paasroman

De Heer is werkelijk opgestaan


Dit is de eerste digitale uitgave van een roman over de opstanding van Jezus Christus. Deze digitale uitgave wordt geschreven terwijl hij wordt gepubliceerd en groeit langzaam tot een complete roman. De roman is volledig gebaseerd op de Bijbelse gegevens, de vier Evangeliën, Handelingen en 1 Korinthe 15.


Geen enkel historisch feit is van zo groot belang als de opstanding van Jezus Christus. Voor ieder mens op aarde zou een persoonlijk onderzoek naar het waarheidsgehalte van de opstanding topprioriteit moeten zijn. Als het waar is - en het is waar - dan wordt ieders leven in de toekomst geoordeeld door Jezus Christus. Dat zal voor iedereen het totale eindoordeel betekenen over alle details van alle jaren, dagen en minuten van alle aspecten van zijn of haar leven. Dat is onnoemelijk veel belangrijker dan welk examen of welke sollicitatie of welke aardse beoordeling dan ook. Er hangt namelijk een eeuwige vergelding van af. Paulus zegt dat de opstanding van Jezus Christus het bewijs is, dat Hij Degene is die eenmaal het gehele mensengeslacht zal oordelen.

De opstanding is tevens het best gedocumenteerde feit in de geschiedenis. Veel recente geschiedenis is gewist of verwrongen weergegeven, geschreven als er wordt vanuit het oogpunt van winnaars of kapitaalkrachtigen. Van historische feiten uit de oudheid overleven slechts een handjevol manuscripten die meestal dateren van vele honderden jaren na de feiten waarvan ze verslag doen. Anders is dat met de geschriften van het Nieuwe Testament. Daarvan zijn meer dan vijfduizend handschriften, waarvan vele complete verzamelingen van Bijbelboeken. De oudste daarvan dateren tot enkele decennia na Christus.

De opstanding wordt ontkend omdat die onmogelijk zou zijn of strijdig met de wetmatigheden in de natuur. Echter, als deze natuurwetmatigheden niet in zichzelf bestaan maar in God en als God de wetmatigheden in de natuur heeft voortgebracht en onderhoudt, dan staat het God vrij daarvan af te wijken, wanneer Hij dat wil. In plaats van dat het onmogelijk zou zijn dat Jezus zou zijn opgestaan uit de dood, beweert één van zijn disicpelen en getuigen van de opstanding, Petrus, dat het precies omgekeerd is. Het is onmogelijk dat Jezus niet zou zijn opgestaan. Het is onmogelijk dat de dood Jezus zou hebben kunnen vasthouden. Hij is immers de Zoon van God. Door op te staan uit de dood bewees Hij Gods Zoon te zijn. Bovendien was Hij als Mens de enige Rechtvaardige, die ooit leefde. Als Rechtvaardige was Hij in staat om anderen te redden door hun zonden in zijn lichaam te dragen en daar het oordeel van de dood over te ondergaan. Het loon van de zonde is de dood. Dat deed Hij op het kruis. Maar omdat Hij in Zichzelf rechtvaardig was, geen zonde had gedaan, geen zonde had gekend en in Hem geen zonde woonde, en Hijzelf dat oordeel niet verdiende, kón Hij niet in het graf blijven. Daarom is Hij opgewekt door de heerlijkheid van God de Vader.

Deze roman laat zien hoe buitenstaanders in het begin van onze jaartelling naar Jezus zijn toegetrokken. De grote wens van de auteur van dit boek is dat ook buitenstaanders in deze laatste dagen vóór zijn komst door de heerlijkheid van zijn Persoon zullen worden aangetrokken en eeuwig leven in Hem mogen vinden en dat degenen die Hem al kennen, inniger met Hem worden verbonden.

proloog

Hoofdstuk 1

hoofdstuk 2

Hoofdstuk 3

hoofdstuk 4

Hoofdstuk 5

hoofdstuk 6

Hoofdstuk 7

hoofdstuk 8

Hoofdstuk 9

hoofdstuk 10

Hoofdstuk 11

hoofdstuk 12

Hoofdstuk 13

hoofdstuk 14

Hoofdstuk 15

hoofdstuk 16

Hoofdstuk 17

hoofdstuk 18

Hoofdstuk 19

hoofdstuk 20

Hoofdstuk 21

hoofdstuk 22

Hoofdstuk 23

hoofdstuk 24

Hoofdstuk 25

hoofdstuk 26

Hoofdstuk 27

hoofdstuk 28

Hoofdstuk 29

hoofdstuk 30

Hoofdstuk 31

hoofdstuk 32

Hoofdstuk 33

hoofdstuk 34

Hoofdstuk 35

hoofdstuk 36

Hoofdstuk 37

hoofdstuk 38

Hoofdstuk 39

hoofdstuk 40

Hoofdstuk 41

hoofdstuk 42

Hoofdstuk 43

hoofdstuk 44

Hoofdstuk 45

hoofdstuk 46

Hoofdstuk 47

hoofdstuk 48

Hoofdstuk 49

hoofdstuk 50

Hoofdstuk 51

hoofdstuk 52

Hoofdstuk 53

hoofdstuk 54

Hoofdstuk 55

hoofdstuk 56

Hoofdstuk 57

hoofdstuk 58

Hoofdstuk 59

hoofdstuk 60

Hoofdstuk 61

hoofdstuk 62

Hoofdstuk 63

hoofdstuk 64

Hoofdstuk 65

hoofdstuk 66

Hoofdstuk 67

hoofdstuk 68

Hoofdstuk 69

hoofdstuk 70

Hoofdstuk 71

hoofdstuk 72

Hoofdstuk 73

hoofdstuk 74

Hoofdstuk 75

hoofdstuk 76

Hoofdstuk 77

hoofdstuk 78

Hoofdstuk 79

hoofdstuk 80

Hoofdstuk 81

hoofdstuk 82

Hoofdstuk 83

hoofdstuk 84

Hoofdstuk 85

hoofdstuk 86

Hoofdstuk 87

hoofdstuk 82

Hoofdstuk 83