Openbaring 15

Vers 1

Zeven schalen

'En ik zag een ander teken in de hemel, groot en wonderbaar: zeven engelen die de zeven laatste plagen hadden, want hiermee is de grimmigheid van God voleindigd.'


Met de uitdrukking ‘teken in de hemel’ knoopt Johannes aan bij de draad van het verhaal, die begon in Openbaring 12 met twee tekenen, die werden gezien in de hemel. Het eerste teken was de vrouw, bekleed met de zon en de maan onder haar voeten en de kroon met twaalf sterren, die schreeuwde in haar barensweeën. Dat was het volk Israël, dat vanaf de verwoesting van de tempel rond 600 voor Christus gebukt ging onder de heerschappij van de wereldrijken terwijl zij wachtte op de komst van ‘het zaad van de vrouw’, de lang verwachte ‘Zoon des mensen’, de Messias, die haar en de wereld zou verlossen. Sinds het bevel tot herbouw van de stad in 457 voor Christus, verliepen negenenzestig jaarweken (van zeven jaar) (Daniël 9:25). Daarna, in 27 na Christus, werd Jezus Christus gedoopt in de rivier de Jordaan, exact 69 x 7 = 483 jaar later. Daarna werd Hij ‘uitgeroeid, zonder dat er iets tegen Hem was’. (Daniël 9:26). Het volk Israël eiste dat ‘de Heilige en Rechtvaardige’ zou worden gekruisigd terwijl Pilatus onschuldig wilde blijven aan het bloed van die Rechtvaardige en zijn handen waste in onschuld (Mattheus 27).

Het beginpunt van het teken wordt aangegeven door het laatste vers van Openbaring 11, waar de tempel van God in de hemel geopend werd gezien en de ark van zijn verbond in zijn tempel werd gezien. De laatste keer dat de ark van God op aarde werd gezien was vlak voor de verwoesting van tempel en Jeruzalem door Nebukadnezar. Sindsdien is nooit meer iets van de ark vernomen en weet niemand met zekerheid waar die zich bevindt. Dat duidt erop dat God niet meer door middel van zijn aardse volk Israël de zaken op aarde bestuurt. God heeft zich teruggetrokken in zijn hemel en regeert indirect, door middel van de wereldrijken, die meer rechtstreeks verbonden zijn aan de vijand van God, de duivel. Vandaar het tweede teken.

Het tweede teken was de draak met zeven koppen. Het is de satan, de wereldbeheerser van de duisternis, met zijn zeven (deel)rijken, die vanaf de verwoesting van Jeruzalem het volk Israël voortdurend in het nauw hebben gebracht en nog steeds brengen: (1) Babel, (2) Meden, (3) Perzen, (4) Ptolemaeën, (5) Seleuciden, (6) Romeinen en tot slot de nog (7) de toekomstige vorm van het Romeinse rijk, met tien horens. Halverwege de 70e en laatste nog toekomstige week van Daniëls jaarweken wordt de draak uit de hemel geworpen op aarde. Vervolgens oefent hij rechtstreeks de macht uit door ‘de elfde hoorn’, het beest uit de zee van Openbaring 13, 'de achtste' vorm van satans rijk. Dat beest uit de zee werkt volgens Openbaring 13 samen met het beest uit de aarde, de leider van de staat Israël.

Drie en een half jaar lang is sprake van een vreselijke wereldwijde tirannie, waarbij mensen worden gedwongen onderdeel te gaan uitmaken van het systeem door een merkteken op hun rechterhand of voorhoofd. Zij die zich verzetten, worden met militaire macht bestreden. Een derde van de mensheid vindt de dood, zo lezen we in Openbaring 9 . Openbaring 14 laat zien op welke manieren God in die duistere tijd van grote verdrukking tot de mensheid spreekt: (1) door zijn 144.000 uit de twaalf stammen van Israël (2) Door drie engelen, die achtereenvolgens (a) oproepen God te aanbidden, (b) de val van het Grote Babylon bekendmaken (waarop de afgoderij van de wereld tot op dat moment gericht was) (c) zich verre te houden van de nieuwe afgoderij en het beest en zijn beeld niet te aanbidden en het teken van het beest niet te accepteren (3) Door de Heilige Geest, die troostrijke woorden spreekt voor hen die in deze tijd zullen sterven.

Na Gods instrumenten van prediking en waarschuwing laat Openbaring 14 zien dat de grote verdrukking eindigt in een grote oogst, waarbij goed en kwaad van elkaar zullen worden gescheiden en waarbij de mensen die het militaristische kwaad belichamen, voorgesteld als van de wijnstok van de aarde, volledig zullen worden vernietigd. Maar wat gebeurt er met de mensen die de keuze voor God en het Lam maken? Dat zien we zo meteen in Openbaring 15. Maar eerst volgt ‘een ander teken in de hemel’, na het teken van de vrouw en de draak, wat uitliep op de grote verdrukking in al haar gruwelijkheden. Het derde grote teken in de hemel, groot en wonderbaar, is dat van de zeven laatste plagen, waarmee Gods grimmigheid wordt voleindigd. Dit teken sluit zowel aan bij de eerste twee tekenen in de hemel als bij de oogst van de wijnstok, waarmee Openbaring 14 eindigde, de grote wijnpersbak van de grimmigheid van God. Enkele van de schalen leiden het rijk van het beest namelijk naar ‘die grote wijnpersbak’.

Kortweg is de verhaallijn: (1) het volk van God brengt in moeilijke tijden onder de wereldrijken de Messias voort (2) de moeilijke tijden worden veroorzaakt door de draak, die zich ten slotte volledig stort op de grote verdrukking van 3,5 jaar (3) het rijk van de draak wordt door Gods grimmigheid vernietigd tot verlossing van de vrouw.

- 11 juni 2022 -


Vers 2-4

Glazen zee

‘En ik zag als een glazen zee met vuur vermengd, en hen die de overwinning behaald hadden over het beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam, op de glazen zee staan met harpen van God. En zij zingen het lied van Mozes, de slaaf van God, en het lied van het Lam en zeggen: Groot en wonderbaar zijn uw werken, Heer, God de Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning van de naties! Wie toch zou U niet vrezen, Heer, en uw naam niet verheerlijken? Want U alleen bent heilig, want alle naties zullen komen en zich voor U neerbuigen, omdat uw gerechtigheden openbaar zijn geworden.’


