openbaring 17

Vers 1-18

En één van de zeven engelen die de zeven schalen hadden, kwam en sprak met mij en zei: Kom, ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer die op vele wateren zit, met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben, en zij die de aarde bewonen zijn dronken geworden van de wijn van haar hoererij. En hij voerde mij weg in de geest naar een woestijn.

En ik zag een vrouw zitten op een scharlakenrood beest dat vol namen van laster was en zeven koppen en tien horens had. En de vrouw was bekleed met purper en scharlaken en versierd met goud en edelgesteente en parels, en had een gouden drinkbeker in haar hand, vol gruwelen en de onreinheden van haar hoererij. En ik zag de vrouw dronken van het bloed van de heiligen en van het bloed van de getuigen van Jezus. En toen ik haar zag, verwonderde ik mij met grote verwondering.

En de engel zei tot mij: Waarom hebt u zich verwonderd? Ik zal u de verborgenheid van de vrouw zeggen en van het beest, dat haar draagt, dat de zeven koppen en de tien horens heeft. Het beest dat u gezien hebt, was en is niet en zal uit de afgrond opstijgen en ten verderve gaan; en zij die op de aarde wonen, van wie de naam van de grondlegging van de wereld af niet geschreven is in het boek van het leven, zullen zich verwonderen als zij het beest zien, dat het was en niet is en zal zijn.

Hier is het verstand dat wijsheid heeft: de zeven koppen zijn zeven bergen, waarop de vrouw zit. Ook zijn het zeven koningen: vijf zijn gevallen, de ene is er, de andere is nog niet gekomen, en wanneer hij komt, moet hij een korte tijd blijven. En het beest dat was en niet is, is ook zelf de achtste en het is uit de zeven en gaat ten verderve. En de tien horens die u hebt gezien, zijn tien koningen, die nog geen koninkrijk ontvangen hebben maar één uur gezag als koningen ontvangen met het beest. Dezen zullen oorlog voeren tegen het lam, en het Lam zal hen overwinnen – want Hij is Heer van de heren en Koning van de koningen – en zij die met Hem zijn, geroepenen en uitverkorenen en getrouwen.

En hij zei tot mij: de wateren die u hebt gezien waarop de hoer zit, zijn volken en menigten en naties en talen. En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken, en haar vlees eten en haar met vuur verbranden. Want God heeft in hun harten gegeven zijn bedoeling uit te voeren en het met enerlei bedoeling uit te voeren en hun koninkrijk aan het beest te geven, totdat de woorden van God vervuld zullen zijn. En de vrouw die u hebt gezien, is de grote stad die het koningschap heeft over de koningen van de aarde.’


---===@@@===---

Dit hoofdstuk laat zich niet in delen splitsen omdat de uitleg van het laatste deel is onlosmakelijk verbonden aanhet visioen van het eerste deel. We behandelen dit hoofdstuk als één geheel. We doen dat op basis van onderstaande vragen.

---===@@@===---


(1) Waarom wordt de openbaring over de grote hoer gegeven door één van de engelen die de zeven schalen hadden?

(2) Wie is de grote hoer die op de vele wateren zit?

(3) Wat is de wijn van haar hoererij?

(4) Wie is het scharlakenrode beest en wat zijn de zeven koppen en de tien horens?

(5) Wanneer ‘was’ het beest, ‘is’ het niet en ‘zal’ het uit de afgrond opkomen?

(6) Wanneer zal de zevende kop komen en een korte tijd blijven en wat is ‘het ene uur’ dat de tien horens als koningen zullen regeren met het beest?

(7) Wat is het verband tussen het scharlakenrode beest, de draak van Openbaring 12 en het beest uit de zee van Openbaring 13?

(8) Waarom ziet Johannes een woestijn in plaats van ‘vele wateren’?

(9) Wanneer zit de grote hoer op het scharlakenrode beest?

(10) Wanneer zal de grote hoer door de tien horens en het beest worden verslonden?

(11) Wanneer zal het beest door het Lam worden overwonnen en wanneer gaat het ‘ten verderve’ en ‘zullen de woorden van God vervuld zijn’?


(1) Waarom wordt de openbaring over de grote hoer gegeven door één van de engelen die de zeven schalen hadden?

De engelen met de zeven schalen voeren het finale oordeel uit over een wereld zonder God. Daarom zegt God bij het uitgieten van de zevende en laatste schaal: ‘het is gebeurd’. Er is een einde gekomen aan 6000 jaar geschiedenis van een steeds verder afdwalende mensheid en degenen die daar het beste zicht op kunnen geven zijn zij die helemaal aan het eind staan. Dat zijn de engelen met de zeven schalen. Het is als een onderneming die failliet is gegaan en waarvan de curator alle boeken ter inzage krijgt, zodat hij niet alleen ziet wat er nog over is voor een uitverkoop. Hij ziet ook hoe het allemaal zover heeft kunnen komen. Het is als een lange wandeling, die eindigt op een bergtop. Vanaf die top heb je uitzicht over het lange dal, waar je zojuist doorheen wandelde en je ziet van bovenaf langs welke wegen de wandeling verliep. De engelen met de zeven schalen zijn als een hoge berg, die de geschiedenis van een steeds verder afdwalende mensheid afsluit en die aan het begin staat van een mensheid onder de zegenrijke heerschappij van Jezus Christus.

Bovendien werd het grote Babylon expliciet genoemd bij het uitgieten van de zevende schaal: ‘en het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven’ (Op.16:19). De eerste zes schalen zijn voornamelijk een oordeel over het rijk van het beest, dat daarmee de genadeslag krijgt toegebracht door het zwaard van de Heer (Jesaja 27:1). Maar de zevende en laatste schaal is voornamelijk gericht tegen dat wat nog over was van het grote Babylon. Wie zou betere uitleg over het grote Babylon kunnen geven dan degenen die de macht krijgen het oordeel over haar uit te oefenen, de zeven engelen met de zeven schalen vol met de plagen van God? Zij ontvangen die macht over haar omdat zij exact weten wat er mis is met haar en waarom zij dit oordeel heeft verdiend.

Tot slot kan nog worden opgemerkt dat de situatie met het grote Babylon en het oordeel daarover tamelijk complex is. Hoe ingewikkeld het grote Babylon in elkaar steekt, blijkt uit dat wat op haar voorhoofd staat geschreven. Dat begint met ‘verborgenheid’. Het is een situatie die voor de meeste mensen in de wereld verborgen is. Het zijn occulte zaken, die uit de doeken worden gedaan (occult betekent letterlijk ‘verborgen’ of ‘geheim’). Ook uit de reactie van Johannes blijkt hoe verdraaid de werkelijkheid in elkaar zit. Hij verwondert zich met grote verwondering, als hij de hoer ziet zitten op het beest. Daarom gunt God ons in twee opeenvolgende hoofdstukken een diepgaand inzicht in deze belangrijke aardse macht, die zoveel bederf onder de mensheid heeft aangericht.


(2) Wie is de grote hoer die op de vele wateren zit?

Wie de grote hoer is, die op de vele wateren zit, is nauwelijks een vraag. Het staat op haar voorhoofd geschreven: ‘Verborgenheid: het grote Babylon, de moeder van de hoeren en van de gruwelen van de aarde’. Vaak wordt gedacht aan de (Rooms Katholieke) kerk. Maar die uitleg doet onvoldoende recht aan de uitdrukking ‘moeder van de hoeren’. Dat wijst erop dat het grote Babylon veel verder terug gaat in de geschiedenis dan het christendom. De hoer is in de Bijbel de ontrouwe echtgenote. Zij is een beeld van het volk dat eens aan God was verbonden maar dat God heeft verlaten en eigen wegen is gegaan en verbinding heeft gezocht met geestelijke machten buiten God. De hoer is daarmee niet één specifieke persoon of organisatie. De hoer is een geestelijk principe van zeer oude datum. Dat principe kan in verschillende fasen van de geschiedenis gestalte krijgen in verschillende mensen, organisaties of volkeren.

