Openbaring in vogelvlucht

Introductie

Het boek Openbaring is één van de belangrijkste Bijbelboeken. Het is namelijk de Openbaring van Jezus Christus. Is Hij niet reeds voldoende openbaar geworden in de Evangeliën? Nee, want daarin zien we slechts één type openbaring van zijn Persoon, zij het vanuit vier gezichtspunten. Wij zien daar zijn komst in diepe nederigheid en zijn nog veel diepere vernedering. Wat aan de totale Openbaring van Jezus Christus ontbreekt is zijn komst in heerlijkheid, zijn enorme kracht en majesteit. Dat hebben we in het boek Openbaring. Wie zou zich daarin niet willen verdiepen?

Om de enorme kracht en heerlijkheid van Christus te tonen, is een achtergrond nodig waartegen die heerlijkheid schittert. Die achtergrond is niet mooi maar vreselijk. De kracht, de macht, de rijkdom, de wijsheid, de majesteit en de heerlijkheid van Christus worden in het licht gesteld tegen de meest duistere achtergrond die denkbaar is. Zo staat er bijvoorbeeld een vreselijke grootmacht op in de geschiedenis, die met 200 miljoen vreemdsoortige ruiters een derde van de mensheid doodt. Wie kan het tegen een dergelijk beest opnemen? Het antwoord is: Jezus Christus, de Gekruisigde. Hij is het Lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt. Zijn onvoorstelbare en ongeëvenaarde kracht komt uit tegen de achtergrond van de macht van het beest. En zo moet geheel Openbaring in al haar verschrikkingen worden gezien – als de achtergrond van de Openbaring van Jezus Christus.

Eén van de belangrijkste aspecten van het boek Openbaring is de tijdsorde van de gebeurtenissen. Daar bestaan vele verschillende meningen over en het voert veel te ver die allemaal te behandelen. Bovendien is het doornemen daarvan bepaald niet opbouwend want men raakt zelf de draad in het boek volkomen kwijt. Ieder mens die probeert alle visies op een rijtje te krijgen en vervolgens probeert daaruit de juiste visie te ontcijferen, zal hopeloos verdwalen. Velen zijn opgehouden te trachten het boek te begrijpen vanwege het grote aantal verschillende opvattingen. Gezien de verscheidenheid aan meningen denken zij nooit en te nimmer met zekerheid te kunnen achterhalen wat het boek zou kunnen betekenen.

Er is één en slechts één enkele weg tot een goed begrip van Openbaring en dat is het boek te lezen. Maar dan wel met een biddend hart om de leiding van Gods Geest en met de rest van de Bijbel in het achterhoofd. Immers, ‘geen enkele profetie van de Schrift heeft een eigen uitlegging’. En waarom is dat zo? ‘Want niet door de wil van een mens werd ooit profetie voortgebracht, maar heilige mensen van Godswege hebben, door de Heilige Geest gedreven, gesproken’ (2 Petrus 1:20, 21). De Heilige Geest is de achterliggende Auteur van de gehele Bijbel. Hij is niet in tegenspraak met Zichzelf en daarom moet de Bijbel altijd aan de hand van de Bijbel worden begrepen. Elke uitleg die tegenstrijdigheden in de Bijbel oproept, is eigenmachtige Bijbeluitleg, die ingaat tegen de Geest. Daarom zijn kennis van de Schrift en leiding van de Geest van groot belang bij het begrijpen van Openbaring.

Omdat Gods Geest Zichzelf niet tegenspreekt maar aanvult vanuit verschillende gezichtspunten, is het boek Openbaring ook slechts vatbaar voor één enkele uitleg. Door goed te luisteren naar het boek, nauwkeurig te lezen, te spitten in de grondtekst, de tekst eindeloos te overdenken en telkens opnieuw te herlezen, maakt de Geest duidelijk wat de bedoeling is van de meest lastig te doorgronden Bijbelverzen. Uiteraard blijft elke Bijbeluitleg mensenwerk en men kan er nog steeds naast zitten met een uitleg. Maar de kans dat met ernaast zit, wordt kleiner, naarmate nauwkeuriger wordt gelezen en geluisterd en overwogen en alles meer tegen het licht van de totale Schrift wordt bezien.

Wat ook van groot belang is, is het samen nadenken over de Bijbelteksten. De Schrift zegt namelijk dat wij ‘met alle heiligen in staat zijn te begrijpen wat de hoogte, lengte breedte en diepte is en te kennen de liefde van Christus die de kennis te boven gaat’. Om die reden nodigen we iedereen uit die een vraag heeft over Openbaring, het email-formulier in te vullen onderaan de home-pagina van de website. We willen proberen om vragen of opmerkingen wekelijks te beantwoorden - zolang de Heer het ons vergunt. Op die manier kunnen lezers op de website mee helpen een zo nauwkeurig mogelijke verklaring van Openbaring te krijgen.

Intussen is een nieuwe pagina geschreven onder de titel 'vergezicht', die veel korter dan deze pagina een totaalvisie geeft op het boek Openbaring.


Openbaring 1

Het eerste hoofdstuk van Openbaring zindert van de verwachting van de komst van Jezus Christus. Want pas bij zijn wederkomst in de wereld wordt de grootheid van zijn heerlijkheid zichtbaar. De wijze waarop Hij in grote kracht en heerlijkheid aan de wereld zal verschijnen is onderwerp van het boek. Het is iets wat ‘spoedig’ moet gebeuren, een woord dat ‘met haast’ of ‘met spoed’ betekent en derhalve niet de betekenis heeft van ‘binnenkort’. De zinderende verwachting geeft de lezer echter wel de indruk dat het niet lang meer zal duren. Dat heeft ook te maken met het verschil tussen het goddelijk en het menselijk standpunt. Voor God zijn duizend jaar als één dag en één dag is als duizend jaar. Wij mogen hier als het ware plaatsnemen op de schouder van God en van grote hoogte tegen de geschiedenis aankijken, zoals Hij ertegenaan kijkt. Dat mag ons uittillen boven onze soms teleurstellende kleine dagelijkse werkelijkheid. Johannes onderstreept dat goddelijk gezichtspunt nog eens met de opmerking ‘de tijd is nabij’- zich onmogelijk realiserend dat het nog bijna 2000 jaar zou duren voordat de belangrijkste delen van het boek werkelijkheid zouden worden – en nog steeds zijn wij in afwachting daarvan. Maar het is nu heel dichtbij gekomen. Daarom zijn we gelukkig als we lezen, horen en bewaren wat in het boek geschreven staat.

Er zijn uitleggers die de ganse breedte van de mensheid sinds de eerste eeuw proberen te vernauwen tot wat er volgt, namelijk dat het boek geschreven is aan de zeven gemeenten die in Asia zijn en die vervolgens ook nog eens de specifieke aanwijzingen en beloften voor die gemeenten uitsluitend op de specifieke gemeenten van toepassing verklaren, die toen in klein Azië bestonden. Uiteraard is dat niet de bedoeling van de Geest en dat bleek al in het begin: ‘zalig hij die leest, zij die horen en bewaren…’ – dat geldt voor alle mensen van alle tijden. Uiteraard is het boek geschreven in een historische context en gericht aan historische gemeenten. Dat geldt voor de volledige Schrift. De woorden van de Heer Jezus waren primair gericht aan zijn discipelen. Maar dat betekent niet dat ze geen veel grotere zeggingskracht zouden hebben en toepasbaar zouden zijn op de gehele mensheid van de millennia daarna.

Hoe onlosmakelijk de Vader is verbonden aan de Zoon, blijkt uit de beschrijving van de drie-enige God: ‘Genade zij u en vrede van Hem die is en die was en die komt, en van de zeven Geesten die voor zijn troon zijn, en van Jezus Christus…’. Van Jezus wordt uiteindelijk gezegd: ‘Zie Hij komt met de wolken…’ De ‘Alfa en Omega’, de Heer, is tevens Hij die is en die was en die komt – voor de derde maal: Hij die komt. In de Zoon zien wij de Vader (Johannes 14:9). Dat was zo bij de eerste komst van Christus. Dat zal opnieuw zo zijn bij zijn terugkeer, zijn openbaring in heerlijkheid.

Vervolgens hoort Johannes de ‘stem als een bazuin’ (van de engel, die hem de Openbaring geeft, Op.1:1) en ziet hij de Zoon des mensen, de Heer Jezus, in zijn heerlijkheid, iets waarvan hij al een glimp zag op de berg der verheerlijking, met zijn aangezicht stralend als de zon (Mt.17:2, Op.1:16). Ten opzichte va de verheerlijking op de berg wordt hier nog toegevoegd: de gouden borstgordel, het hoofd en haar wit, als witte wol, de ogen als een vuurvlam, de voeten als gloeiend in een oven, het tweesnijdend zwaard uit zijn mond en zeven sterren in zijn rechterhand. Zijn stem klinkt als het gedruis van vele wateren. De verschijning van Jezus is dermate ontzagwekkend, dat Johannes als dood aan diens voeten neervalt.

Voor de tweede keer wordt dan de overwinning van Jezus over de dood genoemd (Op.1:5, 1:18). En wat voor ons heel belangrijk is: Hij heeft de sleutels van de dood en het dodenrijk. Dat Hij die in zijn bezit heeft, is nauw verbonden met zijn overwinning over de dood. Hij heeft door de dood teniet gedaan hem die de macht over de dood had, dat is de duivel, en daarmee allen verlost die uit angst voor de dood hun hele leven door aan de slavernij onderworpen waren (Heb.2:14, 15). Dat Hij deze sleutels in zijn bezit heeft betekent dat Hij alle beloften in de Bijbel over de opstanding uit de dood en eeuwig leven waar kan maken. Hij zal dat doen op het moment dat door de Vader is bepaald, bij het klinken van de bazuin van God (1 Thess.4:16). Dat is tegelijk met de ‘verandering’ van gelovigen die dan leven (1 Kor.15:52) en met de opname van de gemeente.

Niet de engel maar Jezus Zelf noemt het vers dat voor een goed begrip van het boek zo uiterst belangrijk is: ‘Schrijf dan wat u hebt gezien en wat is en wat hierna zal gebeuren’. Dit is een zeer duidelijke driedeling. ‘Wat u hebt gezien’ duidt op de beschrijving van Jezus in zijn glorieuze hemelse heerlijkheid. ‘Wat is’, duidt op het tijdperk dat reeds was begonnen op het moment dat Johannes de Openbaring ontving en dat – zo kunnen we achteraf stellen – nog zeker meer dan 1900 jaar zou doorlopen. ‘Wat hierna moet gebeuren’ duidt op nog toekomstige dingen, die zullen plaatsvinden na de afsluiting van het huidige tijdperk, waar God door de geschiedenis heen (in onze beleving) langzaam maar zeker naartoe werkt. Wij leven in de tijd dat we de contouren van de eerste zeer korte periode van die toekomst steeds duidelijker om ons heen waarnemen.

Teneinde het ‘wat is’ nog eens zeer duidelijk te koppelen aan het tijdperk van de gemeente, geeft de Heer nog uitleg over de zeven kandelaren en de zeven sterren ‘die u gezien hebt’. En dan zegt Jezus: de zeven sterren ‘zijn’ de engelen van de zeven gemeenten en de zeven kandelaren ‘zijn’ de zeven gemeenten.

De werkwoordtijden zijn zeer belangrijk voor een goed begrip van Openbaring. Dat laat Jezus hier meteen zien. Het zijn de sterren en kandelaren die Johannes ‘gezien had’ als onderdeel van het visioen dat bijna voorbij was. Maar de uitleg van de zeven sterren en de zeven kandelaren is dat zij ‘zijn’, dat wil zeggen op dat moment bestaan. Zij horen tot het gedeelte van Openbaring dat gaat over het huidige tijdperk, het tijdperk van de gemeente. Bij deze uiteenzetting in vogelvlucht zullen we vaak refereren aan de werkwoordtijden van het boek.