(1) Wat wordt bedoeld met de glazen zee?

(2) Wie zijn degenen die op de glazen zee staan?

(3) Wanneer zal hun zang vanaf de glazen zee te zien en te horen zijn?

(4) Waarom worden zij hier gezien, in het verband met de zeven laatste plagen?

(5) Wat is de betekenis van wat zij zingen?


(1) Wat wordt bedoeld met de glazen zee?

Het grote en wonderbare teken van de zeven engelen met de laatste plagen van God wordt onderbroken voor iets totaal anders: een glazen zee. De glazen zee kwamen we ook tegen in Openbaring 4:6. ‘En voor de troon was als een glazen zee, kristal gelijk.’ De attributen in de hemel worden in schaduwbeelden weergegeven in de tabernakel en de tempel van Israël. Voor de ingang van de tabernakel en van de tempel stond een wasvat, waar priesters zich konden wassen (Exodus 38:8). Bij de tempel van salomo werd dit wasvat ‘de zee’ genoemd (1 Koningen 7:23).

Verder gebruikt God de term ‘wasbekken’ voor het volk van Moab (Psalm 60:9, 108:10), een buurvolk van Israël, waarmee het vaak op gespannen voet stond. Dat dwong het volk om de eigen afhankelijkheid van de HEERE te onderkennen. Problemen in het leven hebben een louterende, een reinigende werking. Dat zelfde geldt voor vuur. Het geloof van mensen wordt in de Bijbel vergeleken met goud, dat door vuur gelouterd wordt. Petrus schrijft: ‘opdat de beproeving van uw geloof – die van groter waarde is dan die van goud, dat vergaat en door het vuur beproefd wordt – mag blijken te zijn tot lof en eer en heerlijkheid, bij de openbaring van Jezus Christus.’ (1 Petrus 1:7)

Die combinatie van water en vuur als middel tot reiniging, vinden we hier, bij de glazen zee van Openbaring 15. Johannes ziet ‘als een glazen zee met vuur gemengd’. Dat werpt een totaal nieuw en ander licht op de periode van de grote verdrukking als wat tot nu toe is geschetst. In Openbaring 12 lezen we van een verschrikkelijke draak, die het volk Israël wil vernietigen. In Openbaring 13 lezen we van het beest uit de zee dat oorlog maakt tegen de heiligen, een oorlog waarvan Openbaring 9 weergeeft dat een derde van de mensheid erdoor zal worden gedood. Eveneens in Openbaring 13 lezen we van het beest uit de aarde, dat de gehele aarde misleidt met ‘een beeld van het beest’ en met ‘het teken van beest’. Volgens Openbaring 9 is die misleiding vergelijkbaar met een sprinkhanenplaag, zoveel agenten van het systeem worden op de mensen afgestuurd.

Maar al die verdrukkingen zijn, vanuit de tempel van God bezien, slechts een ‘zee met vuur gemengd’, die dient tot loutering van de mensen op aarde, die uiteindelijk de behoudenis bereiken. Het is een ‘glazen’ zee omdat de verdrukkingen zijn afgelopen. Van een glazen zee gaat geen enkel gevaar uit. Je kunt erover lopen. De verdrukkingen van Daniëls laatste jaarweek zijn ‘gestold’. Ze zijn verleden tijd. Ze liggen achter de mensen die erdoorheen zijn gegaan. Of eigenlijk: ze liggen ‘onder de mensen’. Want ze liggen nog zeer vers in het geheugen. Maar ze kunnen erop staan, als overwinnaars.


(2) Wie zijn degenen die op de glazen zee staan?

Degenen die op de glazen zee staan worden letterlijk benoemd: ‘ hen die de overwinning behaald hadden over het beest en over zijn beeld en over het getal van zijn naam’. Het zijn uitsluitend de mensen die de laatste 3,5 jaar van de grote verdrukking hebben doorstaan en die niet hebben gebogen voor de meest verschrikkelijke dictator die de geschiedenis ooit heeft voortgebracht, een dictator die het meest rechtstreeks van alle tirannen werd aangedreven door de mensenmoordenaar van de beginne. Zij hebben een verdrukking doorstaan, zo erg, dat de Heer Jezus ervan zegt dat er nooit zo’n vreselijke verdrukking is geweest en nooit weer zo’n vreselijke verdrukking zal komen (Mattheus 24:21). De groep mensen die deze periode heeft meegemaakt, wordt door God verzameld en geplaatst op de glazen zee. De verdrukkingen die zij doorstonden en die hen louterden, worden onder hen gezien als gestold en ongevaarlijk. Het is als het meer van Galilea dat tot rust kwam, nadat de discipelen hadden staan schreeuwen: ‘Meester, bekommert U Zich er niet om dat wij vergaan?’ (Markus 4:38). Het wilde water, dat hun leven bedreigde, werd glad als een spiegel toen Hij het bestrafte. Zie hier deze geschiedenis op muziek van Brahms . De hoofdstukken 5 en 6 uit het evangelie naar Markus hebben overigens een profetische lading. We vinden daar in beelden uit het leven van Jezus, wat zich de daaropvolgende 2000 jaar zou gaan afspelen, inclusief de laatste jaarweek van Daniël met de grote verdrukking. We zullen daar een apart hoofdstuk aan wijden in de categorie ‘toekomst’.

De mensen die op de glazen zee met vuur vermengd staan, zijn overwinnaars over drie dingen:

(1) Het beest, dat is het beest uit de zee

(2) Het beeld van het beest, dat is het beeld dat in opdracht van het beest uit de aarde werd gemaakt

(3) Het getal van de naam van het beest, een getal dat eveneens door het beest uit de aarde op de wereldbevolking wordt geforceerd.