Dit geestelijk principe gaat in wezen terug naar Eva, die zwichtte voor de verleiding van de slang: ‘u zult geenszins sterven maar God weet dat ten dage dat u daarvan eet uw ogen geopend zullen worden en u als God zult zijn, kennende goed en kwaad.’ Door te luisteren naar de slang, ging de mens een verbinding aan met satan, die de mens vervolgens voortdurend influisterde wat ‘goed’ was en wat ‘kwaad’, daarbij de mens in de waan latend dat hij het zelf had bepaald. Al snel was de eerste broedermoord een feit, geboren uit eigenwillige godsdienst – de opbrengst van de vruchten van eigen zwoegen – niet het voorbeeld van God volgen van het offerlam. Dat is de kern - een eigen godsdienstig systeem, waarin de mens de hoofdrol speelt en een god dient waar hij zelf boven staat, doordat hij zijn god begrijpt en zich er (letterlijk of figuurlijk) een beeld van kan vormen. De afwijzing door God van het eigenzinnige offer van Kaïn leidde tot de eerste van alle martelaren van de aarde – het eerste bloed van heiligen, waarvan de hoer uiteindelijk dronken werd. Zij die zich inlaten met dit principe worden 'dronken van haar hoererij'.

Vele jaren na de zondeval gaat de mens een verbinding aan met engelen, waaruit ‘reuzen’ worden geboren, ‘mannen van naam’. Het is zeer waarschijnlijk dat deze onheilige verbintenis het erfelijk materiaal van de mens had aangetast, wat leidde tot Gods besluit om de aarde te verdelgen met de zondvloed. Noach is de link tussen de werelden van voor en na de vloed. De dronkenschap van ‘het grote Babylon’ (Op.17:6) zien we weerspiegeld in Noachs dronkenschap, die daarmee een zekere hang verraadde naar de wereld van voor de vloed.

De verhalen van Noach en zijn zonen over de geweldige wereld van voor de vloed, leefden voort in de verbeelding van de geslachten die daarna kwamen en namen vaste vormen aan in de acties van Nimrod, ‘de eerste machthebber op de aarde’ en ‘een geweldig jager voor het aangezicht van de HEERE’. Zo groot en bekend was Nimrod, dat er zelfs een spreekwoord was: ‘een geweldig jager voor het aangezicht des HEREN als Nimrod’, het eerste spreekwoord in de Bijbel. Deze Nimrod bouwde meerdere steden als onderdeel van het eerste ‘wereldrijk’. (Genesis 10:8-10). De eerste van die steden was….Babel, waarin later een begin zou worden gemaakt met de bouw van een toren waarvan de op tot in de hemel moest reiken – de hemel, waarin de engelen woonden, die ooit gemeenschap hadden met de dochters van de mensen. De echo’s van de wereld van voor de vloed klonken nog duidelijk in de wereld van na de vloed. Ook de ‘mannen van naam’ werden nagebootst: ‘laten wij ons een naam maken, zodat wij niet over de hele aarde worden verstrooid’. (Genesis 11:4).

De essentie van Babel was om de wereld van voor de vloed, waarin er een innige vermenging van de mens met de geesteswereld optrad, nieuw leven in te blazen. Nimrod werd als eerste machthebber van Babel een belangrijke sleutelfiguur , zeker na zijn dood. Rabbijnse bronnen geven aan dat zijn vrouw, Semiramis ( volgens sommigen afgeleid uit Sem en Rama – respectievelijk ‘naam’ en ‘groot’ of ‘hoog’) , na zijn dood op bovennatuurlijke wijze een kind bij hem verwekte. Maar die bovennatuurlijke verwekking van kinderen was niet slechts een verlangen van de mens naar de wereld van voor de vloed. Van de kant van satan was het opnieuw een duivelse nabootsing van wat God eenmaal Zelf zou bewerkstelligen in het zaad van de vrouw. Daarom werd dit het grondthema van de godsdiensten (zie video vanaf ca minuut 35) der opeenvolgende wereldrijken. Deze mystiek keert zelfs terug in de mariaverering van het Rooms Katholicisme. Op die manier probeerde satan het werk van God naar beneden te halen als één van de vele mysterie-religies over een kind dat op onverklaarbare wijze wordt geboren uit een maagd. Zo zien we de familie van Noach steeds verder afdwalen van God, naarmate de mensheid talrijker wordt. Het principe van het ‘grote Babylon’, de grote hoer op de vele wateren, was toen reeds werkzaam.

Telkens als de mensheid van Hem afdwaalt, onderneemt God actie om de mens weer voor Zich te winnen. Hij deed dat door uit de afgedwaalde mensheid één man uit te kiezen, met hem een verbond aan te gaan en uit hem een volk voor zijn naam te bouwen, Abraham. Helaas is ook het volk Israël, dat uit Abraham voortkwam, van God afgedwaald door hetzelfde principe van de grote hoer te volgen. Vele gedeelten uit de Bijbel, met name de profetieën, laten zien hoe God tegen zijn afgedwaalde volk aankijkt. Hij ziet het als een ontrouwe echtgenote.

Waaruit bestond die ontrouw? Naast de tempeldienst werden offers gebracht aan tal van afgoden, op hoogten door het hele land. Telkens opnieuw doet de afgoderij vanuit de omringende rijken zijn intrede. Als hij opnieuw naar Bethel reist, de plaats waar hij de droom kreeg van de ladder en de hemelpoort, vraagt Jacob zijn familie om alle vreemde goden weg te doen (Genesis 35:2,4). Ook de veertig jaren in de woestijn was het volk niet vrij van afgoden: ‘Hebt u Mij slachtoffers en graanoffers gebracht in de woestijn, veertig jaar lang, huis van Israël? U hebt Sikkut, uw koning, rondgedragen en Kewan, uw beelden, de sterren, uw goden, die u voor uzelf hebt gemaakt!’ (Amos 5:25,26). Onder de Richteren werd de god Baäl opnieuw gediend. De vader van Gideon had een altaar en een gewijde paal voor Baäl in zijn tuin staan (Richteren 6:25). Na de afsplitsing van de tien stammen onder Jerobeam, begon het Noordelijke tienstammenrijk om politieke redenen met een eigen dienst aan twee gouden kalveren, één in Bethel en één in Dan (1 Koningen 12:25-30). Die vermenging van godsdienst en politiek is kenmerkend voor het grote Babylon. Geestelijke macht en wereldmacht gaan hand in hand. Kerk en staat zijn onlosmakelijk aan elkaar verbonden. De grote hoer zit op het beest.

Maar het bleef niet bij twee gouden kalveren. Op grote schaal werd er door het volk op hoogten aan afgoden geofferd en werden de goden van de omringende rijken gediend, Baäl en Astarte (Richteren 2:13, 10:6, 1 Samuël 12:10). Dit systeem van afgoderij, dat terug gaat op de wereld van voor de zondvloed, zit op de één of andere manier diep in het collectieve geheugen van de mensheid en de neiging is sterk er telkens naar terug te keren. Verder speelt de onzichtbaarheid van de HEERE een belangrijke rol. Tegen Aäron zei het volk in de woestijn: ‘maak ons goden die vóór ons uitgaan want deze Mozes, die ons uit Egypte heeft gevoerd, wij weten niet wat er van hem geworden is’ (Exodus 32:1,2). Daarnaast heeft de politiek een invloed van betekenis. Het dienen van goden van een nabijgelegen groot wereldrijk, maakt het gemakkelijker de banden met dat rijk aan te halen. Van ‘het grote Babylon’ wordt gezegd dat de koningen van de aarde met haar gehoereerd hebben. Hieronder geven we enkele teksten weer, die laten zien hoe het principe van het grote Babylon werkzaam was onder het volk Israël:

Richteren 2:12-19

‘Zij verlieten de HEERE, de God van hun vaderen, Die hen uit het land Egypte had geleid, en gingen achter andere goden aan, goden van de volken die rondom hen woonden. Zij bogen zich voor hen neer en verwekten de HEERE tot toorn. Want zij verlieten de HEERE en dienden de Baäl en de Astartes.

