, die vrijwel allemaal en in allerlei toonaarden hebben geprofeteerd over de korte tijd van circa 2,5 maanden, die van start gaat met de zevende bazuin. Zij belichten daarbij allemaal weer een ander aspect van de enorme oordelen van God, die over de aarde gaan. Deze profetieën zijn grotendeels onvervuld en zullen in sneltreinvaart in vervulling gaan, vlak vóór en bij de komst van de Heer Jezus om zijn heerschappij over de aarde op te eisen. Deze ‘verborgenheid’ slaat niet op de opname van de gemeente maar op de komst van Jezus ‘met kracht en grote heerlijkheid’. Het is de korte periode die de Heer in Mattheus 24 als volgt aanduidt: 'Terstond nu na de verdrukking van die dagen zal de zon verduisterd worden en de maan zal haar schijnsel niet geven en de sterren zullen van de hemel vallen en de krachten van de hemelen zullen wankelen' (Mattheus 24:29). Het betreft, de 75 dagen, direct na de 1260 dagen grote verdrukking, uitlopend tot 1290 en 1335 dagen (Daniël 12:11), waarin de schalen van Openbaring 15 en 16 een wereldwijde verwoesting zullen aanrichten, zodanig dat van de beschaving, die in de eeuwen daarvoor is opgebouwd, vrijwel niets overblijft. 'Het verstaan van de openbaring zal louter verschrikking zijn' (Jesaja 28:19).

2. De bazuin die klinkt bij de opname is een bazuin van onnoemelijk grote zegen en eeuwig leven. Zij kondigt de verandering aan van ‘dit vergankelijke’ tot ‘onvergankelijkheid’ (1Ko.15:53,54). De zevende bazuin, die klinkt in het boek Openbaring, kondigt de ‘derde Wee!’ aan (Op.11:14) van onvoorstelbare verwoestingen en oordelen van God over deze wereld. De plagen van de zeven schalen Op.15,16) volgen direct op de zevende bazuin want de hoofdstukken 12-14 zijn één lange ‘tussenzin’. Voorts wordt melding gemaakt van eeuwig oordeel over allen die Gods aanbod van verzoening hebben afgeslagen (11:18). De twee bazuinen van 1 Ko.15 en Op.10/11 zijn onderling zeer verschillend en men moet concluderen dat het om twee totaal verschillende gebeurtenissen gaat.

3. De bazuin die klinkt bij de opname, wordt in 1 Thess.4:16 ‘de bazuin van God’ genoemd, die wordt gehanteerd door ‘de Heer Zelf’. De zevende bazuin van Openbaring wordt gehanteerd door een engel (Op.10;10:7). Ook dat wijst weer op twee verschillende gebeurtenissen.


3. Openbaring 11:12

De ‘opname’ van de twee getuigen

‘En na drie en een halve dag kwam de levensgeest uit God in hen en zij gingen op hun voeten staan en grote vrees viel op hen die hen aanschouwden. En zij hoorden een luide stem uit de hemel tot hen zeggen: Komt hier op! En zij stegen op naar de hemel in de wolk, en hun vijanden aanschouwden hen.’


Redenen waarom deze tekst niets te maken heeft met de opname van de gemeente:

1. Het hele gedeelte van Openbaring 11:3-12 gaat over twee getuigen, die optreden als de profeten in het Oude testament. Zij brengen grote catastrofes over de wereld (water wordt bloed, er ontstaat grote droogte) en zij spuwen vuur om hun tegenstanders uit te schakelen. Zij zijn onderdeel van ‘de tweede Wee!’ (Op.11:14), die begon met de zesde bazuin (Op.9:12,13). Dit optreden past totaal niet bij het karakter van de gemeente, waartegen wordt gezegd: ‘...zegent wie u vervloeken, zegen en vervloek niet…’ (Rom.12:14).

2. De twee getuigen worden de ‘twee kandelaars’ (Op.11:4) genoemd. De gemeente wordt in Openbaring 1, 2 en 3 echter uitgebeeld als ‘zeven kandelaars’ (Op.1:20). De twee getuigen zijn daarom geen beeld van de gemeente.

3. Van de twee getuigen wordt vermeld dat zij ‘voor de HERE van de aarde staan’. Dit is een letterlijke aanhaling van Zacharia 4:14, waar het gaat over de herbouw van de tempel door Zerubbabel. De finale vervulling daarvan vindt plaats in de grote verdrukking. Dat duidt op een optreden van de twee getuigen in of voor de tempel in Jeruzalem, die volgens Op.11:1-2 weer zal zijn herbouwd en waar weer een door God erkende tempeldienst plaatsvindt. De gemeente is echter het wereldwijde lichaam van Christus, dat niet verbonden is aan tempeldienst op een geografische locatie (Joh.4:23,24).