Dit laat de drie aspecten zien van de afgoderij waar de samenleving met rasse schreden naar op weg is. Het is politieke afgoderij, waarbij mensen al hun verwachtingen hebben gesteld op politici. Het is technocratische afgoderij, waarbij mensen verwachtingen hebben van de techniek en de systemen die daarop zijn gebaseerd. In de eindtijd is dat een wereldwijd digitaal netwerk, waarop iedereen moet worden aangesloten. Het is economische afgoderij, waarbij mensen hun vertrouwen stellen op hun mogelijkheden tot kopen en verkopen, iets wat in die laatste fase van de eindtijd alleen nog mogelijk is bij de gratie van het beest. Over elk van die drie duistere kanten van de eindtijd hebben de mensen op de glazen zee overwonnen. Het zijn derhalve mensen die alle vertrouwen in politiek, techniek en economie hebben verloren en die hun vertrouwen volledig stellen in het enige alternatief: de Enige Waarachtige God en het Lam. Door hun bekendheid met het boek Openbaring, de boodschap van de 144.000 en de boodschappen van de engelen en van Gods Geest, die volgens Openbaring 14 wereldwijd worden gehoord, weten ze:

(1) Wie als Enige recht heeft op aanbidding; (Openbaring 14:6,7)

(2) Dat de wereldwijde eenheidsreligie (het Grote Babylon), waar ze mogelijk tot dan toe hun vertrouwen op gevestigd hadden, was opgehouden te bestaan; (Openbaring 14:8)

(3) Dat buigen voor het beest uit de zee een zeer lange, zo niet eeuwige, tijd van pijniging zou betekenen; (Openbaring 14:9-12)

(4) Dat het sterven vanwege het beest uit de zee eerst rust en daarna een eeuwige beloning zou betekenen; (Openbaring 14:13)

(5) Dat het met het rijk van het beest na enkele jaren afgelopen zou zijn en dat er daarna een duizendjarig vrederijk onder de heerschappij van Jezus Christus zou aanbreken; (Openbaring 20:4)

(6) Dat degenen die hen iets zouden aandoen (gevangenschap of onthoofding of erger) hun gerechte straf niet zouden ontlopen. (Openbaring 13:10).

Het is erg belangrijk dat mensen van deze dingen op de hoogte zijn. Deze kennis is essentieel om de overwinning op het beest en zijn attributen te behalen. Zonder deze kennis zal iedereen vallen voor de misleiding. ‘Wanneer openbaring ontbreekt, verwildert het volk’ (Spreuken 29:19) en ‘Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis’. (Hosea 4:6)

In Openbaring 9 lezen we van militaire machten met staarten als slangen waarmee zij ‘schade toebrengen’ en met monden, waarmee zij vuur spuwen. We hebben daar de uitleg gevolgd dat alle mensen in ‘de bewoonde wereld’ de keuze wordt voorgehouden om zich ‘te laten merken’ met het teken van het beest (schade toe te laten brengen) of anders worden zij met ‘vuur, rook en zwavel’, met chemische wapens, gedood. Dat is een vreselijke keuze. Maar dankzij de wereldwijde prediking op zoveel verschillende manieren door Gods gezanten, is toch een derde van de mensheid in staat zich staande te houden en door hun dood de overwinning op het beest te behalen. Het is een overwinning op ‘vuur, rook en zwavel’. Ook dat is een reden waarom de glazen zee ‘met vuur gemengd’ is.

Daarnaast weten we uit Openbaring 7 dat een ontelbaar grote schare levend uit de grote verdrukking zal komen. Zij zijn na de grote aardbeving van het zesde zegel van Openbaring 6 aan het wereldwijde controlesysteem ontsnapt. Daarna heeft het systeem enorme klappen opgelopen door de rampen van de eerste vier bazuinen van Openbaring 8 . Het bovennatuurlijke herstel ervan heeft de ontsnapte massa’s echter niet weten te achterhalen. Ook deze mensen zijn overwinnaars van het beest en worden, samen met hen die hun leven lieten, hier op de glazen zee gezien. Dat betekent dat hier geen sprake is van een klein groepje mensen. De glazen zee van Openbaring 15 draagt een grote menigte van honderden miljoenen, mogelijk zelfs enkele miljarden.


(3) Wanneer zal de zang van de overwinnaars op het beest vanaf de glazen zee te horen zijn?

Dat alle overwinnaars van het beest hier worden gezien op de ‘glazen zee’ met ‘harpen van God’, betekent dat de gestorvenen zijn opgestaan uit de doden. Dat gebeurt pas na de terugkeer van de Heer Jezus vanuit de hemel, de uitschakeling van alle legers van het beest en na de opsluiting van de satan, in Openbaring 20:4. We krijgen hier, te midden van de voorbereiding van de schalen met de zeven laatste plagen van Gods grimmigheid, een blik in de toekomst. De chronologie wordt daarmee dus doorbroken. Klopt dat met de verandering in werkwoordsvorm, zoals we tot nu toe telkens hebben gezien bij elke doorbreking van chronologie in Openbaring? Ja, dat klopt. Kijk naar vers 1: verleden tijd: ‘ik zag’ en ‘die de zeven laatste plagen hadden’. Vers 2: verleden tijd: ‘Ik zag… op de glazen zee staan’. Maar dan de verandering in vers 3: ‘En zij zingen het lied van Mozes… en zeggen…’.

Het moment van de plaatsing van de overwinnaars op de glazen zee, moet waarschijnlijk geplaatst worden vlak na de opstanding van degenen die door het beest en zijn legers zijn gedood. De machten waarvan zijn hebben gewonnen, zijn reeds teniet gedaan. Zij worden opgewekt na Jezus’ terugkeer en samen met alle overlevenden door God geplaatst op deze glazen zee, waar zij onder zich, als in een film, nogmaals de verschrikkingen zien van het vuur waaraan zij zijn gestorven of ontkomen, en wat zij hebben overwonnen.


(4) Waarom worden zij hier gezien, in het verband met de zeven laatste plagen?