- 7 september 2022 -


Openbaring 6 - 16

Hieronder staat een plaatje met op de horizontale as de zeven jaren na de opname van alle gelovigen. Die zeven jaren vormen de 70e jaarweek uit de profetie in Daniël 9:24-27. Op de verticale as staan de hoofdstukken 6-16 van het boek Openbaring. De afbeeldingen laten zien wat er in de hoofdstukken wordt beschreven en wanneer dat plaatsvindt.

Na de zeven jaar gaan de gebeurtenissen zo snel, dat is overgestapt op een tijdmeting in maanden. De vervulling van het profetisch woord zal na de afloop van de zevenjarige verdrukking waarschijnlijk nog ongeveer 2,5 maanden of 75 dagen in beslag nemen, op basis van Daniël 12:12. De Heer vermeldt deze korte periode als: 'Terstond na de verdrukking van die dagen...' (Mt.24:29).

De hoofdstukken 1-5 staan niet in het plaatje omdat die, met de opname van de gemeente, voorafgaan aan de zeven jaren van verdrukking. Hoofdstuk 1 is de verschijning van Jezus aan Johannes. Hoofdstukken 2 en 3 geven zicht op de kerkgeschiedenis. Hoofdstukken 4 en 5 laten de hemel zien tussen de opname van de gemeente en de start van de zeven jaar van verdrukking.

Bij alle figuren in het plaatje zijn letters geplaatst, beginnend bij de zegels van Openbaring 6 (a) en eindigend bij de allerlaatste grote wereldbeving van de zevende plaag (x). Daarbij is de volgorde van van Openbaring aangehouden, zodat figuren rechts soms eerder komen den figuren links. Direct onder het plaatje volgt een korte uitleg van elk van de letters.

Zo we eraan toekomen, zullen we het plaatje verder toelichten bij de uitleg in vogelvlucht van de verschillende hoofdstukken.


Het overall plaatje

Korte beschrijving bij de letters


Openbaring 6

a. De zeven zegels die één voor één worden geopend door het Lam.

b. Een enorme wereldwijde aardbeving bij het zesde zegel. De eerste van vijf aardbevingen.


Openbaring 7

c. De 144.000 Israëlieten, 12.0000 uit elke stam, die als evangelisten de wereld rondtrekken.

d. De ontelbaar grote menigte uit alle natiën, geslachten, volken en talen, die het vrederijk binnengaat.


Openbaring 8 en 9

e. Een tweede aardbeving die volgt op de acties van de engel bij het reukofferaltaar in de hemel.

f. De eerste zes bazuinen, die één voor één worden geblazen door de engelen – bazuin 7 volgt later.


Openbaring 10

g. De sterke engel die ongeveer een jaar vóór het einde van de grote verdrukking neerdaalt.

h. De zeven donderslagen, die volgen op de luide stem van de engel.


Openbaring 11

i. De tempel te Jeruzalem, waarvan de voorhof 42 mnd. zal worden verontreinigd door ‘de naties’

j. De twee getuigen van God die 1.260 dagen lang tegenover de wereld zullen profeteren.

k. Een derde aardbeving, die volgt op het optreden van de 2 getuigen en die vnl. Jeruzalem treft.

l. Een vierde aardbeving, die volgt op het zichtbaar worden van de ark van het verbond in de hemel.


Openbaring 12

m. De val van de draak uit de hemel op aarde, overeenkomend met de vijfde bazuin.

n. De vlucht van gelovig Israël naar de bergen of de woestijn voor 1260 dagen, tijd, tijden en ½ tijd.


Openbaring 13

o. Het beest uit de zee ontvangt wereldwijde dictatoriale macht, samen met tien koningen.

p. Het beest uit de aarde, leider van Israël, ‘een lam’ dat spreekt als draak zorgt voor wereldwijde aanbidding van het 1e beest.


Openbaring 14

q. Tegenover het lam van de draak staat het Lam van God te midden van de 144000 op berg Sion.

r. Tegelijk met de propaganda voor het beest en zijn beeld en teken, klinken waarschuwing vanuit de hemel door drie engelen.

s. De Zoon des mensen op zijn wolk, Jezus, zit klaar om de aarde te oogsten.

t. Een engel oogst de druiven van de aarde, alle legers van de wereld in oorlog met het Lam.


Openbaring 15

u. De overwinnaars over het beest en het beeld en het teken op staan op de glazen zee in de hemel.

v. De schalen met de grimmigheid van God worden de tempel uitgedragen voor de 7 laatste plagen.


Openbaring 16

w. De 7 schalen met Gods grimmigheid worden uitgegoten – einde van het rijk van het beest.

x. De zevende schaal gaat gepaard met de 5e en allergrootste wereldbeving.

- 9 september 2022 -



Uitgebreide beschrijving bij de letters


Openbaring 6

De letters hieronder corresponderen met de letters in de afbeelding hierboven.

a. De zeven zegels

De zeven zegels worden één voor één geopend door het Lam. Het openen van de eerste vier zegels roept verzet op van de apocalyptische ruiters.

(1) Het witte paard: een vredesovereenkomst met 'velen' (Dan.9:27) op basis van oorlogsdreiging (boog).

(2) Het rode paard: wereldwijde onlusten tussen burgers vanwege alle tegenstellingen in de samenleving

(3) Het zwarte paard: honger vanwege verwoesting van voedselketens

(4) Het vale paard: een kwart van de bevolking wordt bedreigd door de dood wegens het zwaard (overheidsoptreden – guillotines, zie zegel 5 en Op. 20:4), de honger, ziekten en wilde dieren.

(5) Bij het openen van het vijfde zegel wordt zichtbaar hoe wordt omgegaan met dissidenten: ze worden gedood.

b. De eerste aardbeving

Bij het openen van (6) het zesde zegel, vindt een enorme wereldwijde aardbeving plaats. Dat laat zien Wie er de baas is en de wereldorde vlucht in holen en rotsen van de bergen. Deze grote aardbeving geeft aan alle dissidenten en critici van de wereldorde de mogelijkheid om eraan te ontsnappen. (7) Het openen van het zevende zegel vindt plaats in Openbaring 8 en is aanleiding tot de zeven bazuinen.


Openbaring 7

c. De 144.000 uit Israël

Voordat er nog meer vernietiging vanuit de hemel komt, worden in Openbaring 7 eerst 144.000 Israëlieten, 12.000 uit elke stam, verzegeld voor een belangrijke wereldwijde missie. Zij zullen tot aan het einde toe als evangelisten de aarde rondtrekken en velen tot Jezus leiden, de komende Koning der koningen en Here der heren. Het is ‘het evangelie van het koninkrijk’, waar Jezus op doelt in Mattheus 24:14.

d. De ontelbaar grote menigte uit alle natiën

De ontelbaar grote menigte uit alle natiën, geslachten, volken en talen wordt ná de grote verdrukking gezien vóór de troon met palmtakken in hun handen. Zij komen uit de grote verdrukking, zijn door God bewaard door alle ellende heen en gaan als overlevenden het vrederijk binnen. Het tafereel van de grote menigte is het eerste moment waarop de chronologie wordt doorbroken. Dat gebeurt hier door een sprong voorwaarts in de tijd. Aan het begin van Openbaring 8 zijn we weer terug op het punt waar het verhaal vóór de sprong was gebleven.

Deze sprong in de tijd blijkt hier uit het korte gesprek tussen Johannes en één van de oudsten, die hem vraagt naar de grote menigte. In de uitleg van de oudste wordt overgeschakeld op een andere werkwoordtijd. De gebruikelijke werkwoordtijd in Openbaring is de verleden tijd. De toekomst staat bij God net zozeer vast als het verleden. Maar bij beschrijving van de ontelbaar grote menigte wordt overgestapt op de tegenwoordige tijd (Op.7:14,15) en de toekomstige tijd (Op.7:15-17). We zien dit telkens in Openbaring. Een gesprek met iemand of een verandering in werkwoordtijd betekent een doorbreking van de chronologie. Een gedeelte dat eveneens op de grote menigte betrekking heeft is het oordeel voor de troon in Mattheus 25, waarbij de grote menigte wordt voorgesteld als de schapen.


Openbaring 8

e. De tweede aardbeving

Een tweede aardbeving volgt op taferelen in de hemel rond het gouden reukofferaltaar. De engel voor het altaar (Jezus, de hogepriester), voegt reukwerk toe aan gebeden van heiligen om er kracht aan te verlenen – nodig voor degenen die op aarde aan het systeem zijn ontsnapt en die de rest van de tijd van verdrukking bewaard moeten blijven, zeker ook gezien de rampen die vanwege de eerste vier bazuinen over de aarde zullen komen.

f. De zeven bazuinen

De zeven bazuinen, die één voor één worden geblazen door zeven engelen. De eerste vier betekenen zware verwoestingen op aarde door vurige voorwerpen uit de hemel. (1) Een derde van de bomen en al het gras verbrandt. (2) Een derde van de zee, de vissen en van de schepen vergaat (3) Een derde van de waterbronnen wordt bitter en (4) Een derde van het licht van de hemellichamen wordt verduisterd. Dit is een logische volgorde in het geval de aarde getroffen wordt door een meteoriet of cluster van meteorieten.


Openbaring 9

Vervolg van letter f. (5) De vijfde bazuin is het signaal bij het vallen van ‘een ster’ uit de hemel op aarde, die vervolgens de sleutel krijgt tot de put van de afgrond. Mogelijk is dit de verblijfplaats van engelen die zich vóór de zondvloed met de mensheid vermengden, wat aanleiding gaf tot mensen met bovennatuurlijke vermogens (nephilim - Genesis 6:1-6). Deze demonische machten komen vrij om zich opnieuw aan de mensheid te binden. Dat gebeurt door middel van ‘sprinkhanen’, de agenten van ‘het beest uit de afgrond’.

Dit is het moment van zijn opstijgen uit de afgrond (Op.11:7, 17:8). Hij wordt hier ‘de engel van de afgrond’ genoemd met als naam: Abaddon (verderf) of Apollyon (verderver). Hij is ‘de zoon van het verderf’ van 2 Thess.2:3. Bij het blazen van bazuin 5 begint de 3,5 jaar lange ‘grote verdrukking’. De ster die bij bazuin 5 uit de hemel valt, is de draak van Openbaring 12 (vgl. Jesaja 14:12), die – na een oorlog in de hemel, overeenkomend met de eerste vier bazuinen – door Michaël en zijn engelen uit de hemel wordt geworpen. Uit Openbaring 12 weten we dat het na de val van satan nog 3,5 jaar is tot aan het einde van de grote verdrukking (Openbaring 12:6, 14).

(6) De zesde bazuin betekent het losmaken van ‘de vier engelen, die gebonden zijn bij de rivier de Eufraat’. Dat zijn de vier vorsten van de vier wereldrijken, die ten onder gingen: Babel, Perzië, Griekenland en Rome. Dit maakt de slagkracht vrij van alle militaire macht op aarde, waarmee vervolgens alle weerstand tegen het wereldwijde regime van het beest wordt neergeslagen. Het is: óf je laat je koppelen aan het systeem (schade middels ‘staarten’ van ‘paarden’) óf je wordt verbrand (dood door de ‘monden’ van ‘paarden’). Het gaat hier niet om oorlogvoering tussen legers want er is een éénwereldregering met satan aan het hoofd. De duivel is uiteraard niet tegen zichzelf verdeeld. Het gaat om oorlogsvoering tussen legers en burgers, die weigeren zich aan het systeem te onderwerpen. Eén op de drie burgers wordt gedood maar zij worden verderop, in Openbaring 15, gezien als overwinnaars, staande op ‘de glazen zee met vuur gemengd (duidend op hun overwinning over de het beest en zijn beeld en het getal van zijn naam). De Geest zegt over hen dat zij ‘gelukkig’ zullen zijn (Op.14:13).