4. De gemeente wordt niet ‘samen met’ de twee getuigen opgenomen want bij hun heengaan naar de hemel staat er duidelijk: ‘hun vijanden aanschouwden hen’. Dat betekent dat deze ‘opname’ niet de opname is van de gemeente maar uitsluitend van deze twee profeten van God.

- 29 oktober 2022 -


Behorend bij de video: 'De eindtijd volgens Openbaring – deel 10'


4. Openbaring 12:5

Het mannelijke Kind

‘En zij baarde een zoon, een mannelijk kind, die alle naties zal hoeden met een ijzeren staf en haar kind werd weggerukt naar God en naar zijn troon.’

Dit zou duiden op een zogenaamde midtrib opname, halverwege de 7-jarige verdrukking omdat de vrouw direct na het ‘wegrukken van het kind’ de woestijn in vlucht en daar 1260 dagen (3,5 jaar) door God wordt gevoed.

De reden waarom wordt beweerd dat het hier zou gaan om de opname van de gemeente is vooral gelegen in het gebruik van het Griekse ‘harpazo’, ‘weggerukt’, een woord dat ook wordt gebruikt in verband met de opname van de gemeente in 1 Thess.4:17. Ook wordt in de ‘ijzeren staf’ een verband gezien met de gemeente van Thyatira, waarvan in Op.2:26,27 wordt gezegd: ‘En wie overwint en mijn werken tot het einde toe bewaart, die zal Ik macht geven over de volken en hij zal hen hoeden met een ijzeren staf’.


Redenen waarom deze tekst niets te maken heeft met de opname van de gemeente:

1. Het hoeden met ijzeren staf is Christus' gezag - ook wanneer Hij dit doorgeeft aan zijn gemeente (Psalm 2:9).

2. Het gebruik van hetzelfde woord betekent niet dat het zou gaan om dezelfde gebeurtenis. Het woord ‘harpazo’ vinden we op meerdere plaatsen in net Nieuwe Testament. Zo ook bijvoorbeeld bij het ‘weggerukt’ worden van Filippus, nadat hij de kamerling uit Ethiopië had gedoopt (Hand.8:39).

3. De vrouw in Openbaring 12 is het gelovig Israël, dat na de val van Jeruzalem (vandaar de ark van het verbond in de hemel – Op.11:19) haar aardse grip op de wereld verloren had en belaagd wordt door de draak, die de macht in de wereld via de wereldrijken had overgenomen. De draak heeft het voorzien op haar kind, om het te verslinden nadat het is geboren. Dat we hemelse tekenen zien, houdt in dat de volledige loop der dingen rust in de handen van de God van de hemel. Daarom zei Jezus tot Pilatus: ‘u zou geen enkele macht tegen Mij hebben, als het u niet van boven gegeven was’ (Joh.19:11). Jezus is ‘het zaad van de vrouw’ dat de slang (=de draak – Op.12:9) de kop zou vermorzelen (Gen.3:15) en dat wil de draak uiteraard voorkomen. Met de gemeente heeft dit totaal niets te maken.

4. De vrouw, het volk Israël, heeft Christus gebaard, niet de gemeente. Van Christus wordt gezegd: ‘het heil is uit de Joden’ (Joh.4:22). Christus is ‘geboren uit een vrouw, geboren onder de wet’ (Op.4:4). Van de gemeente wordt nergens gezegd dat zij ‘uit Israël is voortgekomen’. De gemeente is geënt op Israël, als nieuw getuigenis van God op aarde (Rom.11:17). De gemeente is voortgekomen uit God Zelf (Joh.1:13, 3:5, Jk.1:18, 1 Pt.1:23).

5. Nergens wordt de gemeente, als geheel van alle gelovigen, 'mannelijk' genoemd. Zij is de bruid of vrouw van Christus (2 Ko.11:2, Ef.5:25).

6. Meteen na het 'wegrukken' van de Zoon vlucht de vrouw naar de woestijn. Zij wordt 3,5 jaar door God verzorgd. Zij wordt vervolgd door de draak, satan. Zij is het gelovig Israël. Echter - waarom ging gelovig Israël niet mee in de opname? Alle gelovigen worden immers opgenomen? En waar komen ineens de ‘getuigen van Jezus’ vandaan in Openbaring 12:17?


5. Openbaring 14:16

De oogst van de aarde

‘En ik zag en zie, een witte wolk, en op de wolk zat iemand, de Zoon des mensen gelijk, die op zijn hoofd een gouden kroon en in zijn hand een scherpe sikkel had. En een andere engel kwam uit de tempel en riep met luider stem tot Hem die op de wolk zat: Zend uw sikkel en maai, want het uur om te maaien is gekomen, want de oogst van de aarde is overrijp geworden. En Hij die op de wolk zat, sloeg zijn sikkel op de aarde en de aarde werd gemaaid.’