Voordat Johannes ingaat op het grote en wonderbare teken van de plagen, ziet hij de overwinnaars op de glazen zee staan. Dat toont het grote belang van deze overwinnaars in de schaalgerichten. Het laat zien dat God zijn oordelen niet zomaar over de wereld brengt. Het laat ook zien dat God geen behagen heeft in de oordelen die Hij moet brengen. Zijn heiligheid en gerechtigheid vereisen deze oordelen. De overwinnaars over het systeem van het beest zijn het grote bewijs van de heiligheid en gerechtigheid van God, waarmee de schalen van de zeven laatste plagen over het rijk van het beest worden uitgegoten. ‘De wijsheid is gerechtvaardigd in al haar kinderen’, stelt de Heer Jezus in Lukas 7:35. De mensen die stand hebben gehouden tegen het systeem van het beest, zijn kinderen van de wijsheid. Zij hebben die wijsheid met hun leven moeten bekopen. De oordelen die over het rijk en allen die er deel van uitmaken, worden uitgestort zijn gerechtvaardigd door de mensen, die vanwege dat rijk zijn omgekomen.


(5) Wat is de betekenis van wat de overwinnaars zingen?

Allereerst is van belang dat zij met speciale instrumenten zijn uitgerust: harpen van God. Eerder zagen we harpen in handen van de 24 oudsten en hoorden we hun geluid gecombineerd met de stem van de Vader aan het begin van Openbaring 14, bij het gezang van de 144.000. Het lied van de menigte overwinnaars is een ander lied dan dat wat de 144.000 zingen. Dat lied kan niemand leren dan alleen de 144.000. De menigte van overwinnaars zingt twee liederen, één lied dat al heel oud is, het lied van Mozes, de slaaf van God, en een nieuw lied, van het Lam. We vinden het lied van Mozes in Deuteronomium 32, niet lang voor zijn sterven. Het wordt ingeleid met de volgende woorden: ‘Toen sprak Mozes ten aanhoren van de gehele gemeente van Israël de woorden van dit lied ten einde toe’ (Deuteronomium 31:30). Het lied is zeer toepasselijk voor de situatie van de overwinnaars op het systeem van het beest. We geven enkele delen weer:

‘Verderfelijk hebben tegen Hem gehandeld, die zijn zonen niet zijn maar een schandvlek; een verkeerd en vals geslacht. Vergeldt u op deze wijze de HEERE, gij dwaas en onwijs volk? Is Hij niet uw Vader, die u geschapen heeft, die u gemaakt heeft en toebereid?’ (Deuteronomium 32:5,6)

Het ongelovig Israël, met het beest uit de aarde aan het hoofd, zal het wereldwijde afgodische systeem van het beest uit de zee implementeren en ten uitvoer brengen.

‘Toen werd Jesurun vet, en sloeg achteruit – vet werd u, dik en vetgemest – en hij verwierp God, de hem gemaakt had, hij minachtte de Rots van zijn heil. Zij verwekten Hem tot naijver door vreemde goden, met gruwelen krenkten zij Hem; zij offerden aan de boze geesten, die geen goden zijn, aan goden, die zij niet hebben gekend, nieuwe goden, die kort tevoren opgekomen waren, voor welke uw vaderen niet gehuiverd hadden.’ (Deuteronomium 32:15-17)

Dit sluit direct aan op wat Daniël schrijft over ‘de koning’: ‘Ook op de goden van zijn vaderen zal hij geen acht slaan...noch op enige andere god zal hij acht slaan; want tegen die alle zal hij zich verheffen. Maar in hun plaats zal hij de god er vestigen vereren: de god die zijn vaderen niet gekend hebben…’ (Daniël 11: 37, 38).

Dat het volk Israël verkeerde dingen voortbrengt verwoordt Mozes als volgt:

‘...hun druiven zijn giftige druiven, bitter zijn hun trossen. Hun wijn is slangenvenijn en wreed addervergif.’ (Deuteronomium 32:32, 33)

In het licht van het wereldwijd gepushte vaccinatieprogramma, dat in het beste geval niets anders is dan een wereldwijd genetisch experiment en in het slechtste geval een biowapen, een programma waarin Joodse firma’s en CEO’s een hoofdrol spelen, is dit een wonderlijk nauwkeurige profetie. Zeker gezien hetgeen erover wordt gezegd in Openbaring 9, namelijk, dat het gaat om een ‘schorpioensteek’ of om ‘de beet van een slang’, die ‘schade toebrengt’.

‘Mij komt de wraak toe en de vergelding tegen de tijd, dat hun voet zal wankelen, want de dag van hun verderf is nabij, snel komt nader wat over hen is beschikt.’ (Deuteronomium 32:35)

Inderdaad, het teken van de zeven engelen die de zeven laatste plagen hadden is al gezien op het moment dat de overwinnaars van het beest deze woorden zingen. Hoe toepasselijk is Mozes’ lied.

‘Want de HEERE zal recht doen aan zijn volk en Zich ontfermen over zijn knechten; wanneer Hij ziet dat hun kracht vergaan is, van hoog tot laag allen hun einde gevonden hebben…’ (Deuteronomium 32:36)

Het zijn de overwinnaars op het beest en zijn systeem, die zijn knechten zijn en samen het volk van de HEERE vormen. En inderdaad hebben velen van hen hun leven verloren in hun verzet tegen de wereldwijde tirannie en afgoderij.

‘Voorwaar, Ik hef mijn hand ten hemel en zeg: Zowaar ik in eeuwigheid leef: als Ik mijn bliksemend zwaard wet, en mijn hand grijp naar het gericht, dan zal Ik wraak oefenen aan mijn tegenstanders en vergelding brengen over wie Mij haten. Ik zal mijn pijlen dronken maken van bloed en mijn zwaard zal vlees verslinden, het bloed der verslagenen en der gevangenen, de harige hoofden der vijanden. Jubel, gij natiën, om zijn volk, want Hij wreekt het bloed van zijn knechten, Hij oefent wraak aan zijn tegenstanders en verzoent zijn land, zijn volk’. (Deuteronomium 32:40-43)

Hier hebben we exact datgene waar de schaalgerichten op uitlopen: de terugkeer van Jezus met het zwaard dat uit zijn mond komt, waarmee Hij het beest en zijn legers, die in Israël tegen Hem verzameld zijn (Openbaring 19:21), vernietigt en de wijnpersbak van Gods toorn treedt, zodat het bloed tot de tomen van de paarden reikt (Openbaring 14:20).