Openbaring 10

g. De sterke engel

Een jaar voor het einde van de grote verdrukking daalt een sterke engel neer uit de hemel. Het is Jezus. Dat blijkt uit (1) zijn verschijning (gezicht als de zon, uit Op.1:16, regenboog rond de troon, uit Op.4:3 en wolken, uit Op.1:7) en (2) zijn stem (brult als een leeuw, Jes.31:4) en (3) Het antwoord van de donderslagen (Jh.12:28,29). Jezus wordt als engel uit de hemel tegenover de engel van de afgrond gesteld van de vijfde bazuin (Op.9:11). De Brenger van leven tegenover de brenger van verderf en dood. Dit is een belangrijk moment van het ‘verkorten’ van die dagen (Mt.24:22 – letterlijk staat er ‘verminken’). Dat dit ongeveer een jaar voor het einde van de grote verdrukking is, blijkt uit de roep van de engel dat er geen 'tijd' meer zal zijn (een 'tijd' is een jaar, zoals in 'tijd, tijden en een halve tijd').

h. De zeven donderslagen

Op de luide stem van de engel volgen zeven donderslagen, die Johannes niet mag opschrijven. Ze moeten geheim blijven. Het zijn verborgen boodschappen van God voor de heiligen die op dat moment nog wereldwijd op de vlucht zijn. Zij zullen deze donderslagen waarschijnlijk horen en hun betekenis begrijpen en de aanwijzingen volgen.


Openbaring 11

i. De vertreding van de voorhof en de heilige stad

Dit is het tweede moment in Openbaring waarop de chronologie wordt doorbroken. Het eerste moment was de grote menigte uit alle volken. Kijk maar in het overall plaatjes. De figuren en pijlen gaan voortdurend naar rechts – behalve bij ‘d’, de grote menigte. En vervolgens hier, bij 'de tempel'. En zo volgen nog enkele keren. Dat we hier opnieuw te maken hebben met een discontinuïteit blijkt uit het volgende (1) Er is weer een gesprek, dit keer op last van de ‘gids-engel’ van Op.1:1, 10, met de ‘sterke engel’ (Op.10:8-11) (2) Johannes ontvangt de opdracht ‘U moet opnieuw profeteren – opnieuw, deels over dezelfde tijd, waarbij het politieke aspect sterker op de voorgrond zal treden – volken, naties, talen en vele koningen. (3) Er vindt vindt in Op.11:1 een verandering van werkwoordtijd plaats. Het gaat van de (gebruikelijke) verleden tijd naar de tegenwoordige en vervolgens naar de toekomstige tijd.

Het startpunt van Openbaring 11 blijkt zeer duidelijk uit de context. Het zijn de 42 maanden waarin de voorhof van de tempel te Jeruzalem en de heilige stad zullen worden worden verontreinigd door ‘de naties’. Het is de tijd van de ‘grote verdrukking’, die halverwege de 7 jaren begint met het staken van de offeranden, die worden gebracht in de tempel. Meteen wordt in de tempel 'een gruwel opgericht, die verwoesting brengt’. Een gruwel is een afgod en slaat op de antichrist, die plaats neemt in de tempel en beweert dat hij God is, en/of op 'het beeld van het beest', dat in de tempel wordt opgericht. De Heer Jezus verwijst zeer duidelijk naar dit moment van het 'ontheiligen van de tempel' in zijn Olijfbergrede als 'de gruwel van verwoesting' (Mattheus 24:25).

De combinatie van Openbaring 11 (de tempel wordt gemeten, de voorhof verworpen) en 2 Thess.2 (de antichrist gaat zitten 'in de tempel') leidt tot de conclusie dat het gaat om het portaal van de tempel. De 42 maanden komen overeen met de 'halve week' van Daniël 9:27, de tweede helft van 7 jaar, dat is 3,5 jaar. Deze laatste helft van de jaarweek eindigt in 'verwoesting', die wordt veroorzaakt door het oprichten van een gruwel door de allerlaatste keizer van een hersteld Romeins rijk. Deze toekomstige keizer is dezelfde als 'Apollyon', de verderver (of verwoester), uit Openbaring 9:11. Dat betekent dat Openbaring 11:1, 2 samenvalt met het blazen van de vijfde bazuin, het vallen van de ster uit de hemel, het openen van de put van de afgrond en de terreur van de ‘sprinkhanen’ .

j. De twee getuigen

Het optreden van de twee getuigen van God staat in direct verband met de 42 maanden van 'het vertreden van de heilige stad'. Gedurende de donkerste periode in de geschiedenis, zorgt God met zijn twee getuigen voor licht. Zij worden 'de twee kandelaars' genoemd die voor de HEERE van de gehele aarde staan (vgl. Zacharia 4:14). Dat duidt erop dat zij hun dienst vervullen in de tempel. Degenen die hen schade willen toebrengen, worden gedood met vuur uit hun mond. Zij verhinderen daarmee dat het heiligdom zelf wordt verontreinigd door een afgod. Zij zullen 1.260 dagen (=42 maanden) lang profeteren onder het verrichten van tekenen in de vorm van plagen: water verandert in bloed en er ontstaat grote droogte. Daarmee verbinden zij de oordelen van de vier eerste bazuinen, die voorafgaan aan de laatste helft van de jaarweek, met de plagen van de zeven schalen, die volgen op de laatste helft van de jaarweek.

Na afloop van hun bediening worden zij gedood door 'het beest dat uit de afgrond opkomt'. Op basis hiervan denken velen dat hun optreden zal plaatsvinden in de eerste helft van de jaarweek. Het beest rijst namelijk op aan het begin van de tweede helft. Bovendien verlopen er 3,5 dagen tussen hun dood en hun opstanding, voordat de zevende bazuin wordt geblazen. Dat zou dan na de grote verdrukking zijn en dat zou volgens sommigen onmogelijk kunnen. Wij stellen daartegenover het volgende. (1) die 3,5 dagen ná de grote verdrukking zijn geen enkel probleem. Er gaan maar liefst 75 dagen na de grote verdrukking voorbij tot aan terugkeer van Jezus uit de hemel. (2) Het beest kan ook aan het eind van zijn regeertijd oorlog met de getuigen voeren en hen doden. Zou hij dit aan het begin doen, wat weerhoudt hem er dan van om de tempel zelf volledig te overmeesteren? (3) Waarom zouden de twee getuigen profeteren gedurende de eerste helft van de jaarweek, een periode dat de 144.000 nog niet verzegeld zijn en vele dissidenten nog gevangen zitten? Een bediening in de tweede helft is veel effectiever want in die tijd zijn velen op de vlucht voor het systeem. (4) De twee getuigen worden direct aansluitend genoemd aan de 42 maanden van het 'vertreden van de heilige stad', dat is de periode van de gruwel van de verwoesting, de tweede helft van de jaarweek.

k. De derde aardbeving

Drie en een halve dag na hun dood staan de twee getuigen op en worden zij opgenomen in de hemel. Terwijl de wereld vol verbazing en ontzetting toekijkt, volt een derde, zeer zware, aardbeving, die vooral Jeruzalem treft, de stad waar de twee getuigen hebben geprofeteerd.

l. De vierde aardbeving

Dat de twee getuigen gedurende de tweede helft van de jaarweek profeteren, blijkt ook uit het directe gevolg: het blazen van de zevende bazuin. De zevende bazuin luidt het einde in van het laatste wereldrijk en van de grote verdrukking. De zevende bazuin voert tot het uitstorten van de schalen met de zeven laatste plagen, van de grimmigheid van God, die korte metten maken met het wereldrijk. Daarmee wordt alle macht overgeheveld naar het Lam, zoals de luide stem aangeeft: 'Het koninkrijk van de wereld van onze Heer en van zijn Christus is gekomen en Hij zal regeren tot in alle eeuwigheid' (Op.11:15). Eindelijk worden honderden miljoenen gebeden van de voorgaande 2000 jaar, 'Uw koninkrijk kome' (Mt.6:10), verhoord.

In het 'uw toorn is gekomen' kondigen de 24 oudsten vervolgens de zeven schalen met de laatste plagen aan. Het tafereel van de zevende bazuin eindigt met het zicht in de hemel, op de ark van God in zijn hemelse tempel. Dat is de zetel van waaraf God regeert sinds de verwoesting van de aardse tempel in 600 voor Christus. De aardse ark verdween toen en de heerschappij ging over van Israël op de vier opeenvolgende wereldrijken. Het tonen van deze ark in de hemelse tempel toont de situatie van de voorgaande 2.600 jaar, waaraan een einde is gekomen. De regering van God wordt door het werk van Christus weer verplaatst naar de aarde. Een vierde aardbeving, gevolgd door grote hagel, is de directe aankondiging van het oordeel over het rijk van het beest in de vorm van de zeven plagen.


Openbaring 12

m. De oorlog in de hemel en de verbanning van satan

Opnieuw hebben we te maken met een discontinuïteit, wat te zien is aan de stijl. Johannes stapt over op de lijdende vorm. Hij zegt in vers 1 niet 'Ik zag een groot teken' maar 'Er werd een groot teken gezien' en hij herhaalt dat in vers 3: 'Er werd een ander teken gezien...'. Met Openbaring 12 wordt de lezer eeuwen terug geplaatst in de tijd. Lang voor het begin van de laatste jaarweek, in 600 voor Christus, verloor Israël de hegemonie over de wereld aan de wereldrijken. Dit werd door Ezechiël gezien in de verplaatsing van de heerlijkheid van God uit de tempel naar de hemel (Ezechiël 10,11). Sindsdien staat Gods ark in de hemel, zoals gezien werd aan het slot van Openbaring 11. Met de ark in de hemel is ook 'de vrouw' Israël in de hemel. Al haar hoop is gericht op de komst van de hemelse mens, die door haar ter wereld zou komen. Pas nadat Hij is gekomen, zal Israël weer kunnen 'neerdalen' op aarde en opnieuw een aards koninkrijk van God kunnen ontvangen. Dit is wat de vraag van de apostelen vlak voor Jezus' hemelvaart betekende: 'Heer, zult U in deze tijd het koninkrijk voor Israël herstellen?' (Hand.1:6). Het zou nog lange tijd duren, intussen bijna 2000 jaar. Het koninkrijk voor Israël komt na het klinken van de zevende bazuin, zoals we hebben overdacht bij het vorige punt aan het slot van Openbaring 11.

In de tijd dat Israël met de ark was 'teruggetrokken' in de hemel, heerste op aarde een draak met zeven koppen en dat 'vanuit de hemelen' want hij is 'overste van de macht der lucht' die zetelt 'in de hemelse gewesten' (Ef.2:2, 6:12). Via zeven opeenvolgende deelrijken (zeven koppen) maakt de draak gedurende circa 2.600 jaar de dienst uit op aarde (zeven kronen) ter bestrijding van de vrouw en het Kind dat zij zou baren (Gen.3:15). Die deelrijken zijn: Babel, Medië, Perzië, Seleuciden, Ptolemaën, Rome I en Rome II. Die laatste kop is het nog toekomstige Romeinse wereldrijk in haar laatste vorm, met tien koningen. Dat zijn de tien horens van de draak (Openbaring 17:12). Die zijn ongekroond want dat koninkrijk bestaat alleen gedurende de laatste halve jaarweek voor het einde.

In zijn vijandschap tegen de vrouw belaagt de draak haar 'attributen', de twaalf sterren, waarmee zij is gekroond. Van deze sterren, de getrouwen onder het volk, sleept hij met zijn staart een derde mee en werpt ze op de aarde (vgl. Dan.8:10). Het is de draak te doen om 'het zaad van de vrouw' want daarvan is gezegd dat het hem de kop zou vermorzelen (Gen.3:15). De geboorte en het wegrukken van het mannelijke Kind is de komst en het werk van Jezus Christus. De vlucht van de vrouw naar de woestijn voor 1260 dagen is de grote verdrukking over Israël, waarin Israël wordt beschermd en gevoed door God Zelf.