Toen ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël en Hij gaf hen over in de hand van plunderaars, die hen plunderden. Hij leverde hen over in de hand van hun vijanden van rondom, zodat zij niet meer konden standhouden tegen hun vijanden.Overal waarheen zij uittrokken, was de hand van de HEERE tegen hen, ten kwade, zoals de HEERE gesproken en zoals de HEERE hun gezworen had. Zij kwamen zeer in het nauw.

En de HEERE deed richters opstaan, die hen verlosten uit de hand van hen die hen plunderden. Zij luisterden echter ook niet naar hun richters, maar gingen als in hoererij achter andere goden aan en bogen zich voor hen neer. Al snel waren zij afgeweken van de weg die hun vaderen gegaan waren, toen die luisterden naar de geboden van de HEERE. Zíj deden zo niet.

En wanneer de HEERE voor hen richters liet opstaan, was de HEERE met de richter en verloste Hij hen uit de hand van hun vijanden, al de dagen van de richter, want het berouwde de HEERE vanwege hun gekerm over hen die hen onderdrukten en die hen in het nauw brachten.

Maar bij het sterven van de richter gebeurde het dat zij zich weer afkeerden en nog verderfelijker handelden dan hun vaderen, door achter andere goden aan te gaan, die te dienen en zich daarvoor neer te buigen. Zij gaven geen van hun daden op en evenmin hun halsstarrige levenswandel.

Psalm 106:34-39

‘Zij vaagden de volken niet weg,

zoals de HEERE hun bevolen had;

maar zij vermengden zich met de heidenvolken

en leerden hun gebruiken.


Zij dienden hun afgoden,

die hun tot een valstrik werden.

Bovendien offerden zij hun zonen

en hun dochters aan de demonen.


Zij vergoten onschuldig bloed,

het bloed van hun zonen en dochters.

Zij offerden hen aan de afgoden van Kanaän,

zodat het land door deze bloedschulden ontheiligd werd.

Zij verontreinigden zichzelf door hun werken,

zij bedreven hoererij door hun daden.’

Jeremia 3:1-3

‘Men zegt:Als een man zijn vrouw wegstuurt, zij bij hem weggaat en de vrouw van een andere man wordt mag hij nog naar haar terugkeren? Zou dat land niet ten zeerste ontheiligd worden?

U echter, u hebt hoererij bedreven met veel vrienden, en dan naar Mij terugkeren? – spreekt de HEERE. Sla uw ogen op naar de kale hoogten, en zie, waar bent u niet beslapen? U bent voor hen langs de wegen gaan zitten, als een Arabier in de woestijn. Zo hebt u het land ontheiligd met uw hoererijen en uw kwaad. Daarom werden de regendruppels ingehouden en is er geen late regen geweest. U hebt het voorhoofd van een hoer, u weigert daarvoor beschaamd te zijn.’

Voorts zijn de hoofdstukken 16, 20 en 23 van het boek Ezechiël geheel en al gewijd aan de afgoderij, die het volk Israël bedreef en hoe dit het hart van de HEERE hun God heeft gekrenkt.

Uiteindelijk leidde dit alles ertoe dat God beide deelrijken van Israël, het tienstammenrijk en het tweestammenrijk, volledig liet verwoesten door respectievelijk Assur en Babel en in ballingschap deed gaan. Sindsdien is de macht in de wereld gegeven aan de wereldrijken. Dat is te zien aan de tijdrekening in de Schrift. Vanaf de val van Jeruzalem rekent God de tijd niet meer naar de koningen van Israël maar naar de heersers van de wereldrijken. De ‘tijden der volken’ zijn aangebroken. Die tijden duren voort tot op de terugkeer van Jezus Christus (Lukas 21:24, Daniël 2:44, 7:26,27).

Zelfs na de val van Jeruzalem onder Nebukadnezar blijft het volk dat is achtergebleven halsstarrig de afgoden dienen (Jeremia 44:15-19). Zij gaan door met het ontsteken van offers voor de ‘hemelkoningin’, de god die niets anders is dan een representatie van Semiramis , de vrouw van Nimrod met haar bovennatuurlijk verwekte kind.

Na de terugkeer uit Ballingschap lijkt het aanvankelijk beter te gaan. Het volk heeft de afgoderij afgezworen. Maar dat blijkt slechts schijn op het moment dat God Zelf op het toneel verschijnt in de gestalte van Jezus Christus. In plaats van Hem te erkennen in zijn aanspraken op waarheid en gerechtigheid, wordt Hij verworpen. Zijn terechte kritiek op het winstbejag in de tempel ‘maakt niet het huis van mijn Vader tot een huis van koophandel’ (eerste reiniging - Joh.2:16) en ‘...u maakt er een rovershol van’ (tweede reiniging - Mt.21:13) werd gezien als een bedreiging voor de inkomsten en de belastingen en daarmee voor het politieke evenwicht. Het principe van het grote Babylon bleek sterker dan ooit zodra de religieuze orde in de vorm van het Sanhedrin samenspant met de wereldlijke macht van Rome om Jezus aan het kruis genageld te krijgen (Hand.4:25-27).

De onreine geest heeft zeven andere geesten meegenomen, bozer dan hijzelf en het laatste van ‘die mens’ (het Joodse volk) wordt erger dan het eerste (Mattheus 12:43-45). In termen van het grote Babylon: de vrouw werd dronken van het bloed van de heiligen – sterker nog: van de Heilige en Rechtvaardige (Handelingen 3:14). Het is waar, in zijn weeklacht over Jeruzalem zegt Jezus van Jeruzalem dat zij de profeten doodt en stenigt die tot haar gezonden zijn. Maar mogelijk liggen het afvallige Jeruzalem en het grote Babylon erg dicht bij elkaar. Het zijn de twee steden die in Openbaring als enige ‘de grote stad’ worden genoemd (11:8, 14:8, 18:10). En Jeruzalem wordt ook aangeduid met: ‘die geestelijk genoemd wordt Sodom en Egypte’ (Op.11:8).

Een grondthema in het optreden van het grote Babylon, is dat er steevast verdelging volgt van Godswege. Dat gebeurde na de vermenging met de geesteswereld van voor de zondvloed. Dat gebeurde met de torenbouw van Babel in de spraakverwarring. Dat gebeurde met de opeenvolgende wereldrijken die elk door het volgende werden vernietigd. Dat gebeurde met het afvallige Israël bij de wegvoering naar Babel en dat gebeurde met het afvallige Israël, dat haar Messias liet kruisigen. De verwoesting van de tempel en de stad in 70 AD en de diaspora van de Joden vanaf 130 AD maakten voor zeer lange tijd een einde aan het nationale bestaan van Israël. Zonder de hand van Gods voorzienigheid was er nooit weer een Joods volk in het land teruggekeerd.

Sinds het ontstaan van de gemeente uit de volken is de geest van het grote Babylon overgegaan van Israël op de uitwendige kerk van Jezus Christus. We zien dat gebeuren in de brieven aan de zeven gemeenten van Openbaring 2 en 3. Van Pergamum zegt Jezus dat zij woont waar de troon van satan is. Bovendien verwijt hij deze gemeente dat er zijn ‘die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak leerde de zonen van Israël een strik te spannen om afgodenoffers te eten en te hoereren’ (Op.2:14). De duivel probeert opnieuw alles om het volk van God weg te leiden van de dienst aan de ware God en te brengen op het dwaalspoor van afgoderij, een pseudo godsdienst.

De situatie in Thyatira is nog ernstiger. Niet alleen wordt vastgehouden aan de leer van Bileam maar deze leer wordt volop gepraktiseerd. Jezus zegt: ‘Ik heb tegen u dat u de vrouw Izébel, die zich een profetes noemt, laat begaan; en zij leert en misleidt mijn slaven om te hoereren en afgodenoffers te eten’ (Op.2:20). Historisch gezien gaat het bij Pergamum om de fase in de kerkgeschiedenis die begon bij de ‘bekering’ van keizer Constantijn de Grote tot het christendom. Dat bracht de kerk in een positie van wereldlijke macht. Dat macht corrumpeert, bleek toen het kerkelijk instituut haar wereldlijke macht ging misbruiken ten bate van zichzelf. Zij veranderde daarmee in de gedaante van de vrouw op het beest. De kerk ging heersen over de staat en de samenleving. De kerk werd allesbepalend en stelde koningen aan. Zij gebruikte daarvoor zelfs vervalste documenten . Op hun beurt gebruikten koningen de kerk voor hun eigen belangen, zoals gehoorzaamheid van het volk en afdracht van allerlei belastingen.