Tot zover Deuteronomium 32 met 'het lied van Mozes'. De vraag is wat ‘het lied van het Lam’ is. Dat vinden we namelijk nergens in de Bijbel. We moeten het derhalve uit de tekst halen, die volgt op de melding dat de overwinnaars zingen. Daarna staat namelijk geschreven wat zij zeggen. Het begint met de volgende woorden:

‘Groot en wonderbaar zijn uw werken, Heer, God de Almachtige; rechtvaardig en waarachtig zijn uw wegen, Koning van de naties!’

Dat komt sterk overeen met het begin van het lied van Mozes uit Deureronomium 32:

‘...geef grootheid onze God, de Rots, wiens werk volkomen is, omdat zijn wegen recht zijn, een God van trouw, zonder onrecht, rechtvaardig en waarachtig is Hij.’

Dit eerste deel is derhalve een verkorte weergave van het lied van Mozes. De rest van wat de overwinnaars zingen, lijkt te behoren tot het lied van het Lam:

‘Wie toch zou U niet vrezen, Heer, en uw naam niet verheerlijken? Want U alleen bent heilig, want alle naties zullen komen en zich voor U neerbuigen, omdat uw gerechtigheden openbaar zijn geworden.’

Het is de HEERE, die koning van de naties wordt genoemd en wiens wegen rechtvaardig en waarachtig zijn. Maar die goddelijke eigenschappen worden gezien in ‘het Lam’. Het is ‘het Lam’ waarin alle glorie van God zich manifesteert en in Wie Gods gerechtigheden ‘openbaar worden’. Het is het Lam dat Gods heiligheid tot in alle eeuwigheid heeft bevestigd. Daarom kan het niet anders dan dat het Lam niemand anders is dan God Zelf. Naast God bestaat immers geen verlosser:

‘Ben Ik het niet, de Here? En er is geen God behalve Ik, een rechtvaardige, verlossende God is er buiten Mij niet.’ (Jesaja 45:21).

God heeft in het laatst van deze dagen tot ons gesproken in de Zoon, ‘die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door Wie Hij ook de eeuwen gemaakt heeft. Deze, die de uitstraling is van zijn heerlijkheid en de afdruk van zijn Wezen, en die alle dingen draagt door het woord van zijn kracht, is, nadat Hij door Zichzelf de reiniging van de zonden tot stand heeft gebracht, gaan zitten aan de rechterhand van de majesteit in de hoge…’ (Hebr.1:1-3).

Het is voor het Lam, dat alle naties zullen komen en zich zullen neerbuigen. Het Lam is de koning van de naties. Het is het Lam ‘dat ons gekocht heeft met zijn bloed uit alle geslacht en taal en volk en natie en ons gemaakt heeft tot een koninkrijk van koningen en priesters en wij zullen over de aarde heersen’, zo zingen de 24 oudsten in hun lied van het Lam. Zij vormen tevens de bruid van het Lam, die met Hem mag regeren (2 Timotheus 2:12, Openbaring 2:26, 27, 21:24,26). In alle toekomende eeuwen zal het Lam centraal staan als de eeuwige manifestatie van alle heerlijke eigenschappen van God en de mensen die Hij verlost heeft, zullen zich eeuwig in die heerlijkheid verblijden en daarin steeds nieuwe schatten vinden.

AMEN, KOM HEER JEZUS!

- 14 juni 2022 -


Vers 5-8

Zeven schalen

‘En daarna zag ik, en de tempel van de tabernakel van het getuigenis in de hemel werd geopend. En de zeven engelen die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein, blinkend linnen en de borst omgord met gouden gordels. En één van de vier levende wezens gaf aan de zeven engelen zeven gouden schalen, vol met de grimmigheid van God die leeft tot in alle eeuwigheid. En de tempel werd vervuld met rook van de heerlijkheid van God en van zijn macht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen van de zeven engelen voleindigd waren.’


(1) Wat wordt bedoeld met ‘de tempel van de tabernakel van het getuigenis in de hemel’?

(2) Wat is het verschil tussen de zeven plagen en de zeven schalen vol met de grimmigheid van God?

(3) Wat is de betekenis van de rook van de heerlijkheid van God en van zijn macht?

(4) Wanneer worden de zeven laatste plagen aan de mensheid toegebracht?


(1) Wat wordt bedoeld met ‘de tempel van de tabernakel van het getuigenis in de hemel’?

Vanaf Openbaring 10, het neerdalen van de sterke engel met het kleine boekje, dat door Johannes werd opgegeten, is herhaaldelijk sprake van ‘de tempel’. Dat komt omdat ‘het kleine boekje’ het profetisch woord over het volk Israël betreft. De boekrol, die het Lam in Openbaring 5 neemt uit de hand van Hem die op de troon zit, is het eigendomsbewijs en het plan van overname van de gehele schepping. Het kleine boekje verhaalt Gods plannen met Israël, het volk dat centraal staat in de wereldgeschiedenis. Daarom horen we in Openbaring 10 de sterke engel (die de Heer Jezus Zelf voorstelt) roepen dat ‘in de dagen dat de zevende engel zal bazuinen, de verborgenheid van God voleindigd zal worden, zoals Hij aan zijn slaven de profeten heeft verkondigd’. Het kleine boekje betreft al Gods profetieën, die in ons Oude Testament werden gedaan aan het volk Israël. Die profetieën waren en zijn nog steeds moeilijk te begrijpen. Pas de daadwerkelijke vervulling ervan zal duidelijk maken wat ze precies betekenen. Daarom spreekt de sterke engel over ‘de verborgenheid van God’.

Die verborgenheid van God heeft helemaal niets te maken met de 'verborgenheid' van de opname van de gemeente (1 Korinthe 15:51). Alleen om het woord 'verborgheid' plaatsen sommigen de opname van de gemeente bij de ‘zevende bazuin’. Die zevende bazuin stellen ze meteen maar gelijk met ‘de laatste bazuin’ van 1 Korinthe 15:52 en ‘de bazuin van God’ in 1 Thessalonicenzen 4:16. Echter, het gaat om de ‘verborgenheid van God, die verkondigd werd aan zijn slaven, de profeten’. Het gaat dus om zaken uit het Oude Testament, met betrekking tot Israël, niet met betrekking tot de gemeente, die in het Oude Testament nog een verborgenheid was en waarover nog helemaal niets was gesproken tot Gods slaven, de profeten (Efeze 3:1-6). En ook tussen de zevende bazuin, geblazen door een engel als oordeel over een afvallige wereld, en de bazuin van God voor het bijeenroepen van zijn hemels volk, zit een hemelsbreed verschil.