Dit zou duiden op een zogenaamde ‘prewrath’ opname omdat die plaatsvindt, vlak voor de schalen van Gods grimmigheid van Openbaring 15 en 16.


Redenen waarom deze tekst niets te maken heeft met de opname van de gemeente:

(1) Nergens wordt de opname in de Bijbel vergeleken met een oogst. Zelfs niet waar dat voor de hand ligt. In 1 Ko.15:37, waar het gestorven lichaam 'een korrel' wordt genoemd, daar wordt vervolgens gezegd: 'Er wordt gezaaid in zwakheid, er wordt OPGEWEKT (niet: geoogst) in kracht. De opstanding der gelovigen gebeurt gelijktijdig met de opname van de gemeente. De gelovigen die na de opname tot geloof komen en omkomen in de 7-jarige verdrukking, worden opgewekt wanneer de Heer na 7 jaar terugkeert om zijn koninkrijk op aarde te vestigen.

2. Er is geen beweging van beneden naar boven - alleen van boven naar beneden: Hij sloeg zijn sikkel op de aarde. Het gaat in Openbaring om 'de oogst van de aarde'. Maar de gemeente is een hemels volk (Ef.2:6, Fp.3:20,21 Ko.3:1-3).

3. Bij de oogst wordt het 'kwaad' tegelijk met het 'goed' van het land gehaald (Joël 3:13, Mt.3:12, Mt.13:30). De opname van de gemeente geldt alleen gelovigen.

4. Er staat 'de aarde werd gemaaid' wat duidt op een zekere afstand. Het oogsten gebeurt door engelen (Mt.13:41). Bij de opname komt de Heer echter Zelf om zijn bruid te halen (1Th.4:16).

5. Het is een engel die het initiatief neemt. Dat sluit niet aan bij de plaats die engelen hebben t.o.v. de gemeente. De gemeente staat dichter bij de troon (Heb.1:14, 2:5, 12:23, Ef.3:10, 1 Ko.6:3).



6. Openbaring 15:2

De overwinnaars van het beest

‘En ik zag als een glazen zee met vuur vermengd, en hen die de overwinning behaald hadden over het beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam, op de glazen zee staan met harpen van God.’

Dit zou duiden op een zogenaamde ‘prewrath’ opname omdat die plaatsvindt, vlak voor de schalen van Gods grimmigheid van Openbaring 15 en 16.


Redenen waarom deze tekst niets te maken heeft met de opname van de gemeente:

1. Nergens wordt 'staan op de glazen zee' genoemd als beloning voor overwinnaars van de gemeenten. Daarentegen vertonen de 24 oudsten wel diverse eigenschappen van de gemeenten in Openbaring 2 en 3: gekleed in wit, gekroond met kronen, gezeten op tronen.

2. Er wordt slechts gesproken over 'overwinnaars ‘over het beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam’. De gemeenten van Openbaring 2 en 3 worden opgeroepen te overwinnen: ‘wie overwint, die zal Ik geven…’ Maar nergens staat dat zij moeten ‘overwinnen van het beest’.

3. Alleen overwinnaars van het beest worden genoemd. Dat zijn uitsluitend mensen die leefden in de grote verdrukking. Als dit zou slaan op de opname van de gemeente, waar zijn dan de miljoenen gelovigen die stierven vóór de tijd van grote verdrukking?


7. Openbaring 19:7

De vrouw van het Lam

‘...want de bruiloft van het Lam is gekomen en zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt; en haar is gegeven bekleed te zijn met blinkend, rein, fijn linnen, want het fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen.’

Dit zou duiden op een posttrib opname omdat het tafereel van de vrouw van het Lam plaatsvindt nadat de grote verdrukking, inclusief Gods toorn daarover, achter de rug zijn (althans grotendeels).


Redenen waarom deze tekst niets te maken heeft met de opname van de gemeente:

1. Nergens wordt in dit gedeelte op enigerlei wijze melding gemaakt van een dodenopstanding of van een opname ten hemel. Waarom zou dat wel gebeuren voor de groep mensen van 7 jaar verdrukking (Op.20:4) en niet voor de mensen van de circa 2000 jaar daarvoor?

2. De 'vrouw van het Lam' wordt in Op.21:9,10 voorgesteld als hemelse stad, het nieuwe Jeruzalem, het geheel van alle opgenomen gelovigen. Maar wie vormen dan 'de naties', die door haar licht wandelen en van wie de eer en de heerlijkheid tot haar worden gebracht (Op.21:24,26)? Als de opname plaatsvindt na de 7 jaar verdrukking, dan vormen alle gelovigen samen het nieuwe Jeruzalem en blijven er geen gelovigen over om ‘naties’ te vormen, die God op aarde vereren en dienen.