De oorlog tussen Michaël en de draak leidt tot het ter aarde werpen van de draak en zijn engelen. Dit is één en hetzelfde als het uit de hemel op aarde vallen van 'de ster' in Openbaring 9:1 bij de vijfde bazuin (zie Jesaja 14:12). De oorlog in de hemel valt daarom samen met de eerste vier bazuinen, waarbij het wereldrijk zwaar wordt getroffen. Die eerste vier bazuinen vormen het is het 'zwaard' waarmee het tot de dood toe gewond is (Openbaring 13:3,14). De zeven plagen van Openbaring 16, die volgen op de zevende bazuin, betekenen de genadeslag.

n. De vlucht van de vrouw naar de woestijn

Na zijn val uit de hemel op aarde, zit er voor de draak niets anders op dan de vrouw te vervolgen door wie de beloften van God over het toekomstige aardrijk ('het koninkrijk voor Israël') in vervulling moeten gaan. Als de vrouw kan worden vernietigd, zal er van Gods beloften niets terecht komen en wijkt mogelijk ook het gevaar van de oude profetie uit de hof.

Maar God beschermt zijn volk. Dit laat ons het enorme verschil zien tussen de macht van de draak en de macht van God, ook wanneer de draak technologie van 6000 jaar geschiedenis ter beschikking staat. De vrouw ontvangt vleugels van 'de grote arend', wat een verwijzing lijkt naar één van de vier levende wezens in en rondom de troon van Openbaring 4. Dat betekent dat er een rechtstreekse bemoeienis vanuit de troon is met de vlucht van de vrouw en dat zij 'op bovennatuurlijke wijze' wordt verplaatst '...maar wie de HERE verwachten putten nieuwe kracht, zij varen op met vleugelen als arenden; zij lopen maar worden niet moe; zij wandelen maar worden niet mat.' (Jesaja 40:31).

De rivier uit de bek van de draak lijkt te duiden op een achtervolging met legers of speciale eenheden. Deze achtervolgers worden echter door de aarde verzwolgen, zoals Farao en zijn legermacht ooit werden verzwolgen door de zee (Exodus 15). De draak beseft dat hij niets kan uitrichten tegen Gods almacht. Hij geeft het op en richt zijn oorlog op 'de overigen van haar geslacht'. Wie zijn dat?

De vlucht van de vrouw 'naar de woestijn' komt overeen met het advies van Jezus: 'wanneer u de gruwel van de verwoesting ziet staan in de heilige plaats, laten dan zij die in Judea zijn vluchten naar de bergen (Mt.24:15). Behalve Israëlieten in Judea, zijn er ook Israëlieten die 'aanbidden in de tempel' (Op.11:1) en de twee getuigen die met hun bovennatuurlijke vermogens een onneembare barrière zijn. Uit Op.11:7 weten we dat de twee getuigen vallen onder degenen met wie de draak door middel van het beest oorlog zal voeren. Vervolgens zijn er ook de 144.000 verzegelde Israëlieten van Openbaring 7, die als evangelisten de wereld rondtrekken (Mt.24:14).

De duur van 'het voeden van de vrouw' op haar plaats in de woestijn is 'tijd, tijden en een halve tijd' en komt overeen met de 'helft van de week', de helft van zeven jaar, 3,5 jaar grote verdrukking. Op basis daarvan weten we dat het neerwerpen van de draak aan het begin van de grote verdrukking plaatsvindt.

-10 september 2022 -


Openbaring 13

o. Het beest uit de zee.

Op.13:1 begint met een ooggetuigenverslag: ‘En ik zag uit de zee een beest opstijgen’. Johannes keert hier weer terug naar een stijl van vertellen, die hij vanaf hoofdstuk 10 niet meer had toegepast. Daaraan zien we, dat we opnieuw te maken hebben met een discontinuïteit in de vertelling. Johannes plaatst met zijn ‘En ik zag uit de zee een beest opstijgen…’ de lezer terug in de tijd, naar het moment waarop de draak uit de hemel valt en de allerlaatste verschijningsvorm van zijn wereldrijk tevoorschijn ‘tovert’, nog voordat hij de vrouw achtervolgt in de woestijn. De 1260 dagen of tijd, tijden en een halve tijd van het voeden van de vrouw in de woestijn komen exact overeen met de 42 maanden activiteit van het beest.

In Openbaring 13 stijgt het beest uit de zee op, dat wil zeggen uit de volkeren van de wereld. Openbaring 11 en 17 geven een andere oorsprong van het beest aan, namelijk de afgrond, en leggen daarmee een verband met Openbaring 9, waar de op aarde gevallen ster de put van de afgrond opent en demonische machten vrij laat. Dat laat zien dat het de draak is, die het beest uit de zee doet opstijgen, zoals we in Openbaring 13 ook lezen: ‘de draak gaf hem zijn macht en zijn troon en groot gezag (Op.13:3). Openbaring 13 volgt chronologisch op Openbaring 17 want daar wordt deze laatste vorm van het beest nog als toekomst gezien.

Het is een zeer merkwaardig beest met zeven koppen en tien horens. Die combinatie van koppen en horens komt in Openbaring maar liefst drie keer voor, in Openbaring 12 (de draak), en in Openbaring 13 en 17 (het beest). De lezer van Openbaring moet goed letten op de kronen. In Openbaring 12 zien we de kronen op de zeven koppen van de draak. Het is de draak, de satan, die het hoogste gezag heeft in de zeven opeenvolgende fasen van het wereldrijk. In Openbaring 17 zien we geen kronen, niet op de koppen en niet op de horens. Het beest wordt tot halverwege de zeven jaar gedomineerd door ‘het grote Babylon’, dat in verbinding staat met de draak. Zodra de draak uit de hemel wordt geworpen, halverwege de zeven jaar, wordt met ‘het grote Babylon’ afgerekend (Openbaring 17:16) en verschuift alle macht naar het beest en de tien horens. Daarom zien we in Openbaring 13 tien kronen op de tien horens van het beest zodra het uit zee opstijgt. ‘En de tien horens die u hebt gezien zijn tien koningen, die nog geen koninkrijk ontvangen hebben maar één uur gezag als koningen ontvangen met het beest.’ (Op.17:12).

Het meest ingewikkeld zijn de zeven koppen. Zowel de zeven koppen als de tien horens stellen volgens Openbaring 17, waar we de uitleg van het beest vinden, ‘koningen’ voor. Echter, de tien koningen regeren gelijktijdig, ‘één uur samen met het beest’. Maar de tien koppen volgen elkaar (althans ten dele) op in de tijd: Vijf zijn gevallen, één is nu en één is nog niet gekomen en als hij komt moet hij korte tijd blijven. Bovendien vormen de koppen een ander soort ‘koningen’ dan de horens. De koppen zijn de platforms voor de horens. Het gaat bij de koppen dus niet om individuele koningen maar om de wereldrijken waarover de koningen heersen. Kijken we naar de opeenvolgende wereldrijken, dan gaat het achtereenvolgens ons om: Babel, Medië – Perzië, Seleuciden-Ptolemaën – (delen van het Griekse rijk) - (5 zijn gevallen), Rome I - (één is nu) en Rome II - (één is toekomstig en moet een korte tijd blijven, de eerste 3,5 jaar van de 7 jaar van Daniël). Rome II is het Rome onder gezag van het Rooms Katholicisme, dat probeert een wereldwijde religie op poten te zetten en een wereldregering, samen met aardse bestuurders. Dat is iets dat de RK Kerk altijd heeft nagestreeft: de ‘spirituele macht’ combineren met de ‘tijdelijke macht’. In de taal van Openbaring 17: de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd (17:2).

Van het beest wordt in Openbaring 17 gesteld dat het zelf ‘de achtste’ is en is uit de zeven is, en ten verderve gaat. Die fase van het beest als 'de achtste' en laatste fase, zien we in Openbaring 13. Dat het ‘uit de zeven is’, blijkt duidelijk uit het uiterlijk van het beest. Om dat te zien, refereren we aan de droom in Daniël 7, waarin Babel als leeuw, Medië/Perzië als beer en Griekenland als luipaard wordt voorgesteld. Het beest uit de zee heeft de zeven koppen en is alleen om die reden al ‘uit de zeven’ maar heeft bovendien de uiterlijke verschijningsvorm van alle voorgaande rijken, de muil van een leeuw, de poten van een beer en het lijf van een luipaard. Dat het de zeven koppen heeft, betekent dat het de intelligentie, het organiserend en coördinerend vermogen van alle voorgaande rijken in zich weet te combineren. De militaire vermogens van alle voorgaande rijken komen vrij bij het blazen van de zesde bazuin, als de vier engelen, die zijn gebonden bij de rivier de Eufraat, worden losgemaakt.

Men moet zich realiseren dat geen sprake is van een geleidelijke ontwikkeling maar van een zeer plotselinge omwenteling halverwege de zeven jaar. Het grote Babylon wordt onttroond en volledig vernietigd. Al haar rijkdom wordt overgenomen door het beest. ‘De hoer wordt naakt gemaakt en haar vlees wordt verslonden en zij wordt met vuur verbrand’. Dat gebeurt door het beest en de tien koningen en is daarmee een indirect oordeel van God (Op.17:16,17). De RK kerk heeft door de eeuwen heen een macht opgeroepen, waaraan zij uiteindelijk zelf ten onder gaat. Aan de wereldwijde wereldreligie wordt een drastisch einde gemaakt, net als aan de Joodse eredienst, die de eerste 3,5 jaar van de laatste jaarweek plaatsvond (Daniël 9:27).

Het wereldrijk dat in puin ligt, door de oordelen vanuit de hemel bij de eerste vier bazuinen, herstelt zich bliksemsnel onder invloed van (1) de occulte machten van de draak en zijn engelen, (2) de machten uit de put van de afgrond en (3) de politieke macht van het beest uit de zee en (4) de sluwe misleiding van het beest uit de aarde. Die laatste macht zullen we bespreken bij punt p. Door het plotselinge herstel van het wereldrijk, is de gehele aarde in diepe bewondering: ‘En ik zag één van zijn koppen als tot de dood geslagen en zijn dodelijke wond werd genezen en de hele aarde ging met verbazing het beest achterna'(Op.13:3). Het gaat hier ons inziens niet om een mens die een aanslag op zijn leven overleeft maar om een wereldrijk dat volledig tot puin geslagen is, waarvan de infrastructuur razendsnel weer wordt neergezet. Het zwaard wordt in Openbaring 13:14 aangeduid als wapen waardoor het beest gewond is geraakt. Van dat zwaard lezen we in Jesaja 27:1 ‘Te dien dage zal de HEERE met zijn fel, groot en sterk zwaard bezoeking brengen aan Leviathan, de snelle slang, over Leviathan, de kronkelende slang en Hij zal het monster in de zee doden’. Dat doden van ‘het monster in de zee’ (het beest dat uit de zee opstijgt) gebeurt in twee fasen. Na een eerste slag door de eerste vier bazuinen, volgt na 3,5 jaar de genadeslag door de plagen van de zeven schalen (Openbaring 16).

Er is nog een tweede reden voor de verbazing van de aardbewoners. Niet alleen herstelt het tot moes geslagen rijk zich bliksemsnel. Daarnaast staat het op als renaissance van het oude Romeinse wereldrijk. Dat blijkt uit Openbaring 17: ‘en zij die op de aarde wonen, van wie de naam van de grondlegging van de wereld af niet geschreven staat in het boek van het leven, zullen zich verwonderen als zij het beest zien, dat het was en niet is en zal zijn’ (Op.17:8). Er is verwondering vanwege zeer snel herstel en vanwege het opnieuw verschijnen van het aloude rijk in nieuwe vorm.