De belangrijke positie van Israël in de gebeurtenissen waarover Openbaring spreekt, blijkt pas na Openbaring 10. Het kleine boekje is door Johannes opgegeten. In zijn mond was het zoet maar het maakte zijn buik bitter. Op het eerste gezicht leek het allemaal mooi en goed, met de herbouw van een tempel en een offerdienst. Maar de geschiedenis zou na enkele jaren een zeer akelige wending krijgen. Alles wat volgt op Openbaring 10, staat op één of andere manier in relatie tot het volk Israël. De enige referentie aan Israël van vóór Openbaring 10 was het verzegelen in Openbaring 7 van de 144.000 uit de twaalf stammen van Israël. Echter, dat was alleen om te laten zien hoe uit hun getuigenis een ontelbaar grote menigte zou voortkomen van onderdanen van God en het Lam. Het ging niet om Israël maar om het behoud van een menigte uit de volken. Hoe het de 144.000 zelf zou vergaan, lezen we pas in Openbaring 14, waar we ze met het Lam op de berg Sion zien staan.

De sterke engel van Openbaring 10 opent met het kleine boekje het zicht op Israël en de sleutelpositie die dit volk invult in de wereldgeschiedenis. En meteen lezen we in Openbaring 11 van een tempel, die gemeten moet worden. Maar de voorhof en de stad moeten worden verworpen. Die zijn aan de volken gegeven, die de heilige stad 42 maanden zullen vertrappen. In Jeruzalem treden gedurende diezelfde 1260 dagen (is gelijk aan 42 maanden) de twee getuigen op, eveneens uit Israël. Dan bazuint de zevende engel en dat luidt de allerlaatste zeer korte fase van zeven zware plagen in, voor de komst van de Heer Jezus. Vandaar dat luide stemmen in de hemel klinken die zeggen: ‘het koninkrijk van de Heer van van zijn Christus (of Messias) is gekomen…’

Echter, de laatste 3,5 jaar van de geschiedenis voor Jezus terugkeer is zo belangrijk en tevens zo complex, dat het verhaal daarvan meerdere keren wordt verteld, telkens vanuit een ander perspectief. Maar in elk van die perspectieven neemt Israël een belangrijke plaats in.

De volgende vertelling is vanuit een historisch perspectief en begint in Openbaring 11:19. De historie begint met ‘de tempel van God in de hemel’ die werd geopend ‘en de ark van zijn verbond werd gezien in zijn tempel…’ Historisch was Jeremia degene die het laatste van de ark had gezien. Vóór de volledige verwoesting van de stad door Babel onder Nebudadnezar had Jeremia de ark ergens verborgen, zo meldt de overlevering. Vanaf dat moment rekende God de geschiedenis niet meer naar zijn volk maar naar de wereldrijken van de volken, een situatie die zou doorlopen tot op de laatste gebeurtenissen waarvan Openbaring verslag doet. Achtereenvolgens zien we in Openbaring 12 twee grote tekenen in de hemel, een vrouw (het gelovige deel van het volk Israël) en de draak (de satan, die de wereldrijken beheerst, zeven koppen voor zeven opeenvolgende deelrijken). De vrouw baart het Kind, de Heer Jezus Christus, op grond van wiens werk zal worden afgerekend met de draak, conform Genesis 3:15. We lezen direct daarop dat de draak uit de hemel wordt geworpen en dat de vrouw naar de woestijn vlucht, waar zij drie en een half jaar of 1260 dagen wordt ‘gevoed’ en ‘beschermd’. Het zijn gelovige Joden die er na 3,5 jaar offerdienst achter komen dat zij misleid zijn en dat zij hals over kop moeten vluchten.

Openbaring 13 toont ons de samenwerking tussen het beest uit de Zee (het herstelde Romeinse rijk) en het ongelovig Israël met haar leiding. Israël zal voorop gaan in een wereldwijde aanbidding van het beest en zijn beeld en het merkteken van het beest wereldwijd verplicht stellen.

Openbaring 14 laat de bestemming zien van de 144.000 uit Israël die in die laatste zeven jaar als getuigen over de aarde zullen gaan om ‘het evangelie van het koninkrijk’ te brengen (Mattheus 24:14). Daarna lezen we tot twee keer toe over een engel die uit de tempel komt, de eerste roept met de opdracht om de aarde te maaien. De tweede heeft zelf een sikkel om te maaien. Er vindt een schifting plaats onder de mensheid. Zij die behouden worden en zij die geoordeeld worden. Vanwege hun getuigenis over de Christus en zijn komende koninkrijk, speelt het getuigenis van het gelovig Israël daar een belangrijke rol in. Vandaar dat hier twee keer een engel ‘uit de tempel’ komt.

Nog sterker wordt het verband met Israël in Openbaring 15. De zeven laatste plagen vertonen nauw verband met wat de profeten van Israël duizenden jaren terug hadden aangekondigd. Daarom wordt ook hier gesteld dat deze zeven engelen ‘uit de tempel komen. Alleen lijkt hier te worden teruggegrepen op een geschiedenis, die nog veel langer geleden is. Niet ‘de tempel waarin de ark werd gezien’, voor het laatst circa 600 voor Christus, maar de tempel ‘van de tabernakel van de getuigenis’, wat een uitdrukking is uit Exodus 38:21, direct na de oprichting van de tabernakel in de woestijn in 1500 voor Christus. Het is net alsof God hier weer even is teruggekeerd te midden van zijn volk Israël op hun woestijnreis en vanuit die positie zijn allerlaatste oordelen over het rijk van het beest brengt.