Er werd een karikatuur van het christendom gemaakt om ervoor te zorgen dat de geldstroom richting kerk en staat zo groot mogelijk werd. Onderdeel van die karikatuur waren de behoudenis door bemiddeling van de kerk, de biecht, de kinderdoop, de eucharistie, aflaten voor de zielen in het vagevuur, mariaverering (de hemelkoningin uit de oude religies) enzovoorts. Dit waren kerkelijke leerstukken die haaks staan op het evangelie in de Bijbel en die door Paulus ‘een ander evangelie’ en ‘leringen van demonen’ zouden worden genoemd. Daarom was het de leek verboden een Bijbel in huis te hebben of er zelfs maar in te lezen. Zij die de waarheid van de Bijbel nochtans ontdekten, zoals de Waldenzen, de Hugenoten en de Protestanten, werden verketterd en wreed vervolgd. Hoe treffend voldeed de Katholieke kerk als grote dochter aan de kenmerken van de moeder van hoeren en van de gruwelen van de aarde, dronken geworden van het bloed van de heiligen en de getuigen van Jezus.

De woorden van Jezus in de brieven aan de zeven gemeenten laten zien dat de situatie van een kerk die weigert zich te bekeren, zal voortduren tot op zijn komst: Tegen Pergamum zegt Hij: ‘Bekeer u dan. Maar zo niet, Ik kom spoedig naar u toe en Ik zal oorlog tegen hen voeren met het zwaard van mijn mond’ (Op.2:16). En tegen Thyatira zegt Hij: ‘Zie, Ik werp haar op een bed en werp hen die met haar overspel bedrijven in grote verdrukking als zij zich niet bekeren van haar werken. En haar kinderen zal Ik door de dood ombrengen…’ (Op.2:22,23). Aan beide gemeenten stelt Jezus zich voor met attributen, die ook worden genoemd in Openbaring 19, als hij komt om de heerschappij over de aarde over te nemen: Tegen Pergamum: ‘die het scherpe tweesnijdende zwaard heeft’ en tegen Thyatira: ‘die zijn ogen heeft als een vuurvlam…’ (2:12 – vergelijk 19:15 en 2:18 – vergelijk 19:12).

Het gaat met de kerk als Gods getuigenis naar het einde toe steeds verder bergafwaarts. De laatste fase is die van Laodicea, waar Christus buiten aan de deur staat te kloppen (Op.3:20). Zij denkt dat zij rijk en verrijkt is en aan geen ding gebrek heeft, maar in werkelijkheid is zij de jammerlijke, de arme en blinde en naakte (Op.3:17). Jezus kijkt dwars door de mooie buitenkant heen en ziet een gemeente zonder wezenlijke inhoud. De prachtige boodschap van het evangelie is krachteloos gemaakt en grotendeels vervangen door kerkelijke leringen die de mensen weg houden bij God, zoals een hoer het huwelijk tussen man en vrouw in de weg staat. Na de opname van de gemeente, zal de afvallige kerk de leiding nemen in de vorming van een wereldreligie.

- 21 augustus 2022 -



Aanvulling op vraag (2)

Belangrijk is allereerst nog op te merken dat Openbaring niet spreekt over meerdere hoeren. Of over een hoer met meerdere koppen, zoals bij het beest het geval is. Het is één hoer, één moeder van de hoeren van de aarde, die zich telkens opnieuw verkleedt om zich in een nieuwe gedaante aan de mensheid te presenteren. Maar het is telkens één en hetzelfde afgodische principe, samengevat als 'het mysterie van het grotet Babylon’. Zij kenmerkt zich door een hang naar grootheid van de mens en vereniging van de mens met de engelenwereld, de geesten, het universum maar dat alles buiten God om.

Ten tweede is van belang vast te stellen wie de grote hoer in haar allerlaatste gedaante is. Want zo zien we haar hier, in Openbaring 17. De brieven aan de gemeenten wijzen reeds vooruit naar de identiteit van de grote hoer in de laatste fase van haar geschiedenis. Het is de christelijke kerk in haar verbinding met en haar heerschappij over wereldlijke machten. Zij zit op het beest. De koningen van de aarde hoereren met haar. Zij is bekleed met purper en scharlaken (beeld van aardse macht) en is versierd met goud, edelgesteente en parels (beeld van aardse rijkdom). Het is de gemeente die haar hemelse roeping volledig heeft verworpen en alleen gaat voor een grootse toekomst op aarde, in verbinding met de wereldbeheersers van de duisternis (Efeze 6:10). En het is Thyatira, de Rooms Katholieke Kerk, die zich van alle gemeenten in Openbaring 2 en 3, deze wereldgerichte houding het meest van allemaal heeft eigen gemaakt, zoals ook duidelijk is geworden in de geschiedenis van de Middeleeuwen maar ook van daarna en zeker ook van de laatste decennia.

Dat het hier gaat om het gekerstende Rome als laatste uitdossing van de hoer, stemt overeen met wat hier verder nog van de vrouw op het beest wordt gezegd, dat de zeven koppen van het beest zeven bergen voorstellen, zoals de stad Rome zeven heuvelen heeft. De uitleg van de engel gaat veel dieper in op het beest dan op de hoer die erop zit. Aan de hoer wijdt de engel slechts één enkele zin: ‘En de vrouw die u hebt gezien, is de grote stad die het koningschap heeft over de koningen van de aarde.’ Het is de grote stad, gelegen op zeven heuvelen, Rome. Het was de stad die in de tijd van het schrijven van Openbaring heerste over alle koninkrijken van de aarde. Alle koningen van het ‘aardrijk’, de ‘oikoumenē’ waren onderworpen aan Rome. Geen wonder dat de Roomse kerk voortdurend streeft naar de oecumene, de eenwording van alle christelijke denominaties en eigenlijk van alle godsdiensten van de wereld. Het is dit godsdienstige Rome, dat achter de schermen puissant rijk is en dat onvoorstelbare macht uitoefent, mede door toedoen van diverse priesterorden, met name die van de Jezuieten met de zwarte paus aan het hoofd en daarachter de grijze paus en met daarachter de tien horens van de zwarte adel.

- 23 augustus 2022 -


(3) Wat is de wijn van haar hoererij?

Belangrijk is allereerst op te merken dat het de burgers zijn, die zich conformeren aan het systeem, die dronken worden van ‘de wijn’ – niet de koningen. De koningen zijn de hooggeplaatsten, de aardse machthebbers, met wie de vrouw ‘heeft gehoereerd’. Dat laatste wil zeggen dat zij met de machthebbers van de aarde heeft samengewerkt in een buitenechtelijke relatie. Zij heeft Christus, aan Wie zij verbonden was in de steek gelaten en heeft zich gekoppeld aan de machten van de wereld. Daarbij is 'wijn' gaan vloeien die de mensheid dronken maakt. Samen met de aardse machten bepaalde zijde inhoud van het elixer, dat zij de mensheid te drinken gaf. De beker in haar hand bevat twee ‘ingrediënten’: (1) gruwelen (iets verderop ‘gruwelen van de aarde genoemd, waarvan zij ‘de moeder’ dat wil zeggen ‘de oorsprong is) en (2) de onreinheden van haar hoererij, van haar buienechtelijke samenwerking. Die twee zaken kunnen in de uitleg inderdaad worden onderscheiden. Kijken we eerst naar (1) de gruwelen van de aarde.