Wat we niet weten uit Openbaring maar wel uit het boek Daniël, is dat drie van de tien horens zullen worden uitgerukt. Drie koningen worden ten val gebracht (Daniël 7:24). Dat hoort bij het absolute gezag dat aan het beest wordt gegeven. ‘En hem werd gezag gegeven om te handelen, tweeënveertig maanden’ (Op.13:5). Hoewel de zwaardwond sloeg op het rijk en niet op een mens, is het wel een mens die alle macht in het rijk in zich opneemt, degene die Paulus de ‘mens van de zonde’ en ‘de zoon van het verderf’ en ‘de wetteloze’ noemt, die in de tempel van God gaat zitten en van zichzelf verklaart dat hij God is (2 Thess.2:3,4).

In het optreden van het beest uit de zee zijn drie zaken te onderscheiden: (1) Zij die verloren gaan aanbidden de draak en het beest. (2) Het beest opent zijn mond in lasteringen tegen God, zijn naam, zijn tabernakel en hen die in de hemel wonen. (3) Het beest voert oorlog tegen de heiligen, dat zijn allen die zich afzijdig houden van zijn gezag en zijn rijk en zich niet aan hem onderwerpen. Deze drie elementen in het optreden staan elk in verband met andere delen van het boek.

(1) De aanbidding van de draak en het beest staat in verband met de sprinkhanen van de vijfde bazuin (Openbaring 9:1-11) en het optreden van het beest uit de aarde (Openbaring 13:11-18). Net als het beest uit de aarde zijn ook de sprinkhanen te zien als misleidende agenten. Het beest uit de aarde coördineert de misleiding op wereldschaal en de sprinkhanen ontplooien hun misleidende activiteiten op lokaal niveau, in rechtstreeks contact met de mensen. De kern van de misleiding is dat mensen zich overgeven aan het gezag van het beest. Dat betekent dat ze hem aanbidden en als uiterlijk teken daarvan zijn naam of het getal van zijn naam op hun rechterhand of voorhoofd ontvangen (Op.13:16,17).

(2) De lastering van het beest zien we terug in Openbaring 11, waar de voorhof en de heilige stad worden ontheiligd door de naties. Na de vernietiging van Rome (Op.17:16) wordt Jeruzalem het centrum van wereldwijde afgoderij. Het beest laat zichzelf vanuit het portaal van de tempel uitroepen als God. Een dergelijke actie is in wezen de meest gruwelijke lastering van God. De grootheid van God is onvoorstelbaar – Schepper en Onderhouder van alle atomen van het heelal. Niemand is in staat ook maar bij benadering een beeld van Hem te vormen. Daarom heeft God het zijn volk strikt verboden. En hier is de meest wanstaltige mens, die ooit op aarde is verschenen – het totale tegenbeeld van alles waar God voor staat – die wereldwijd laat verkondigen dat hij ‘God’ is. Dieper kan de mensheid niet vallen.

(3) Veel mensen voelen aan dat hier iets totaal niet in de haak is en dat het gruwelijk is wat hier gebeurt, alleen al uit het oogpunt van de door de Franse Revolutie beleden en eeuwenlang zo geprezen ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’. Zij laten zich niet meeslepen door de waan van de dag maar verzetten zich tegen de totalitaire dwang. Maar er is nog iets. God Zelf laat zeer nadrukkelijk van Zich horen in de boodschap van drie opeenvolgende engelen die wereldwijd uitroepen (a) dat mensen God moeten eren, (b) dat de wereldreligie, het grote Babylon voorgoed is verdwenen en (c) dat het buigen voor het beest eeuwig onheil zal betekenen (Op.14:6-12). Deze boodschap opent velen de ogen voor de eeuwenlange misleiding waaraan de mens in de wereldgeschiedenis is blootgesteld. Dat diepe inzicht geeft hen de kracht om zich staande te houden in de verschrikkingen die tegen de mensheid losbarsten bij de zesde bazuin.

De oorlog tegen de heiligen wordt gevoerd onder commando van de vier bij de Eufraat gebonden engelen, die worden losgemaakt en die de beschikking krijgen over twee ontelbaar grote militaire machten. De milities worden erop uitgestuurd om mensen die zich verzetten, te dwingen zich te onderwerpen of anders de vuurdood te sterven (Op.9:13-19). De heiligen, zij die zich staande houden tegenover de druk van het systeem, ontlenen volharding en geloof aan de belofte dat het moment komt dat alles wordt omgedraaid en dat hun vervolgers volledige vergelding zullen ontvangen voor hun daden (Op.13:10), conform 2 Thess.1:6,7.

p. Het beest uit de aarde.

Dat het beest uit de aarde gelijktijdig met het beest uit de zee optreedt wordt reeds duidelijk uit de omschrijving: ‘...en het oefent al het gezag van het eerste beest uit in diens tegenwoordigheid…’ (Op.13:12). Echter, ook aan de werkwoordtijd is zichtbaar dat Openbaring 13:11-18 opnieuw start aan het begin van de laatste 3,5 jaar voor Jezus’ terugkeer. In vers 12 gaat het plotseling over naar de tegenwoordige tijd en dat blijft zo tot aan het eind van het hoofdstuk (op vers 15 na – werd hem gegeven).

De situatie in de jaren voor Jezus terugkeer, is het spiegelbeeld van de gebeurtenissen, die zich voordeden na ‘zijn eerste komst. In het jaar 70 AD werd Jeruzalem verwoest, en verplaatste de wereldgodsdienst zich naar Rome. Drie en een half jaar voor de terugkeer van Jezus wordt Rome verwoest (Op.17:16) en verplaatst het centrum van de wereldgodsdienst zich naar Jeruzalem (Op.11:2).

Centraal in de wereldreligie staat het beest uit de zee. Het beest uit de aarde speelt in de wereldwijde populariteit van het beest uit de zee echter een belangrijke rol. Het beest uit de aarde is de leider van de staat Israël. Dat Israël zo diep zou vallen, is niet nieuw. Reeds bij het proces tegen Jezus verklaarden de Joodse leiders: ‘Wij hebben geen koning dan de keizer’. De apostelen zagen in de politieke leiders van hun tijd een vervulling van het samenspannen van de machthebbers tegen de HERE en zijn gezalfde van Psalm 2 (Hand.4:25-27). De Heer Jezus verklaarde kort voor zijn kruiswerk: ‘Ik ben gekomen in de naam van mijn Vader en u neemt Mij niet aan; als een ander komt in zijn eigen naam, die zult u aannemen’ (Johannes 5:43). De nauwe samenwerking tussen de leiders van ongelovig Israël en Rome wordt herhaald in de eindtijd in de samenwerking tussen het beest uit de aarde en het beest uit de zee.

Ook de profeten uit het Oude Testament kondigden de samenwerking aan tussen Israël en het wereldrijk, voordat de Messias zou terugkeren. Het beest uit de aarde wordt in de profeten tot twee maal toe aangeduid als ‘de koning’. Daniël 11:36 beschrijft hoe deze ‘koning’ een ‘vreemde god’, zal vereren, ‘de god der vestingen’ en met deze god optreden tegen de ‘versterkte vestingen’. Aangezien de tempel te Jeruzalem enkele verzen daarvoor (Dan.11:31) ‘de vesting’ wordt genoemd, is het niet ver gezocht hierin de ontheiliging van de tempel te zien door ‘de gruwel van de verwoesting’, waarbij de Romeinse keizer zich in het tempelportaal als ‘God’ laat uitroepen (2 Thess:2:3,4).

De tweede tekst waar 'het beest uit de aarde' in het Oude testament wordt aangeduid als de koning is Jesaja 30:33: 'Want reeds lang is een brandstapel bereid; ook die is voor de koning gereed gemaakt; Hij heeft de vuurhaard daarvan diep en wijd gemaakt, en is vuur en hout in overvloed; de adem des HEREN steekt hem in brand als een stroom van zwavel.' Dit komt precies overeen met he eindoordeel over 'het beest en de valse profeet (dat is het beest uit de aarde) in Openbaring 19:20.

Een derde tekst over de samenwerking tussen Israël en het wereldrijk in de eindtijd is Jesaja 28:14-19, waar sprake is van een verbond van de leiders van Jeruzalem met het dodenrijk en met de dood. Het is een verbond dat door God zal worden afgestraft met een inval van 'de koning van het Noorden' als een zeer zware voorstormende gesel (vgl. Zacharia 14:1-3). De woordcombinatie 'dood en dodenrijk' komt verder alleen nog voor in Openbaring 6:8 - de ruiter op het vale paard bij het openen van het vierde zegel. Dat laat zien dat de apocalyptische ruiters van Openbaring 6 met hun werkzaamheid bezig zijn het wereldrijk op te richten en dat Israël daarin een rol speelt. Wie de enorme invloed van Joden in de wereld kent, zal daarvan niet verbaasd opkijken. Het 'verbond' waarvan hier sprake is wordt ook genoemd in de overbekende tekst Daniël 9:27: 'En hij zal het verbond voor velen bekrachtigen, een week lang...' Die 'hij' is 'het beest uit de zee', de laatste Romeinse keizer en Israël is één van die velen, die met dit verbond worden opgenomen in het wereldrijk. Het verbond loopt uit op 'de gruwel van verwoesting' die uiteindelijk 'verwoesting' brengt. Dat is de reeds genoemde 'voorstormende gesel'.

Het beest uit de aarde gaat de wereld voor in de aanbidding van het beest uit de zee en oefent tevens de macht uit van het beest uit de zee. Daarmee imiteert de satan met deze beide instrumenten de Vader en de Zoon. Want ook de Zoon wijst de wereld op de Vader als Degene die recht heeft op aanbidding (de Vader zoekt aanbidders – Joh.4:23) een ook de Zoon oefent de macht van de Vader uit (de Vader heeft het oordeel aan de Zoon gegeven – Joh.5:22). Daarom wordt van het beest uit de aarde in Openbaring 13 gezegd dat het eruit ziet ‘als een lam’. Hij lijkt in zijn positie op ‘het Lam van God’. Daarom zien velen in hém de Antichrist en niet in het beest uit de zee.

Een andere overeenkomst met het Lam van God is dat het beest uit de aarde grote tekenen verricht. Het zijn echter wel heel andere tekenen dan die welke Jezus verrichtte. We lezen niet van wonderen van genezing maar van vuur dat uit de hemel neerdaalt. Dat was nu net het teken dat Jezus niet wilde demonstreren (Mt.16:1-4). Maar vanaf vers 14 houdt elke vergelijking met Jezus Christus helemaal op. Dat vers eindigt met de opmerking dat het beest uit de aarde een beeld laat maken voor het beest uit de zee en vervolgens dat aan het beeld van het beest adem wordt gegeven en vervolgens dat het beeld, net als het beest, aanbeden moet worden en vervolgens dat een merkteken van het beest verplicht op de hand of op het voorhoofd van de wereldbevolking moet worden aangebracht omdat anders niet kan worden gekocht of verkocht. Elke vergelijking met het Lam van God gaat daar volledig mank. Daar wordt het ‘speken als de draak’ volledig werkelijkheid.

Want wat is het verband met de draak? Hier ligt opnieuw een belangrijk verband binnen Openbaring en wel met Openbaring 12. We moeten ons realiseren dat de draak zesduizend jaar lang toegang had tot de hemel en dat hem die toegang van het ene op het andere moment is ontzegt, toen hij de oorlog in de hemel verloor en ter aarde werd neergewoepren. Ten tweede ligt er een belangrijk verband met Openbaring 9. In plaats van toegang tot de hemel heeft satan ‘de gevallen ster’ een ‘sleutel van de put van de afgrond’ gekregen waarmee hij engelen, die sinds de zondvloed gevangen zaten omdat ze zich genetisch met de mensheid hadden vermengd (Genesis 6:1-6, 2 Petrus 2:4, Judas:6), kan bevrijden. Omdat hij niet langer ‘de overste van de macht der lucht’ is (ter aarde geworpen als hij is), bedient hij zich van nieuwe, aardse instrumenten om zijn macht op aarde te consolideren. Hij is nog steeds de vorst van de kosmos en hij blijft dat net zolang totdat Jezus in eigen Persoon naar de aarde terugkeert om een einde te maken aan zijn macht.