3. De Griekse term voor ‘rein fijn linnen’ Bysissos' (zeer kostbare zijde van ankerdraad), wordt in het Nieuwe Testament verder alleen nog genoemd in Op.18:16 en Op.19:14.

Dat wijst erop dat de vrouw van het Lam dezelfde is als de hemelse legers, die samen met de Heer terugkeren naar de aarde. Dat stemt totaal niet overeen met het vaak geschilderde beeld van de gemeente als gezelschap van herauten, die de Heer ophalen om Hem binnen te leiden ‘in de stad’. Wat volgt is namelijk een totale vernietiging van ‘de stad’, de wereld, die met de Heer in oorlog is.

4. Er staat niet: 'Hij heeft zijn vrouw zojuist opgehaald' maar 'zijn vrouw heeft zich gereed gemaakt'. Dat duidt op enige tijd van afzondering.


8. Openbaring 20:4

De opstanding der martelaren

‘En ik zag tronen, en zij gingen daarop zitten, en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen van hen die om het getuigenis van Jezus en om het woord van God onthoofd waren, en die het beest of zijn beeld niet hadden aangebeden en niet het merkteken aan hun voorhoofd en aan hun hand ontvangen hadden; en zij werden levend en regeerden met Christus duizend jaren.’

Dit opnamemoment correspondeert met geen enkele visie op het moment van de opname en valt daarom bij voorbaat al af.

Een reden die door velen wordt genoemd om deze tekst als opnametekst te bestempelen is de uitleg die volgt: ‘Dit is de eerste opstanding…’


Redenen waarom deze tekst niets te maken heeft met de opname van de gemeente:

1. Wat betreft 'dit is de eerste opstanding' - Het woord ‘is’ ontbreekt in het Grieks. Er staat: ‘dit de eerste opstanding’. Het kan dus ook gaan om een voleindiging of afsluiting van de eerste opstanding. De eerste opstanding begon met de opstanding van Christus en vele heiligen van het Oude Testament (Mt.27:52) en loopt door tot Openbaring 20:4. Tussendoor vindt de opstanding van 2000 jaar kerkgeschiedenis plaats. Die gaat vooraf aan de 7-jarige verdrukking. Die 7-jarige verdrukking is mét het 1000-jarig rijk onderdeel van de Parousia (aanwezigheid) van de Heer (1 Ko.15:23 – zijn ‘komst’ = Parousia). Hij heeft immers de boekrol genomen en begint de zegels te verbreken. De opname van de gemeente is het allereerste signaal van zijn ‘Parousia’. Tot op de opname lijkt het of Hij voor eeuwig verdwenen is en nooit meer iets van Zich zal laten horen. Daarom gaat de wereld ook haar eigen gang.

2. Het 'zij gingen daarop zitten' slaat terug op de 'hemelse legers' die mét Jezus terugkeren naar de aarde (Op.19:14). Het kan namelijk op niets anders terugslaan. Dan moet de opname al eerder hebben plaatsgevonden.

3. Alleen de martelaren van de 7 jarige verdrukking worden genoemd. Het zijn 2 groepen: (1) onthoofd van de eerste 3,5 jaar en (2) beest niet aanbeden = verbrand – Op.9:18 – van de tweede 3,5 jaar). Maar waar zijn de miljoenen gelovigen van vóór de 7-jarige verdrukking, gelovigen uit 2000 jaar kerkgeschiedenis?

4. Openbaring 20 vindt plaats ná de terugkeer van de Heer op aarde. Er is geen enkele visie op de opname, die verkondigt dat de opname plaatsvindt nadat de Heer al met de wolken op aarde is teruggekeerd, alle legers heeft verslagen en de duivel in de afgrond is geworpen. We komen tegen: pretrib (vóór de verdrukking), midtrib (halverwege de verdrukking), prewrath (vlak voor de schalen van Gods toorn) en posttrib (na de schalen van Gods toorn). Maar nergens wordt gesproken over een ‘premil’ opname, vlak voor het aanbreken van het ‘millennium’ het duizendjarig rijk.


Conclusie

Er is geen enkele tekst in Openbaring die de opname van de gemeente weergeeft. De opname van de gemeente vindt plaats voorafgaand aan Openbaring 4. De gemeente wordt vanaf Openbaring 4 voorgesteld als aanwezig in de hemel in het beeld van de 24 oudsten. Wel vinden we de opname terug in het type van Johannes, in Openbaring 4:1

’Hierna zag ik, en zie, een deur was geopend in de hemel, en de eerste stem die ik gehoord had als van een bazuin, die met mij sprak, zei: Kom hier op en Ik zal u tonen wat hierna moet gebeuren.'

- 12 november 2022 -

openbaring

van Jezus Christus