Dat laat twee dingen zien: God is in al die eeuwen niet veranderd en de mens is in al die eeuwen niet verbeterd. Dus is het evangelie in al die eeuwen niet verouderd, het evangelie, waarvan de tabernakel met al haar attributen een levendig getuigenis vormt. Alles in die tabernakel spreekt namelijk van Jezus Christus en zijn verzoeningswerk op het kruis. Vanuit die tabernakel komen de zeven engelen met de zeven laatste plagen omdat de mensen het grandioze aanbod van God in zijn Zoon hebben laten liggen voor de tirannie van het beest. Het oordeel over deze mensen is daarom rechtvaardig. Verder is er een nauwe gelijkenis tussen de plagen waarmee het Egypte van Farao werd getroffen (kort voor de bouw van de ‘tabernakel van het getuigenis’) en de plagen van deze zeven engelen, zoals we nog zullen zien. Alleen al het woord ‘plagen’ is kenmerkend voor beide gebeurtenissen. We vinden dit woord weliswaar reeds in Openbaring 9:20 en 11:6 maar hier wordt meermalen gesproken van ‘zeven plagen’.

Kortom, de uitdrukking tempel van de tabernakel van de getuigenis duidt erop dat we aan het slot van het boek Openbaring weer helemaal terug zijn op de bodem van het Oude Testament, de vervulling van de profetieën waarover zoveel profeten hebben gesproken.


(2) Wat is het verschil tussen de zeven plagen en de zeven schalen vol met de grimmigheid van God?

Typerend is dat reeds in 15:1 wordt gesproken over ‘engelen die de zeven laatste plagen hadden’ en dat dit hier, in 15:6, wordt herhaald, met de mededeling ‘dat zij uit de tempel komen’. Dat betekent dat zij reeds de capaciteiten of de instrumenten hebben om deze plagen aan de mensheid toe te brengen. Toch moeten zij eerst iets ontvangen alvorens zij die plagen kunnen toebrengen. Datgene wat zij nog moeten ontvangen is ‘de grimmigheid van God, die leeft tot in alle eeuwigheid’. Dat laat iets heel bijzonders zien. De engelen kunnen helemaal niets doen zonder de ‘grimmigheid van God’, ook al zijn zij volledig voor hun taak uitgerust met 'de plagen’. Dat laat zien dat het niet gaat om de uitoefening van macht of om technische vermogens. Hier is sprake van een juridische kwestie, iets wat we ook al zagen in verband met Openbaring 12, waar we de ‘aanklager van de broeders’ uit de hemel gegooid zagen worden.

De engelen kunnen pas iets doen zodra ze de ‘juridische bevestiging’ hebben van God, dat het terecht is hun plagen toe te brengen. De grimmigheid van God is te zien als de uiting van zijn gerechtigheid. De ongerechtigheid van de mens roept Gods gerechtigheid over zich af. Dat roepen van zonden vanaf de aarde vernemen we ook al in Genesis 19: ‘Daarop zei de HEERE: Het geroep over Sodom en Gomorra is voorwaar te groot en haar zonde is voorwaar zeer zwaar. Ik wil nederdalen om te zien of zij inderdaad gedaan hebben naar het geroep, dat tot Mij gekomen is of niet; Ik wil het weten’. (Gen.19:20). We lezen hier dat God niet over één nacht ijs gaat met het uitvoeren van oordeel maar dat Hij de zaak terdege onderzoekt. God wordt hier op zeer menselijke wijze voorgesteld, zodat wij kunnen begrijpen hoe belangrijk het voor Hem is, dat een zaak vast staat. En hoewel Hij alle dingen weet, zelfs alle dingen die nog moeten plaatsvinden, wil Hij toch dat alles zich voltrekt, en dat mensen doen wat Hij reeds weet dat ze zullen doen, en wil Hij ook nadrukkelijk zien wat ze doen, om de zaak te laten vast staan.

Zodra de zaak volkomen vast staat, heeft de mens Gods grimmigheid opgeroepen en moet Gods oordeel over de mens worden voltrokken. Dat engelen reeds lang de instrumenten hadden om een vonnis te voltrekken doet niet ter zake. Het is als het zwaard van de scherprechter. Zonder vonnis van de rechter kan en mag het zwaard zijn werk niet doen. De schalen zijn te zien als het vonnis van de rechter, de grimmigheid van de Hemelse Rechter, die het zwaard van het oordeel in beweging brengt.

Zelfs de uiterlijke kenmerken van de zeven engelen laten de gerechtigheid zien waarmee het oordeel van God wordt uitgeoefend. Zij zijn bekleed met rein blinkend linnen. Dit reine linnen komt voor op vele plaatsen in Openbaring en is een uiting van recht en gerechtigheid (Openbaring 19:8). Is het niet opmerkelijk dat aardse rechters altijd in het zwart gekleed gaan? Zij dragen gouden gordels om de borst. Goud is een beeld van goddelijke gerechtigheid en de borst is de zetel van het geweten, het hart. De engelen dragen Gods gerechtigheid op het hart in in hun geweten.


(3) Wat is de betekenis van de rook van de heerlijkheid van God en van zijn macht?

Meermalen lezen we in het Oude Testament dat de tabernakel en later de tempel wordt gevuld met de heerlijkheid van God. In Exodus 40:34 bedekte de wolk de tent der samenkomst en vervulde de heerlijkheid des HEEREN de tabernakel, zodat Mozes de de tent der samenkomst niet kon binnengaan. Dat was direct nadat alles aan de tabernakel voltooid was en Mozes alles had ingericht overeenkomstig het voorbeeld wat hem was getoond. Ook in 1 Koningen 8:11 en 2 Kronieken 5:14 vulde een wolk het huis des HEEREN en vulde de heerlijkheid des HEEREN het huis, zodat de priesters niet konden blijven staan om dienst te doen. Dat gebeurde direct nadat de priesters de ark op hun plaats in het achterste deel van de tempel hadden geplaatst. Jesaja ziet in een visioen de HEERE op zijn hoge en verheven troon in de tempel, waarbij de tempel met rook werd vervuld. Tot slot lezen we in Ezechiël 44: 4 hoe de toekomstige tempel van de HEER zal worden vervuld met zijn heerlijkheid.