(1) De gruwelen van de aarde. De vrouw, die oorspronkelijk als kerk bij God hoorde en aan wie de waarheid van het woord van God was toevertrouwd, heeft het haar toevertrouwde evangelie grotendeels vervangen door afgoderij en mystiek, de religies van de wereld, die dateren uit de tijd van het oude Babel. Dat bracht een ‘wijn van hoererij’ voort die de mensen ‘dronken’ maakte. Wie dronken is kan (1) niet meer helder nadenken en (2) niet meer helder zien. Door alle vermenging van de Bijbel met wereldse mystiek is er een onheilig en giftig mengsel ontstaan waardoor mensen geen inzicht meer hebben in de dingen van God en van Jezus. Daardoor dwalen zij af. Het Rooms Katholicisme is vanaf haar oorsprong steeds meer vermengd geraakt met de mystiek van het oude Babel. De mariaverering gaat regelrecht terug op de aanbidding van de hemelkoningin. En die is, zoals we hierboven zagen, terug te voeren naar de vermenging van engelen met mensen van voor de zondvloed. Veel van de uiterlijke symboliek heeft niets te maken met christendom maar is één en al uiting van zonaanbidding.

Met een gruwel bedoelt de Bijbel een afgod of een beeld dat wordt gemaakt van God. Dat kan een letterlijk beeld zijn. Maar het kan ook de vergoddelijking zijn van hemellichamen of van de schepping in haar totaliteit (pantheïsme) of een verkeerd idee, een vals concept, een misplaatst denkbeeld van God, bijvoorbeeld dat God zou hebben geschapen door middel van evolutie. Dat is iets dat door de Katholieke Kerk grotendeels wordt geaccepteerd. De Bijbel verbiedt de mens echter het maken van een beeld van God. Het is het tweede gebod, dat door de Rooms Katholieke Kerk nota bene geschrapt is omdat het niet in haar kraam te pas kwam. Zij had immers haar kerken vol staan met allerhande beelden.

De mens past slechts nederigheid in het denken over God. Zoals David het verwoordt in Psalm 139:6 'Het begrijpen is te wonderbaar, te verheven. Ik kan er niet bij.' Wij moeten als mensen accepteren dat God zo onnoemelijk groot is, zo ver boven ons verstand, dat elk beeld dat we van Hem maken, materieel of ideëel, een verbastering en een verkleining van God is, een aanfluiting, die in de verste verte niet op God lijkt. Het maken van een beeld van God, zelfs om je daarvoor neer te buigen, is het omdraaien van de verhoudingen. Ten diepste stelt de mens zich daarmee boven God omdat hij, ook al buigt hij zich neer voor zijn god, toch maar heeft bepaald hoe die god eruit zag en welke eigenschappen die god allemaal heeft. Het is de mens die god schept in plaats van andersom. Hoe bespottelijk dat eigenlijk is leren ons de hoofdstukken 40 tot en met 44 van het boek Jesaja.

Mensen die proberen om God en de werkelijkheid waarin zij leven volledig te doorgronden en in een ‘schema’ te vatten, dat voor het verstand volledig sluitend is, doen in wezen hetzelfde. Zij proberen zich met hun verstand boven God te stellen. Daarom is alle theologie die beantwoordt aan het menselijk verstand verkeerd en eenzijdig. Bijvoorbeeld: alle theologie die zegt dat de mens een stok en een blok is, zonder enige keuzevrijheid, vanwege goddelijke voorbestemming, is fout. En alle theologie die zegt dat God niet almachtig en allesbepalend is vanwege de keuzevrijheid van de mens is net zo fout. Het één staat naast het ander: de mens heeft keuzevrijheid en toch bepaalt God de loop van de geschiedenis, van de wereld en van ieder individueel mens. Dat wij die twee voor het verstand niet kunnen rijmen moet ons nederig en klein maken, niet opstandig en eigenwijs door ons verstand te laten heersen over God. Dat God een wereld schiep met keuzevrijheid voor de mens en allesbepalende macht van Hemzelf, laat zien hoe onvoorstelbaar groot Hij is.

Het is erg jammer dat de kerk haar gebouwen en haar theologie volgestouwd heeft met beelden van God. Met het maken van een beeld of beelden van God hangt geestelijke hoogmoed samen. Die hoogmoed kenmerkte ook het Babel van kort na de zondvloed: ‘laten wij ons een naam maken op aarde’. Zo heeft ook de kerk, met name de Rooms Katholieke Kerk, zichzelf een naam gemaakt op aarde. Vanuit die geestelijke hoogmoed is onderscheid gemaakt tussen geestelijken, de officieel door de Kerk aangestelden, en leken, het gewone volk. De geestelijken kregen een soort alleenrecht op het naderen tot en het spreken over God. De Paus matigde zich zelfs aan ‘stedehouder van Christus’ of ‘plaatsvervanger van Christus’ op aarde te zijn. Met dat alles zijn de paus, kardinalen, bisschoppen en priesters tussen God en zijn volk in gaan staan en zij ontzeggen de gelovigen hun positie in Christus als heilig en koninklijk priesterdom. En, erger nog, zij ontzeggen Christus zijn unieke plaats als hemelse Hogepriester, de Enige door wie een mens tot God kan naderen – en niet door een kerkelijk instituut of door een afgeleide daarvan.

In haar machtsstreven heeft de kerk de nuchtere leer van de Bijbel vervangen door kerkelijke leer, die als wijn aan de wereld wordt toegediend. Veel mensen hebben zich hierdoor afgekeerd van het geloof in God en Christus. Zij zijn door de wijn van haar hoererij ‘dronken’ geworden en missen het juiste zicht op wat de Bijbel werkelijk leert.

Daar kwam nog bij dat de Kerk zich het alleenrecht aanmat tot het lezen van het Woord van God. Lange tijd is de wereld de toegang tot Gods woord onthouden en werd de mensheid gedwongen om te aanvaarden wat de Kerk leerde over de Bijbel. De Heer schonk in de zestiende eeuw de reformatie en de boekdrukkunst, waardoor de Bijbel weer in de openbaarheid kwam en vele kerkelijke misstanden konden worden rechtgezet. Echter, veel kwaad was reeds geschied en het denken van de mens was aangetast door eeuwen van kerkelijke dwalingen. Het is de reformatoren niet gelukt om volledig af te rekenen met alle dwaalleer en wanpraktijken. En ook de afgesplitste kerken gingen verbindingen aan met wereldlijke besturen omwille van aardse macht.

De hoererij met de aardse machthebbers leidt vrijwel altijd tot het afdwalen van de Bijbelse waarheden omdat wereldlijke invloed zich niet met Bijbelse waarheden laat verenigen. Een kerk die politieke invloed ambieert kan de waarheid van het ‘mijn koninkrijk is niet van deze wereld’ en alles wat ermee samenhangt moeilijk gebruiken. Het lidmaatschap van een kerk en een kinderdoop geven de kerk veel meer invloed dan een algemeen lidmaatschap, van een onzichtbaar wereldwijd lichaam van Christus, en een volwassenedoop, die aan geen enkele kerk gebonden is.

Intussen hebben zich dermate veel kerkelijke splitsingen voorgedaan dat het grote publiek de draad van het christelijk geloof volledig zoek is. Zij die op de aarde wonen zijn ‘dronken’ geworden van de wijn van haar hoererij. Stel dat de kerk van meet af aan een onafhankelijke en daardoor zuivere positie ten opzichte van de wereld had weten te behouden, dan was de christelijke leer niet zo vermengd geworden met wat gemeengoed is in de wereld en dan was de christelijke boodschap in de wereld veel duidelijker blijven klinken.

(2) De onreinheden van haar hoererij. Er is nog een diepere laag in de ‘wijn van haar hoererij’ en die is gelegen in de onzichtbare invloed van de Rooms Katholieke kerk, die hier, in het beeld van het grote Babylon, voor ieder in het zicht wordt gesteld. Achter de schermen heeft Rome enorme macht omdat de families die de macht achter de kerk zijn, de tien horens, tevens de macht achter de wereldlijke troon zijn. Veel van die macht loopt via de organisatie van de Jezuïeten, die een zeer belangrijke priesterorde is geworden binnen de kerk. De vrouw zit op het beest met tien horens. We zullen verderop ingaan op dit beest en die horens maar we kunnen hier reeds stellen dat sprake is van een zeer nauwe samenwerking tussen kerk en wereld in het opzetten van een één-wereldregering en uiteindelijk het herstel van het Romeinse rijk. Het verschil met het eerste ingrediënt van 'de wijn', de gruwelen van de aarde, is dat het bij de 'gruwelen' gaat om geestelijke zaken, een eigenmachtige godsdienst, een verkeerd beeld van God en zijn plan met mens en wereld. Bij de 'onreinheden van haar hoererij' gaat het echter om wereldlijke zaken, die door de Kerk worden beïnvloed.