Satan is uit de hemel geworpen en heeft nog slechts 3,5 jaar om alles in het werk te stellen te verhinderen dat hij door het zaad van de vrouw wordt vermorzeld. Daartoe bekleedt hij het beest uit de zee met zijn gezag en spreekt hij door het beest uit de aarde. Omdat de duivel het moment van Openbaring 12:9 aan ziet komen (het stond op 23 september 2017 levensgroot aan de hemel), heeft hij in de eeuwen die aan zijn verbanning naar de aarde vooraf gingen met behulp van de mens een techniek bedacht, die hem in staat stelt om wat het aardse betreft de goddelijke alwetendheid te benaderen. Die techniek is het internet in combinatie met AI. Die techniek wordt belichaamd door ‘het beeld’ van het beest, dat adem krijgt en spreekt. De ontwikkelaars van AI hebben bevestigd dat AI-robots zich lijken te gedragen alsof ze een ‘zelfbewustzijn’ hebben.

In Openbaring 9:1-11 lezen we over de logistiek van de ‘sprinkhanen’, waarmee het merkteken van het beest alom wordt aangebracht. In Openbaring 9:12-18 lezen we wat het lot is van diegenen die weigeren zich te onderwerpen. Het geldsysteem blijkt uiteindelijk het lokmiddel van satan om mensen in de val van het beest te lokken. Daarom wordt vandaag de dag alles in het werk gesteld om iedereen afhankelijk te maken van het digitale geldsysteem en om cash geld volledig uit te bannen. Het financiële systeem is voor satan en zijn elite slechts een controlemiddel om de mensheid zover te krijgen dat óf iedereen gekoppeld is aan het wereldwijde netwerk (en dus verloren) of gedood is. Er is dan geen mensheid meer over waar Jezus nog naar kan terugkeren. Daarom zegt Jezus: ‘Als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden. Maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen worden verkort’ (Mt.24:22).

- 14 september 2022 -


Openbaring 14

q. De 144.000 met het Lam op de berg Sion.

De verandering in werkwoordtijd (van tegenwoordige tijd in 13:18 naar verleden tijd in 14:1), laat zien dat weer sprake is van een ‘discontinuïteit’. De 42 maanden van verschrikkelijke tirannie van het beest zijn voorbij en de 144.000, die over het gehele aardrijk en tot het einde toe het evangelie van het koninkrijk hebben gebracht (Mt.24:14), worden met het Lam gezien op de berg Sion. Zoals de volgelingen van het beest zijn merkteken op hun voorhoofd of rechterhand hebben, zo zien we bij de 144.000 de naam van het Lam en van zijn Vader op hun voorhoofden geschreven.

Dat het Lam op de berg Sion staat, betekent dat het beest uit de zee en het beest uit de aarde zijn verdwenen en dat een einde is gekomen aan de 42 maanden van vertreding van de heilige stad (Openbaring 11:1,2). Het Lam is Overwinnaar en Hij heeft zijn volk in veiligheid gebracht. Van de ontelbaar grote menigte van Openbaring 7 wisten we dat al. Die stond vóór het Lam en werd door Hem geweid en geleid (Op.7:16, 17). Van de 144.000 was nog niet aangegeven hoe het met hen zou aflopen. Zij staan hier ‘met’ het Lam. Zij zijn ‘deze broeders van Mij’ en de grote menigte van Openbaring 7 vormen ‘de schapen’ van het tafereel van de ‘troon van Jezus’ heerlijkheid’ in Mattheus 25. Maar ten opzichte van troon in de hemel, is er geen verschil. Ook de 144.000 staan vóór de troon (en vóór de vier levende wezens en de oudsten).

Ook vóór zijn lijden stond het Lam op de berg Sion, het tempelplein te Jeruzalem. Toen zag Hij uit naar dit moment van de ‘vele vrucht’ die Hij zou voortbrengen door als tarwekorrel in de aarde te vallen en te sterven (Joh.12:24). Na de tijd van grote verdrukking staat Hij te midden van die ‘vrucht’ als vervulling van bijvoorbeeld Psalm 22:23, ‘...in het midden van de gemeente zal Ik U lofzingen.’ Inderdaad wordt hier gezongen, een lied dat alleen de 144.000 kunnen leren, mogelijk omdat het te maken heeft met de unieke omstandigheden waarin zij gedurende de grote verdrukking hebben verkeerd en waarin zij zijn bewaard.

Vanuit de hemel klinkt een stem als een zware donderslag en als van vele wateren, gecombineerd met harpgeluiden. Het is de stem van de Vader, die ook klonk vlak voor het lijden, op het tempelplein, alleen deze keer gecombineerd met het geluid van harpen, als teken van de hemelse vrucht van het werk van de Heiland – de hemelkoren met hun harpen (Op.5:8). Dat niemand het lied van de 144.000 kan leren, duidt ook op hun unieke relatie tot het Lam. Zij volgen Hem, waar Hij ook heen gaat. Die relatie is anders dan de relatie van de gemeente tot haar bruidegom (zo zullen wij altijd met de Heer zijn - 1 Thess.4:17) en anders dan de relatie van de ontelbaar grote menigte tot de Herder en Heer, die zij dienen en door wie zij geweid en geleid worden (Op.7:15-17).

Uit het feit dat de 144.000 het Lam volgen, waar Hij ook heen gaat, en dat de ontelbaar grote menigte door het Lam wordt geweid en geleid, maken we op dat het hier gaat om de twee groepen van gelovigen uit de grote verdrukking, die levend en wel het vrederijk ingaan. Wat opvalt is dat bij de 144.000 het ‘tranen van de ogen wissen’ ontbreekt (Op.7:17, 21:4). In plaats daarvan horen we van een onnavolgbaar lied en van maagdelijkheid en van onberispelijkheid. Dat getuigt van een zeer sterke geest. Dat moet ook wel, als zij in de moeilijkste periode in de geschiedenis met een niet aflatende ijver het evangelie hebben verspreid.

Bij de opmerking over het zingen gaat Johannes plotseling over van de verleden tijd op de tegenwoordige tijd. We zien dat ook in Openbaring 5:9, bij het zingen van de 24 oudsten en in Openbaring 15:3, bij het zingen van de overwinnaars op het beest. Mogelijk duidt de Geest hiermee aan dat aan dit zingen nooit een einde zal komen. Het is een eeuwige lofzang.


r. De hemelse boodschappers

Direct na het tafereel van de 144.000 met het Lam op de berg Sion, lezen we van drie engelen die, naast de 144.000, in de grote verdrukking, de wereld enkele zeer belangrijke boodschappen brengen. Daarnaast weten we uit Openbaring 11 dat er ook nog de twee getuigen zijn, die vanuit de tempel te Jeruzalem 1260 dagen lang wereldwijd hun getuigenis laten horen, omlijst met wonderlijke plagen om de wereld tot luisteren te dwingen. De grote verdrukking is derhalve niet alleen een tijd van enorme misleiding maar ook een tijd van een zeer duidelijke verkondiging van de waarheid van God. Daarom is het voor de mensheid ook onmogelijk om geen keuze te maken. Grijs bestaat niet meer. Alles is óf zwart óf wit. Daarom lezen we in het laatste hoofdstuk van Openbaring: ‘Laat hij die onrecht doet, nog meer onrecht doen en die vuil is zich nog vuiler maken en die rechtvaardig is nog meer gerechtigheid doen en die heilig is zich nog meer heiligen’ (Op.22:11).

Dat in vers 6 van de tegenwoordige tijd opnieuw wordt overgegaan op de verleden tijd, duidt weer op een discontinuïteit in de vertelling. De 144.000 op de berg Sion, is een plaatje van ná de grote verdrukking. Met de boodschappen van de drie engelen zijn we weer aan het begin van de grote verdrukking, halverwege de zeven jaar van rampspoed. Dat moet ook wel want de waarschuwing van de derde engel, om zich verre te houden van het teken van het beest, heeft alleen zin als dit teken nog niet bij de mensheid is aangebracht. Voordat mensen ertoe worden gedwongen, klinkt vanuit de hemel eerst de boodschap van de drie engelen.

(1) De eerste engel roept de mensheid op om alleen God te vrezen en Hem alleen heerlijkheid te geven. Deze oproep wordt het ‘eeuwig evangelie’ genoemd en geldt feitelijk al vanaf de allereerste scheppingsdag voor alle mensen van alle tijden en plaatsen.

(2) De tweede engel geeft aan dat ‘het grote Babylon’ is gevallen. Dit betekent dat de vier bazuinen, die het wereldrijk vernietigden, dat onder gezag stond van het grote Bayblon, al voorbij zijn (of bijna voorbij zijn). De tijd van de wereldwijde afgoderij in de vorm van ‘het grote Babylon’, die in de eerste helft van de 7 jaar was uitgegroeid tot de samenklontering van alle godsdiensten in een wereldreligie, is voorgoed voorbij. Er zit een heel nieuw en nog veel verschrikkelijker soort afgoderij aan te komen.

(3) De derde engel waarschuwt voor ‘het beest en zijn beeld en zijn merkteken’, waarover in Openbaring 13 uitgebreide beschrijving is gegeven, een nieuwe religie, die in het vacuüm springt van het grote Babylon, dat gevallen is. De afgoderij van het beest is zoveel verschrikkelijker dan de religie van het grote Babylon, dat bij die laatste wiliswaar wordt gesproken van ‘wijn van grimmigheid van haar hoererij’ maar dat bij die eerste van de ‘wijn van grimmigheid van Gods toorn en van pijniging met vuur en zwavel voor het aangezicht van de heilige engelen en het Lam’ – het meest afschuwelijke vooruitzicht dat maar denkbaar is.

Het weigeren van het merkteken van het beest betekent voor velen echter een gewisse dood. Daarom volgt er nog een vierde boodschap van God Zelf, rechtstreeks weergegeven vanuit de hemel door zijn Geest: ‘Gelukkig de doden die in de Heer sterven, van nu aan….opdat zij rusten van hun arbeid want hun werken volgen hen’. Het is de tweede zaligspreking van in totaal zeven zaligsprekingen in het boek. De belofte dat ‘hun werken hun zullen volgen’ wijst op hun opstanding (een dode hoeft niet meer ‘gevolgd’ te worden) en dat het offer van hun leven, dat zij hebben gebracht toen zij het beest weerstonden, tot in eeuwigheid zal worden herdacht.

s. De Zoon des mensen op zijn wolk, klaar voor de oogst van de aarde

Het beeld van de oogst wordt in de Bijbel meerdere malen gebruikt. Het is de profeet Jesaja geweest, die voor het eerst de beeldspraak van de oogst toepaste op de mensheid: ‘Want het zal op de aarde, te midden van de volken, zo gaan als bij het afschudden van een olijfboom, als bij de nalezing wanneer de wijnoogst ten einde is.’ (Jesaja 24:13).

De oogst door de Zoon des mensen, die is gezeten op een wolk, sluit naadloos aan bij de uitleg door de Heer van de tweede gelijkenis in Mattheus 13. ‘Hij die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen, de akker is de wereld, het goede zaad, dat zijn de zonen van het koninkrijk, het onkruid zijn de zonen van de boze, de vijand die het gezaaid heeft is de duivel de oogst is de voleinding van deze eeuw. De Zoon des mensen zal zijn engelen uitzenden en zij zullen uit zijn koninkrijk verzamelen alle aanleidingen tot vallen en hen die de wetteloosheid doen en zij zullen hen in de vuuroven werpen; daar zal het geween zijn en het tandengeknars. Dan zullen de rechtvaardigen stralen als de zon in het koninkrijk van hun Vader.’