Het grote verschil met onze tekst is, dat het daar gaat om positieve gebeurtenissen, waarbij het volk gehoorzaam is geweest en de HEERE op de juiste manier geëerd en gediend heeft. Hier is sprake van een omgekeerde situatie: de toestand in de wereld is nog nooit zo erg geweest als op dit moment in de geschiedenis. Dit is het moment, waarvan de Heer Jezus zegt, dat ‘er een verdrukking zal zijn zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld en die er ook geenszins meer zal komen’. En Hij vervolgt: ‘Als die dagen niet werden verkort, zou geen vlees behouden worden’. We zijn hier aangekomen bij dat moment, dat die dagen worden verkort. Dat er een eind gemaakt zal worden aan het vreselijke demonische rijk van het beest. Maar ook nu lezen we hetzelfde als wat we lezen ten aanzien van de hoogtijdagen van Israëls geschiedenis, het absolute toppunt van de menselijke geschiedenis, de inwijding van de tempel.

We lezen hier ook: ‘En de tempel werd vervuld met rook van de heerlijkheid van God en van zijn macht; en niemand kon de tempel binnengaan, voordat de zeven plagen van de zeven engelen voleindigd waren.’ Hoe erg de situatie op aarde ook is, en erger dan op dat moment op aarde kan het niet worden, dat doet geen enkele afbreuk aan de heerlijkheid van God. Zelfs op dat dieptepunt van de menselijke geschiedenis wordt de hemelse tempel vervult met de rook van Gods heerlijkheid….en macht. Dat laatste ontbrak bij de inwijding van tabernakel en tempel. Dat is hier wel van toepassing. Want God staat op het punt zijn macht voor de gehele schepping te openbaren. Zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn van meet af aan in zijn schepping voor ieder zichtbaar geweest (Romeinen 1:20). Maar zijn macht was al die tijd verborgen. Zijn macht om op te treden om te laten zien wie Hij is met grote tekenen en wonderen en … oordelen. Die macht staat nu op hun punt openbaar te worden, zodat alle mensen zien en aan den lijve ondervinden met Wie ze te maken hebben… eindelijk. Hij die was, die is en die...komt. In het 'was' en 'is' liet God zijn grote alles ondersteunende goddelijkheid zien. In het 'komt' laat God zijn weergaloze oordeels- en wondermacht zien.


(4) Wanneer worden de zeven laatste plagen aan de mensheid toegebracht?

Voor het moment van de zeven laatste plagen moeten we weer even terug naar Openbaring 10 en 11. De sterke engel zei dat wanneer de zevende engel zou bazuinen, de verborgenheid van God openbaar zou worden, zoals Hij aan zijn slaven, de profeten, heeft verkondigd. Dat is het moment dat een cascade aan profetieën in zeer korte tijd in vervulling gaat. Het zijn allemaal profetieën over het oordeel van God. God die brult uit Sion. God die zijn zwaard laat neerdalen. God die strijd, zoals Hij vroeger streed, ten dage van de krijg. God openbaart Zich op een manier waarop Hij Zich niet eerder heeft geopenbaard, in enorme grote wereldomvattende gerichten.

De Heer Jezus spreekt over het verkorten van die dagen van grote verdrukking omdat anders geen vlees zou worden behouden. Het is het einde van de grote verdrukking, van de tijd, tijden en een halve tijd, van de 42 maanden, van de 1260 dagen, van de laatste halve jaarweek van Daniël. De Heer Jezus spreekt in Mattheus 24:29 over ‘terstond na de verdrukking van die dagen’. Dan zullen ‘de krachten van de hemelen wankelen’. Hoe lang die periode ongeveer zal duren, kunnen we mogelijk opmaken Daniël 12, waar gesproken wordt over 1.290 dagen en over 1.335 dagen. Dat zijn in totaal 1.335 – 1.260 = 75 dagen oftewel twee en een halve maand na de grote verdrukking. Dat is zeer waarschijnlijk de periode waarin deze schalen van Gods oordeel over de aarde zullen komen en ‘de mensen het zullen besterven van angst’ (Lukas 21:26).

Hier wordt gesproken over schalen van Gods grimmigheid. Maar men zou ook kunnen spreken over het zwaard van God. Het is het moment van Jesaja 27: ‘Te dien dage zal de HEERE met zijn fel, groot en sterk zwaard bezoeking brengen over de Leviatan, de snelle slang, over de Leviatan, de kronkelende slang.’ Het is de dag dat God afrekent met de machten van de duisternis, die reeds uit de hemel zijn geworpen en die zich 3,5 jaar lang hebben schuilgehouden onder ‘de volkerenzee’ op aarde. Die machten hadden met het werpen van satan uit de hemel al een gevoelige tik van Gods zwaard gehad. Vandaar dat het beest uit de zee op sterven na dood was in haar voorlaatste verschijningsvorm onder het grote Babylon. Maar de duivel krijgt bovennatuurlijke krachten mee om het nieuw leven in te blazen middels de put van de afgrond en de vier engelen bij de Eufraat. Maar in de zeven laatste plagen deelt God met zijn 'fel, groot en sterk zwaard' de genadeklap uit.

Er is nauwe samenhang tussen de ‘wijn van Gods grimmigheid’ en het ‘zwaard van God’, wat we zien in Jeremia 25:15 en 27: ‘Want aldus heeft de HEERE, de God van Israël tot mij gezegd: Neem deze beker met wijn der gramschap uit mijn hand en geef die te drinken aan alle volken, tot welke Ik u zend, dat zij drinken en waggelen en dol worden ten gevolge van het zwaard, dat Ik onder hen zend.’

Direct aansluitend op de plagen die deze zeven engelen met hun zeven schalen over de aarde brengen, komt de Heer Jezus terug en ziet de gehele wereld Hem verschijnen op de wolken van de hemel. ‘Zie Hij komt met de wolken, en elk oog zal Hem zien…’ (Openbaring 1:7). En elders: ‘...en zij zullen de Zoon des mensen zien komen op de wolken van de hemel met kracht en grote heerlijkheid’ (Mattheus 24:30).

Kortom: De zeven laatste plagen zijn ingeklemd tussen de grote verdrukking door het beest (de valse Christus) en de verschijning in heerlijkheid van de Heer Jezus (de ware Christus).

- 17 juni 2022 -

Openbaring

van Jezus Christus

Openbaring 14

Openbaring 16