De creatie van één verenigde wereld met één enkele godsdienst gaat terug op de bouw van de toren van Babel, die bedoeld was om te voorkomen dat de mens over de aarde verdeeld zou worden maar om in plaats daarvan zich een naam te maken op aarde. De mens moet centraal staan in alles wat hij onderneemt en hij zoekt daarbij, buiten God om, naar contact met hemelse machten – net als voor de zondvloed. Vanaf de achttiende eeuw krijgt dit streven van de mens zeer sterk vorm in de ontwikkeling van wetenschap en techniek. Op het gebied van de zogenoemde wetenschap is God door middel van de zeer verwerpelijke en demonische evolutieleer, als irrelevant buiten het denken van de mens geplaatst, zodat de mens alle ruimte heeft om met de hem ter beschikking staande techniek een eigen wereld te scheppen, naar eigen goeddunken. Kerk en wereld nemen in deze ontwikkeling samen een centrale plaats in.

Het zijn de Jezuïeten geweest die instrumenteel waren in de nauwe samenwerking tussen kerk en staat om de samenleving dusdanig te kneden met wetenschap, techniek en politiek, dat een wereld in het leven is geroepen waarin voor God geen plaats is en waarin de mens zichzelf herschept tot een mens 2.0. De mens zoals God die geschapen heeft,is hem te min en zal van het wereldtoneel moeten verdwijnen om plaats te maken voor een ‘nieuwe’ mens. Dat is een mens die één is met de moderne technologie van Artificial Intelligence en die bovendien eeuwig kan voortbestaan. Dat concept van ‘nieuwe mens’ lijkt wel wat op dat van de Bijbel maar wordt niet bereikt door overgave aan Jezus Christus maar door overgave aan de moderne techniek, het beest, de antichrist.

De Jezuïeten zijn vanaf hun ontstaan een belangrijk werktuig binnen het Rooms Katholieke instituut als voortstuwende kracht in de Westerse cultuur. Door hun toedoen hebben zich wereldwijd op tal van terreinen grote veranderingen voorgedaan, die allemaal zullen leiden tot de wereldreligie van het Grote Babylon, waarin alle godsdiensten van de wereld elkaar ontmoeten en kunnen worden gehuisvest, inclusief de aangepaste vorm van christendom – zonder Heiland en zonder Heer wel te verstaan. Dit is het tweede ingrediënt in de wijn van haar hoererij, dat degenen die de aarde bewonen dronken maakt. De mensheid wordt versuft en gehypnotiseerd met alle uitingen van moderne techniek: eerst de krant, toen de radio, toen de TV en de filmindustrie en daarna het Internet. Het zicht op de God van de hemel, de Schepper van hemel en aarde, is de mensheid volledig ontnomen. Hieronder volgt een aantal interessante websites die inzicht geven in de invloed van de priesterorde der Jezuïeten:


Kopstukken uit politiek en samenleving over de Jezuïeten

Geschiedenis en wezen van de orde

Joodse wortels van de Jezuïeten

Verwevenheid met organisaties en leiders van de wereld

Invloed op belangrijke gebeurtenissen in de wereld

Invloed op de ontwikkeling van het communisme

5-Stappenplan van de Jezuïeten voor het vernietigen van de maatschappij

Plannen voor massale ontvolking

Het Mondiale Geldwezen

Entertainment industrie

Hollywood

Het streven naar een Eén-wereldreligie

Invloed op de ontwikkeling van wetenschap

Invloed op de globalisering

Silicon Valley

Invloed in de VS

Invloed in de voormalige USSR

Invloed van Vaticaan en Rooms Katholieke Kerk in Nazi Duitsland

Invloed op de Verenigde Naties

De Black Pope (hoofd van de Jezuïeten) over SDG’s van de Verenigde Naties

Fidel Castro, Cuba


- 31 augustus 2022 -


(4) Wie is het scharlakenrode beest en wat zijn de zeven koppen en de tien horens?

Over het beest van Openbaring 17, met de uitleg over de zeven koppen en de tien horens, is veel geschreven. Belangrijk is het onderscheid tussen het beest en de hoer voor ogen te houden. Er zijn uitleggers bij wie dat onderscheid vrijwel wegvalt, zoals bij de zevende-dags adventisten. Zij dragen al ongeveer een eeuw lang een vrij populaire historistische visie uit waarin het beest uit de zee het Rooms Katholieke Europa voorstelt, met de Paus als elfde hoorn en derhalve één met het beest (met vele volkeren – vandaar ‘uit de zee’) en waarbij het beest uit de aarde de VS representeert (voorheen dun bevolkt, vandaar ‘uit de aarde’). Als de Paus met het Rooms Katholieke instituut de rol van de elfde hoorn en tevens het beest uit de zee op zich neemt, wie is dan de vrouw die op het beest gezeten is? Dat beest en vrouw moeten worden onderscheiden blijkt uit het oordeel over haar, dat wordt uitgeoefend door de tien horens en het beest: ‘En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken en haar vlees eten en haar met vuur verbranden’ (Openbaring 17:16).

Er is weliswaar al eeuwenlang een nauwe samenwerking tussen Kerk en Staat. Maar het moment komt dat hun wegen scheiden en dat zal voor de Kerk niet best aflopen. Het scharlakenrode beest kan worden beschreven als ‘het wereldrijk’, dat onder invloed van God en de kracht van Gods Geest in de gemeente is ondergegaan in de vele wateren, de volkeren van Europa. Vanaf de eerste prediking door de discipelen en met name door Paulus, liet de kracht van het evangelie zich voelen. ‘Het woord van de Heer nam toe met kracht en werd sterker’ (Handelingen 19:20). Het gevolg was tweeledig. Er waren velen die de evangelieboodschap gehoorzaamden en bijvoorbeeld hun boeken met toverkunsten verbrandden (Handelingen 19:19). Maar zij die belangrijke posities bekleedden in het Romeinse rijk probeerden de kracht van het evangelie te weerstaan. Zij beseften wat de prediking van het evangelie op termijn zou betekenen voor de macht van het wereldrijk. In Efeze ging na Paulus’ tweejarige optreden een urenlang geschreeuw op ter verdediging van het oude geloof in de hemelkoningin, de Artémis van de Efeziërs (Handelingen 19:23, 34).

Het is een uiting van de kracht van Gods woord en Gods Geest dat de wereld, sinds de overgang van Constantijn de Grote op het christendom, onderworpen is geweest aan het gezag van de kerk, tot op vandaag de dag aan toe. Maar het is erg verdrietig dat de Kerk haar hoge positie in Christus is gaan misbruiken voor eigen macht en eigen welvaren en wel door nauwe samenwerking met de wereldlijke macht. De vrouw Izebel heeft ‘de slaven van God verleid om te hoereren en afgodenoffers te eten’ (Openbaring 2:20). Het is aan de gemeente van Thyatira dat Christus dit schrijft, de gemeente die historisch gezien overeenkomt met de Rooms Katholieke kerk. De Heer waarschuwt haar voor een ‘grote verdrukking’ als zij zich niet bekeert. Die grote verdrukking is gekomen in Openbaring 17, bij de eerste fase van het oordeel over het Grote Babylon, dat wordt voltrokken door het beest en de tien horens (Openbaring 17:16).

Wat opvalt, is dat de aandacht van Johannes vooral getrokken wordt door de vrouw op het beest en veel minder door het beest. Hij verwondert zich over de vrouw, niet over het beest. Waarom? In de vrouw ziet hij de voor hem onvoorstelbare kerkgeschiedenis in beeld voor zich. Dat het machtige Romeinse rijk, dat op dat moment christenen zwaar vervolgde, waarom hij ook zelf gevangen zat op Patmos, zichzelf zou overgeven aan de macht van de zwaar vervolgde kerk. Maar dat die zwaar vervolgde kerk vervolgens zou veranderen in een ontrouwe partner van Christus en dermate ontrouw zou worden, dat zij de plaats van de aloude mysteriegodsdiensten ten opzichte van het wereldrijk zou gaan innemen en dat de mensheid door haar toedoen elk zicht op God zou verliezen (dronken wordend van haar hoererij) en dat zij er zelfs toe zou overgaan om de getrouwen onder Gods volk, die haar handel en wandel aan de kaak stelden, te vervolgen (zelf dronken wordend van het bloed van de heiligen). Deze beeldende blik in de toekomst moet voor Johannes een enorme schok geweest zijn en hij verwondert zich met grote verwondering.