Het lijkt er sterk op dat de boodschap van de engelen gedurende de gehele grote verdrukking wordt gehoord tot aan het eind daarvan. Het verhaal gaat namelijk naadloos over van: ‘En een andere, een derde engel, die zei…’ naar ‘En ik zag en zie, een witte wolk’. Dat we de Zoon des mensen zien op een witte wolk zal ons niet verwonderen, gezien de mededelingen over zijn komst in de evangeliën (Mt.24:30, Mk.13:26 en Lk.21:27) en in Openbaring (1:7). Dit is het moment van zijn komst met de wolken van de hemel, het moment dat Hij het oordeel over de mensheid, die dan leeft, uitoefent en zijn wereldwijde macht aanvaardt. De scherpe sikkel is een beeld van een deel van dat oordeel, dat wordt uitgevoerd door de engelen, die worden uitgezonden om te maaien, zoals blijkt uit Mattheus 13.

Op het moment van maaien wordt meteen onderscheid gemaakt tussen het onkruid (de wettelozen) en de tarwe (de zonen van het koninkrijk, in Openbaring meestal aangeduid met ‘de heiligen’), waarbij het onkruid meteen wordt verbrand. Dat geeft aan dat ‘de voleinding van de eeuw’ niet het moment is van de opname van de gemeente, die vooraf gaat aan de grote verdrukking. De opname van de gemeente heeft niets te maken met ‘het onkruid’ doch alleen met hen die in Christus ontslapen zijn en met de getrouwen die op dat moment leven.

Het einde van deze eeuw beslaat enkele maanden na de grote verdrukking (Mt.24:29), waarin het wereldrijk van het beest wordt vernietigd en waarin de heiligen, die in de grote verdrukking tot bekering kwamen, worden afgezonderd van degenen die deel uitmaakten van het rijk van het beest. Die eersten gaan het duizendjarig vrederijk binnen. Het is de ‘ontelbaar grote menigte van Openbaring 7, die wordt afgescheiden van de menigte van ongelovigen, die zijn meegegaan in ‘de wetteloosheid’ van het beest, de ‘wetteloze’ (2 Thess.2:7,8).

De sikkel staat derhalve voor een moment van oordeel, iets wat niet naar voren kwam in Openbaring 7. Daar ging het om de bewarende hand van God, door alle moeilijkheden en verdrukkingen heen en de warme ontvangst in het koninkrijk. Hier gaat het om ‘de grote scheiding’, die zich voltrekt bij de komst van de Heer Jezus op de wolken van de hemel, 'als Hij zijn engelen uitzendt met luid bazuingeschal om zijn uitverkorenen te verzamelen uit de vier windstreken'. Het is het moment van: ‘Dan zullen er twee op het veld zijn, één wordt meegenomen en één achtergelaten. Twee vrouwen zullen et de molensteen malen, één wordt meegenomen en één achtergelaten’ (Mt.24:40,41).

Deze tekst wordt vaak geciteerd in verband met de opname van de gemeente en dat is begrijpelijk want dan gebeurt er iets vergelijkbaars. Maar het verband waarin deze tekst staat, is de komst van de Heer op de wolken van de hemel en het bijeen verzamelen van de uitverkorenen, die het koninkrijk binnengaan. Dat geeft aan dat het gaat om een andere gebeurtenis dan de opname van de gemeente. Het woord ‘rapturo’ (Latijn) of ‘harpazo’ (Grieks) komt in de Bijbel meerdere keren voor (Openbaring 12:5, Handelingen 8:39, 1 Thess.4:17).

Bij de ‘oogst van de tarwe’ behoren ook de in de grote verdrukking omgekomen heiligen. Zij geen niet, zoals de ontelbaar grote schare, levend het vrederijk binnen maar zij zijn door onthoofding of nog erger om het leven gebracht en zij staan aan het begin van het vrederijk op om duizend jaar lang met Christus te regeren (Op.20:4).

- 16 september 2022 -

t. De druivenoogst

Het landleven in Israël kent een groot deel van het jaar door oogsten , van april (gerst) tot en met november (olijven). Opvallend is dat de oogst van tarwe eindigt in mei en dat de druivenoogst van start gaat in juni. Die volgorde vinden we ook hier. De oogst van de tarwe bestaat volgens het beeld van de oogsttijd als ‘einde van deze eeuw’ uit twee soorten: tarwe en onkruid. Het ene wordt behouden. Het andere gaat verloren. Met de druivenoogst is het beeld anders. Die bestaat alleen uit mensen die verloren gaan. Het zijn namelijk alle legers van de natiën die onder aanvoering van hun koningen ten strijde trekken tegen het Lam (Psalm 2).

Het initiatief voor deze oogst is gelegen bij ‘de engel die de macht had over het vuur’. Het is de uiteindelijke bestemming van hen die twisten met God Zelf. ‘Wees niet bang voor hen die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. Maar wees veeleer bang voor Hem die ziel en lichaam kan verderven in de hel’, zo zegt de Heer het Zelf in Mattheus 10:28.

Hier, in de oogst van de wijnstok, hebben we ‘het doden van het lichaam’ door God, in de laatste oorlog waar deze eeuw op uitloopt. We hebben hier het allerhoogste niveau in de geestelijke werkelijkheid waaruit blijkt dat alles in Gods hand rust, ook deze laatste oorlog. Want de engel die macht heeft over het vuur, geeft opdracht aan een andere engel met een scherpe sikkel. Deze engel oogst vervolgens de wijnstok van de aarde en werpt de druiven in de grote wijnpersbak van de grimmigheid van God. De wijnpersbak wordt ‘buiten de stad’ getreden en vervolgens lezen we van bloed, dat stroomt uit de wijnpersbak tot aan de tomen van de paarden (ca 1,5 meter hoog) en 1600 stadiën (ca 300 km) ver.

Een tweede niveau vinden we in Openbaring 16, bij het uitgieten van de zesde schaal. De plagen van de zeven schalen worden voltrokken na de grote verdrukking. Zij luiden het einde in van het rijk van het beest en de heerschappij van de draak. De eerste vijf schalen hebben het rijk van het beest reeds op de knieën gebracht. Bij schaal vijf, ‘op de troon van het beest’, werd zijn koninkrijk verduisterd. Het gaat om een intern conflict (dat kan niet anders bij een wereldwijd rijk), waarbij Jeruzalem (waar de troon staat) het mikpunt is. De vijfde schaal is de trigger. Bij de zesde schaal valt de rivier de Eufraat door een wonder plotseling droog, wat de weg vrijmaakt voor de koningen uit het Oosten met hun legers. Mogelijk is dat de scherpe sikkel van de engel in Openbaring 14. Dit plotselinge droogvallen van de rivier is koren op de molen voor het beest, dat alle troepen in zijn rijk wil mobiliseren. In Openbaring 16 lezen we over drie geesten, uit de mond van de draak, van het beest en van de valse profeet. Deze geesten ‘van demonen’ gaan uit om alle koningen te verleiden hun legers te laten optrekken tegen Jeruzalem, mogelijk met de gedachte om de orde en de eenheid in het rijk te herstellen.

Het derde en laagste niveau is dat van de militaire en politieke werkelijkheid. De plaats waar zij zich verzamelen is ‘de wijpersbak’ die ‘buiten de stad wordt getreden’ een plaats die ‘Harmagedon’ heet. Dat is het dal van Josafat of het kidrondal, de kloof aan de Oostzijde van Jeruzalem. Daar gaan al deze legers hun ondergang tegemoet, zodra de Heer Jezus terugkeert van de hemel: ‘En ik zag het beest en de koningen van de aarde en hun legers verzameld om oorlog te voeren tegen Hem die op het paard zat...En de overigen werden gedood met het zwaard dat kwam uit de mond van Hem die op het paard zat…’ (Openbaring 19:19, 21).

Er zijn diverse profetieën die dit optreden van God, als Degene die de wijnpers treedt, beschrijven. De belangrijkste zijn Joël 3:9-14 en Jesaja 63:1-3.

De oproep tot ‘oorlog’ in Joël komt overeen met de engel, die de sikkel slaat in de wijnstok en de ‘geesten van demonen’ die de koningen verleiden tot de oorlog. De helden die volgens Joël 3 ‘daarheen afdalen’ zijn mogelijk de hemelse legers op witte paarden in rein fijn linnen (Openbaring 19:14). Deze helden hoeven niet te strijden want Jesaja merkt op: ‘Ik heb de pers alleen getreden’. Het zwaard komt uit de mond ‘van Hem die op het witte paard zit’, waarmee Hij alle legers doodt (Openbaring 19:21). Wie kan het opnemen tegen het Woord van God, het Woord, dat eenmaal alles tot aanzijn riep?

De volgorde van Openbaring 14 is tegengesteld aan die van Openbaring 13. Het hoofdstuk begint waar Openbaring 13 eindigt, namelijk, met een naam op een voorhoofd, de naam van het Lam en zijn Vader in plaats van die van het beest. Vervolgens gaan de oproepen van de drie engelen in tegen de misleiding van het beest uit de aarde, dat de gehele wereld achter het beest uit de zee probeert te krijgen. Daarna komt de stem uit de hemel, de stem van de Geest met woorden van troost en moed ('gelukkig de doden die in de Heer sterven vanaf nu - hun werken volgen hen' - Op.14:13). Die stem komt overeen met de woorden die 'de volharding' uitdrukken van de heiligen, namelijk dat de werken van hun vervolgers hén zullen volgen: ('Als iemand in gevangenschap leidt, dan gaat hij in gevangenschap; als iemand met het zwaard zal doden, dan moet hij met het zwaard gedood worden' - Op.13:10). Openbaring 14 eindigt met de enorme tegenstelling ten opzichte van het begin van Openbaring 13, namelijk de totale uitschakeling van het beest. Het opstijgen uit de zee eindigt in bloed, dat reikt tot de tomen van de paarden, 1600 stadiën ver. Dat is het antwoord van de Almachtige op de vraag: 'Wie is aan het beest gelijk en wie kan er oorlog tegen voeren' (Op.13:4).


Openbaring 15

u. De overwinnaars over het beest

Na de aankondiging van de oogst worden de instrumenten getoond waarmee de oogst zal worden volbracht: de zeven laatste plagen van zeven engelen. We zullen nog zien dat die zeven plagen geleidelijk toewerken naar Harmagedon, net zoals de tien plagen over Egypte toewerkten naar de vernietiging van de militaire macht van Farao. Met de totale vernietiging van alle legers van het rijk in Harmagedon wordt de grimmigheid van God voleindigd, de grimmigheid, waarvan reeds sprake was in Openbaring 14 in verband met de oogst van de wijnstok en het treden van de wijnpers. De zeven schalen leiden gezamenlijk naar deze wijnpers, dat is Harmagedon.

Voordat de zeven engelen in actie komen, worden eerst de overwinnaars gezien, die de overwinning behaald hebben over het beest en zijn beeld en het getal van zijn naam. Het zijn hoogstwaarschijnlijk de mensen die hun verzet tegen de acceptatie van het teken van het beest op hun rechterhand of voorhoofd met de vuurdood hebben moeten bekopen. Heel toepasselijk worden zij daarom gezien op een zee als glas, ‘met vuur vermengd’. Het gaat hoogstwaarschijnlijk om een zeer grote menigte want we lezen in Openbaring 9:18 dat het derde deel van de mensen werden gedood door de ‘drie plagen’ die uit de monden van de paarden kwamen, paarden met staarten als slangen, waarmee zij ‘schade’ toebrachten.