De engel, die hem het visioen van de vrouw en het beest laat zien, besteedt in zijn uitleg echter veel meer aandacht aan het beest waarop de vrouw gezeten is, met zijn zeven koppen en zijn tien horens en hun acties, dan aan de vrouw. De uitleg over de vrouw beperkt hij tot slechts één enkel vers (17:18). De engel lijkt ook niet goed te begrijpen waarom Johannes zich zo verwondert over de vrouw en het lijkt erop dat hij met zijn uitgebreide uitleg bij Johannes verwondering over het beest probeert op te wekken. Ergens had Johannes kunnen weten hoe het zou gaan met de christenheid. Hij had de zeven brieven aan de zeven gemeenten doorgekregen en opgeschreven en die geven reeds een belangrijk inzicht in het falen van opeenvolgende christelijke kerken in het uitdragen van het getuigenis van God. Dat de christenheid echter zo diep zou vallen als getoond in het beeld van de vrouw op het beest bleef kennelijk een grote en verschrikkelijk onaangename verrassing.

Het beeld van het beest van Openbaring gaat rechtstreeks terug op het beest van Daniël 7. Het boek Daniël is van zeer groot belang voor het begrijpen van de betekenis van het beest. Daniël beschrijft in zijn boek twee dromen, die beide een voorstelling zijn van de wereldgeschiedenis vanaf dat moment (ca 600 voor Christus) tot op de terugkeer van Jezus Christus in de (nabije) toekomst. In de eerste droom, beschreven in Daniël 2, ziet Nebukadnezar een beeld met een gouden hoofd, zilveren armen, een koperen buik, ijzeren benen en tenen die deels van ijzer, deels van leem zijn. De delen van het beeld stellen de opeenvolgende wereldrijken voor: Babel – Medië-Perzië – Griekenland – Rome. Het Romeinse rijk hield op te bestaan nadat het in de vierde eeuw na Christus was overgegaan op het christendom. De laatste fase van ‘het beeld’, dat van de tien tenen, zijnde tien koningen of vorstenhuizen (2:42-44), heeft zich nog niet voorgedaan in de geschiedenis. Het zijn tien koningen die ‘uitlopers’ zijn van het Romeinse rijk en die in de toekomst opnieuw een rol van betekenis zullen spelen. Het is tijdens hun bewind dat aan alle rijken, die in wezen vertegenwoordigd zijn in de laatste fase, een eind zal worden gemaakt (2:44), bij de terugkeer van Jezus Christus.

In de tweede droom, van Daniël zelf, weergegeven in Daniël 7, ziet Daniël vier dieren uit de zee opkomen, een leeuw, een beer, een luipaard en een beest met tien horens, dat vreselijke verscheurende tanden en verpletterende poten heeft. Ook hier gaat het om dezelfde vier opeenvolgende wereldrijken. De leeuw is Babel, de beer is Medië-Perzië, de luipaard is Griekenland en het vreemdsoortige vierde dier is Rome. Net als aan Farao, die tot twee keer toe droomde over zeven vette en zeven magere jaren, laat God in twee op elkaar gelijkende dromen zien, dat de zaak volkomen vast staat (Genesis 41:32). Dit keer niet voor veertien jaar in de toekomst maar voor circa 2.600 jaar in de toekomst.

Johannes krijgt zijn visioen ten tijde van het Romeinse rijk, het vierde dier, de fase van de ijzeren benen van het beeld. En hij kijkt deels terug op de geschiedenis en deels vooruit. In wezen hebben we in het visioen van Openbaring 17 (en 13 zoals we nog zullen zien) te maken met een samensmelting van de twee dromen van Daniël. Het ene beeld met opeenvolgende fasen enerzijds en de vier apart uit zee opkomende dieren anderzijds, worden verbonden tot een beeld van één dier met zeven koppen, dat de opeenvolgende delen van het wereldrijk laat zien, dat nu, net als het grote Babylon, wordt voorgesteld als één enkele macht die door de eeuwen heen de mensheid in haar greep hield. De hoer deed het door een bedwelmende afgoderij van de religie, het beest deed het door ijzeren discipline van ‘de staat’.

Dat de zeven koppen elkaar (althans ten dele) opvolgen in de geschiedenis, blijkt uit de beschrijving die de engel geeft: ‘de zeven koppen, zijn zeven bergen, waarop de vrouw zit. Ook zijn het zeven koningen: vijf zijn gevallen, de ene is er, de andere is nog niet gekomen en wanneer hij komt, moet hij een korte tijd blijven…’ (17:9, 10). De zeven koppen hebben derhalve twee betekenissen, een geografische en een historische. Geografisch bestaan de koppen gelijktijdig als zeven bergen waarop de vrouw zit. Gezien de uitleg van vrouw als ‘de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen van de aarde', kunnen de zeven bergen slechts op één enkele manier worden uitgelegd: Rome. Dat was immers de stad die op dat moment heerste over alle koninkrijken van de wereld en Rome is van oudsher tevens de stad met zeven heuvelen. Maar wat is de historische betekenis van de zeven koppen? Daarover bestaan uitlegkundig de grootste meningsverschillen. We gaan ze hier kort na.

(1) Er zijn uitleggers die wijzen op de keizers die voorafgingen aan de keizer die er zat, toen Johannes zijn visioen kreeg. Dat was Domitianus (81 AD – 96 AD), nota bene de elfde keizer sinds Julius Ceasar, de achtste als we drie keizers met een regeertijd korter dan een jaar weglaten. Het was de derde dynastie sinds Julius Ceasar. Daar valt onmogelijk een aantal van vijf voorafgaande koppen uit op te maken. Wil dat lukken dan moeten we overstappen op Keizer Nero, die vaak wordt geïdentificeerd met het beest. Nero was weliswaar de zesde keizer sinds Julius Caeasar maar hij regeerde lang voordat het boek Openbaring werd geschreven (54 AD – 68 AD). Zij die willen dat het boek dateert uit de tijd van Nero, hebben vrijwel alleen inhoudelijk argumenten, die uitgaan van een preteristische opvatting (alle in Openbaring is vervuld in de eerste eeuw). Het bewijs voor een vroege datering is daarmee niets anders dan een cirkelredenering. Bovendien laat het nog toekomstig zijn van één enkele kop zich dan moeilijk verklaren aangezien na Nero maar liefst meer dan 90 keizers optraden. Een laatste reden waarom afzonderlijke keizers geen goede verklaring zijn voor de zeven koppen, is dat ze dan op hetzelfde niveau worden geplaatst als de tien horens, die eveneens tien koningen voorstellen. Maar horens zitten op koppen. De koppen bevinden zich derhalve op een ander 'level'. Als de horens letterlijke heersers als mensen of dynastieën voorstellen, dan moeten de koppen méér zijn dan dat. Zij vormen het onderliggende 'platform' waarop de koningen kunnen heersen, het rijk. De zeven koppen zijn derhalve zeven opeenvolgende wereldrijken, zoals we hieronder zullen zien.

(2) Een tweede uitleg is die van voorgaande regeringsvormen binnen het Romeinse wereldrijk. Echter, er kunnen slechts drie regeringsvormen worden onderscheiden in de geschiedenis van Rome, koningen, de republiek en het keizerrijk. Bovendien bleef de senaat, die een belangrijke adviserende functie had in de republiek, haar functie behouden tijdens het keizerrijk. Alleen van de regeringsvorm ‘koningen’ kan worden gesteld dat die was ‘gevallen’. Bovendien wordt het dan lastig om het laatste deel van de uitleg te verklaren: ‘één is nog niet gekomen en wanneer hij komt, moet hij korte tijd blijven’. Na de keizers is immers geen andere regeringsvorm verschenen. Of men moet de tijd van de ‘poppenkeizers’ kort voor de val van het rijk als een apart vorm bestempelen.