Die ‘schade’ zien we ook in Op.9:10 en Op.11:5, waarschijnlijk ‘het teken van het beest’. Immers, waarvoor worden 2 enorme legermachten ingezet, 2 x ontelbaar ontelbaar of 2 x 10.000 x 10.000 = 200.000.000, als reeds sprake is van één groot wereldrijk met één enkele autoritaire leider aan het hoofd, die van satan alle macht ontving? Legers zijn dan alleen nog maar nodig om de interne orde te bewaren, dat wil zeggen, iedereen ondergeschikt te maken aan het absolute gezag van het beest. Wie niet mee werkt, wordt gedood. En hier zien we degenen die niet meewerkten, de overwinnaars op het beest, 'op de glazen zee'.

Die glazen zee komt overeen met de 'glazen zee, aan kristal gelijk', die in Openbaring 4 wordt gezien 'voor de troon'. Als we hier inderdaad met miljoenen overwinnaars te maken hebben, dan gaat het om een enorme troonzaal. En dat zegt ook weer iets over de '24 oudsten' rondom de troon. Dat aantal van '24' is symbolisch voor de priesterorden (1 Kronieken 24) en groepen zangers (1 Kronieken 25). Het gaat om een enorm aantal gelovigen, allen die in Christus ontsliepen van 6000 jaar voor de opname' , die rond de troon aanwezig zijn. Temidden van al deze gelovigen van vóór de opname, staan hier, op de glazen zee voor de troon, de overwinnaars, heiligen van na de opname, die het leven erbij lieten. Ook het enorme aantal engelen, dat weer rond de 24 oudsten staat opgesteld (duizenden duizendtallen en tienduizenden tienduizendtallen) duidt op een veel groter aantal gelovigen dan 24, die door de 24 oudsten worden gerepresenteerd.

Voor de derde keer horen wij van zang. De eerste keer waren de '24 oudsten' (Openbaring 5), daarna de 144.000 (Openbaring 14) en nu de overwinnaars. Zij zingen het lied van het Lam en het lied van Mozes. Dat betekent dat het Lam Zelf ook zingt: ‘In het midden van de gemeente zal Ik u lofzingen’ (Psalm 22:23, Hebr.2:12). Het lied van Mozes hebben we in Deuteronomium 32. De elementen van het lied, zoals we het hier vinden zijn (1) de werken en wegen van God (2) de vanzelfsprekendheid om God te eren (3) de toekomstige eer die door alle naties aan God wordt toegebracht. Het lied van Mozes bevat eveneens deze elementen alleen keek Mozes nog vooruit naar de wegen van God, zelfs naar het allerlaatste optreden van God: ‘Ik zal mijn pijlen dronken maken van bloed, en mijn zwaard zal vlees verslinden’ (Deut.32:40). Dat wijst vooruit naar de grimmigheid van de wijnpersbak.

De overwinnaars, die zo gruwelijk zijn gedood door het rijk van het beest, zijn een rechtvaardiging voor de plagen van God, die over het rijk zullen worden uitgestort, en de totale vernietiging van alle militairen, net zoals de halsstarrigheid van Farao destijds, om het volk in steeds zwaardere slavernij te knechten, de rechtvaardiging bood voor het eindoordeel over de legers van Egypte in de Rode Zee.


v. De zeven laatste plagen.

We krijgen in verband met de zeven laatste plagen een blik achter de schermen van de zichtbare werkelijkheid, een blik, die nog niet eerder was gegeven. De engelen hebben de zeven laatste plagen maar zij kunnen daar feitelijk niets mee voordat ze eerst zeven gouden schalen met de ‘grimmigheid van God’ hebben ontvangen. De plagen bevinden zich niet in de schalen. De engelen hebben de plagen en de schalen zijn gevuld met 'de grimmigheid van God'. De Schrift is uiterst consequent in deze tweedeling. De engelen ontvangen de schalen van één van de vier dieren, die ‘in het midden van de troon en rond de troon’ zijn (Op.4:6). De schalen met de grimmigheid van God komen vanuit de troon van God, de zetel van het Lam van God (Openbaring 5). Ook hier heeft het Lam de regie.

Dit tafereel met de ‘schalen van Gods grimmigheid’ gaat verder dan wat we eerder zagen in verband met de hemelse hiërarchie. De vier engelen van Openbaring 7, die de vier winden van de aarde vasthielden, kregen commando geen schade toe te brengen alvorens de ‘slaven van God’, de 144.000 uit Israël, verzegeld waren. Openbaring 8 laat zien dat de zeven bazuinen voor de troon van God worden uitgedeeld aan zeven engelen en dat die daarna pas kunnen bazuinen, waarop vreselijke gerichten plaatsvinden.

Deze strikte scheiding tussen wat bij de engelen rust (de plagen) en wat bij God rust (de grimmigheid) zagen we nog niet eerder. Het boek Openbaring laat hier zien dat God veel macht en bestuur over de elementen heeft gedelegeerd aan engelen. Het is een geestelijke werkelijkheid waar aards onderzoek met materiële meetinstrumenten nooit of te nimmer achter kan komen, ook al zijn die nog zo precies, verfijnd, indrukwekkend of krachtig en reusachtig . Hooguit kan de mens erachter komen dat ze met hun instrumentarium op grenzen stuiten van het menselijk bevattingsvermogen, met allerlei onverklaarbare meetuitkomsten.

God delegeerde bestuur over elementen aan engelen. Eerder lazen we al van een engel die ‘macht had over het vuur’ en we lezen in Openbaring 16:5 van ‘een engel van de wateren’. Dat wil overigens niet zeggen dat het déze engel is, die de plaag veroorzaakt waarbij het water in bloed veranderd maar het laat zien dat het engelen zijn, die de macht hebben dit te bewerkstelligen.

De macht om de aarde te treffen met plagen, die God aan hen heeft gedelegeerd, kunnen de engelen pas ontplooien, zodra zij daarvoor vanuit de troon van God de opdracht krijgen. Zonder die opdracht, kunnen zij niets doen. De ‘opdracht’ heeft hier de vorm van een schaal met grimmigheid. Dat betekent dat het gaat om een zeer uitdrukkelijk bevel. Het zijn de schalen, die worden uitgegoten op verschillende elementen in de schepping, waarop de engelen hun werk doen met de plagen.


Openbaring 16

w. De zeven laatste plagen

De zeven laatste plagen worden toegebracht bij het uitgieten van de schalen van Gods grimmigheid op verschillende elementen van de schepping. Net als 3.500 jaar gelden bij de uittocht van Israël uit Egypte, wordt het rijk, dat Gods volk in slavernij houdt en vermoordt, door een reeks opeenvolgende plagen neergeslagen, uitmondend in de vernietiging van alle militaire macht.

(1) De eerste engel giet zijn schaal uit op de aarde met als gevolg een kwaadaardige en boze zweer aan allen die het merkteken van het beest hebben – Dit komt overeen met de zesde plaag van Egypte.

(2) De tweede giet zijn schaal uit op de zee met als gevolg dat deze bloed wordt en dat alles in de zee sterft – Dit komt overeen met de eerste plaag van Egypte.

(3) De derde giet zijn schaal uit op de rivieren en waterbronnen en ook dat water wordt bloed – Dit komt eveneens overeen met de eerste plaag van Egypte

Hier houden de vergelijkingen met Egypte op, behalve de hagel bij de zevende en laatste plaag, die overeenkomt met de zevende plaag van Egypte.

(4) De vierde giet zijn schaal uit op de zon, die vervolgens de mensen met vuur verbrandt.

(5) De vijfde giet zijn schaal uit op de troon van het beest, waarop zijn koninkrijk wordt verduisterd. De rampen die over de wereld gaan, doen de populariteit van het beest uiteraard geen goed en er ontstaat een intern conflict waarbij scheuringen optreden langs oude breuklijnen. Het zijn landen ten Noorden van Israël, de eeuwenoude aartsvijanden, die een aanval lanceren op Jeruzalem, de stad innemen en de digitale infrastructuur van het beest vernietigen. Omdat alles werd aangestuurd vanuit Jeruzalem (het beeld van het beest is mogelijk een AI-gestuurde supercomputer waarop het wereldwijde internet was aangesloten), leidt dit tot de verduistering van het rijk. Diverse profetieën uit het Oude Testament hebben over deze inval vanuit het Noorden in de eindtijd geprofeteerd (Jesaja 28:14-19, Daniël 11:40, Zacharia 14:1-3).

(6) De zesde giet zijn schaal uit op de rivier de Eufraat, die opdroogt. Dit wordt door de draak, het beest en de valse profeet opgevat als teken om alle militaire macht van het rijk te verzamelen in Israël om de opstandige naties te straffen en de orde in het rijk te herstellen. De militaristische taal wordt vergeleken met kikkers, geesten van demonen.

In plaats van het terugwinnen van de macht, loopt het samenstromen van alle legers in Israël uit op een confrontatie met het Lam, zodra Jezus Christus vanuit de hemel verschijnt. In zijn mateloze zelfoverschatting denkt de mens dat hij het tegen God en zijn Messias kan opnemen (Psalm 2). Net als de legers van Farao worden de legers van alle volken totaal vernietigd. Het gebeurt allemaal in de dalen rond Jeruzalem, met name het dal van Josafat ten Oosten van de oude stad (Joël 3). Dit Harmagedon van de eindtijd is de wijnpersbak van God, waaruit het bloed van miljoenen soldaten letterlijk zal stromen (Openbaring 14:20).

x. De zevende schaal en de wereldbeving

(7) De zevende giet zijn schaal op de lucht. Gezien de gevolgen lijkt de lucht net een ‘membraan’ tussen de troon van God en de aarde, dat de impact tempert van ‘de bliksemstralen, stemmen en donderslagen’, die uitgaan van de troon. Want met deze schaal op de lucht leiden de ‘bliksemstralen, stemmen en donderslagen’, die we in Openbaring meermalen tegenkomen (Op.4:5, 8:5. 11:19) tot grote kosmische rampen. De laatste vermelding, in Openbaring 11, gaat al gepaard met ‘grote hagel’. Maar dat is nog niet de hagel van de zevende schaal want de schalen moeten op dat moment nog worden uitgedeeld.

De vijfde en laatste aardbeving in Openbaring, van de zevende schaal, is heftiger dan de vier voorgaande (Op.6:12, 8:5, 10:13 en 11:19). Dat blijkt uit twee opmerkingen. (1) De steden van de naties vielen en (2) En elk eiland vluchtte en bergen werden niet gevonden. Vreemd genoeg lezen we hier niet, zoals bij de aardbeving van het zesde zegel dat alle lagen van de bevolking zich verschuilen in de holen en rotsen van de bergen. De angst voor Hem die op de troon zit en het Lam is geweken vanwege 3,5 jaar van lasterpraat en grootspraak door het beest (Openbaring 13). De geest van ‘wie kan er oorlog tegen voeren’ zit nog in de mensen en zij verwachten mogelijk dat het beest het kan opnemen tegen Hem die op de troon zit. Dat ze zich niet verschuilen, moeten ze bekopen met een enorme afstraffing. Zij die zich op open terrein bevinden, worden verpletterd door enorme zware hagel. Bij hagelstenen van elk een talent zwaar, moet men toch denken aan stenen van tientallen kilo’s, die uit de lucht vallen. Dat overleeft niemand en alle infrastructuur loopt zware averij op. Waar komt die hagel vandaan? Mogelijk zijn het de bergen die uiteen spatten en als brokken steen en ijs over het gehele aardrijk van het beest uit de lucht komen vallen.

Wie zich wel schuilhouden, zijn ongetwijfeld de legers van het beest. Al decennialang is de wereldelite bezig om wereldwijd enorme bunkers en ondergrondse stelsels en steden te bouwen, gefinancierd met ‘black budgets’ en niemand weet precies waarom. Aangezien de duivel Gods woord door en door kent, houdt hij mogelijk rekening met deze laatste fase van de eindstrijd en wil hij een zo groot mogelijk leger intact laten voor de finale krachtmeting met de Allerhoogste.

- 22 september 2022 -

Openbaring

van Jezus Christus