(3) Een derde uitleg is die van alle voorgaande wereldrijken, te beginnen met Egypte, het eerste wereldrijk dat Israël als volk in haar voortbestaan bedreigde. De vijf koppen die zijn gevallen, zijn in dat geval: Egypte, Assyrië, Babel, Medië-Perzië en Griekenland. De kop die ‘is’ correspondeert met het Romeinse rijk. De kop die nog moet komen en korte tijd moet blijven is de vorm waarbij het rijk tien koningen telt, die de dienst uitmaken, waarover straks meer. Dit is een uitleg die aardig klopt met de geschiedenis en die aansluit bij de Bijbel. De vraag is echter waarom begonnen wordt bij Egypte. Daarvoor bestonden ook reeds wereldrijken, zoals het oude Babylonische rijk en het Akkadische wereldrijk. De reden om met Egypte te beginnen zou kunnen zijn dat dit rijk voor het eerst een directe bedreiging vormde voor het volk van God, iets wat vervolgens alle wereldrijken heeft gekenmerkt. Onder Assur werd het tienstammenrijk in ballingschap gevoerd. Onder Babel werden Jeruzalem en de tempel verwoest en werd Juda in ballingschap gevoerd. Onder Medië-Perzië werd een plan beraamd om het Joodse volk uit te roeien. Onder het Griekse rijk werd een afgodsbeeld voor circa drie jaar in de tempel geplaatst en werden godsdienstige Joden zwaar verdrukt door de Hellenen. Onder Rome werden Jeruzalem en de tempel opnieuw verwoest en werden de Joden uit hun land gesmeten.

(4) Een uitleg die eveneens aansluit bij de Bijbel en waar hier voor wordt gekozen is die van de delen van de vier wereldrijken, die ontstonden nadat God zijn volk had verworpen. Vanaf de verwoesting van Jeruzalem en de tempel door Nebukadnezar rond ca 600 voor Christus, rekende God de geschiedenis niet langer naar de koningen van Israël maar naar de vorsten van de wereldrijken. Vanaf dat moment kreeg satan, als vorst van de kosmos, bijzondere macht, ook over het volk Israël, en was er van de kant van de dienaren van God, de hemelse legermachten, voortdurend strijd nodig om het volk te kunnen bereiken (Daniël 10:13, 20). Satan, de tegenstander van God, regeerde sindsdien over de wereld (Lukas 4:4:6) door middel van zijn engelen, de vier vorsten van de wereldrijken, die we in hoofdstuk 9 als gebonden bij de rivier de Eufraat aantreffen en die voor korte tijd worden losgemaakt. Dat laatste heeft de dood van een derde van de mensheid tot gevolg. Wanneer we ons beperken tot de vier wereldrijken die sinds de val van Jeruzalem de wereld hebben geregeerd, dan zijn de vijf koppen de volgende: Babel (één kop), Medië-Perzië (twee koppen) en Griekenland (twee koppen). Het Griekse rijk viel weliswaar uiteen in vier delen maar twee van die delen waren niet relevant voor het Joodse volk. Dat waren alleen de Seleuciden en de Ptolemaën. De kop die ‘is’, is dan het Romeinse rijk. De kop die nog moet komen, is de toekomstige vorm van het Romeinse rijk. We gaan nu eerst in op de tien horens en bij de volgende vraag komen we toe aan het merkwaardige vers 11 van Openbaring 17 dat het beest beschrijft als ‘de achtste’.

De engel is zeer duidelijk over de tien horens. Dat zijn tien koningen ‘die nog geen koninkrijk ontvangen hebben maar één uur gezag als koningen ontvangen met het beest’. Naar aanleiding van deze uitleg door de engel kan men zich twee dingen afvragen (1) Hoe zijn de tien horens verdeeld over de zeven koppen en (2) Hoe kan iemand een koning zijn zonder koninkrijk?

(1) De verdeling van de horens over de koppen. Het lijkt erop dat het boek Openbaring de twee dromen van Daniël combineert tot één geheel. De opeenvolgende dieren vloeien samen tot één enkel ‘beeld’ van een beest met zeven koppen. De tien horens worden gezien op de zevende kop van dit beest. Veel plaatjes van het beest uit Openbaring 17 verdelen de tien horens op de één of andere manier over de zeven koppen, waarbij drie koppen elk twee horens krijgen (3 x 2 = 6 horens) en de resterende vier koppen elk één horen krijgen. Dat correspondeert echter niet met de uitleg van de engel want die stelt dat de tien koningen gezamenlijk ‘één uur’ gezag als koningen ontvangen. Maar als de horens over de koppen verdeeld worden en die koppen zijn eeuwen na elkaar zijn opgedoken in de wereldgeschiedenis, dan kunnen deze koningen nooit tegelijkertijd hun gezag ontvangen. De gelijktijdigheid van het optreden van de tien koningen noodzaakt de conclusie dat de tien horens allemaal op één en dezelfde kop zitten. En omdat het gaat om een toekomstige vorm van het Romeinse rijk en de eerste zes koppen reeds gepasseerd zijn in de geschiedenis, zitten de horens allemaal op de zevende kop.

(2) De koningen zonder land. Het was al een heel vreemd beest, het vierde, dat Daniël zag in zijn droom. Het was een alleseter of vleeseter met horens (ook de hoer zal worden opgegeten – 17:16). Dergelijke beesten komen in de natuur niet voor. Vlees- of alleseters hebben geen horens, alleen behoorlijke (slag-) tanden. Maar hier is een beest dat zowel verslindende tanden heeft als tien horens. Maar het beeld wordt in Openbaring 17 helemaal vreemd. Het beest heeft zeven koppen en één daarvan draagt de tien horens. Horens geven het dier stootkracht en zij vertegenwoordigen daarmee de macht om een territorium te bezetten. Nog vreemder wordt het in Openbaring 17 als wordt gesteld dat deze koningen helemaal geen territorium hebben. Vanwaar dan hun voorstelling als horens?

De uitleg van de horens als koningen komt exact overeen met wat Daniël daarover schrijft in de uitleg die hij krijgt over zijn droom van de vier dieren: ‘En de tien horens – uit dat koninkrijk zullen tien koningen opstaan en na hen zal een ander opstaan die zal van de vorige verschillen en drie koningen ten val brengen.’

In het beeld uit de droom van Nebukadnezar worden de tien koningen voorgesteld als tien tenen van klei en leem. De betekenis van dat laatste is tweeledig: (1) ‘En dat u de voeten en de tenen gezien hebt, deels van pottenbakkersleem en deels van ijzer, betekent dat dit een verdeeld koninkrijk wezen zal – wel zal het iets van de hardheid van het ijzer aan zich hebben, juist zoals u gezien hebt ijzer gemengd met kleiachtig leem en de tenen der voeten: ten dele zal dat koninkrijk hard zijn en ten dele zal het broos zijn. (2) ‘Dat u gezien hebt ijzer, vermengd met kleiachtig leem, betekent: zij zullen zich door huwelijksgemeenschap vermengen maar met elkaar geen samenhangend geheel vormen, zoals ijzer zich niet vermengt met leem.’ (Daniël 2:41-43).

Die broosheid in de uitoefening van hun macht en dat onvermogen om een sluitende eenheid tot stand te brengen lijken overeen te komen met wat Johannes zegt over de tien horens, dat zij als koningen nog geen koninkrijk ontvangen hebben. Achter de schermen van het wereldtoneel gaan de tien machtige dynastieën schuil die voortkomen uit het Romeinse rijk en die onderworpen zijn aan de macht van de Rooms Katholieke Kerk. Wie deze dynastieën zijn, weet niemand. Zij houden zich angstvallig buiten alle schijnwerpers en zorgen ervoor dat ze verscholen blijven achter meerdere fronsorganisaties en stromannen, zoals de Bill Gates, Mark Zuckerberg, Jeff Bezos, Elon Musk met daarachter de Rockefellers en de Rothschilds en daarachter waarschijnlijk nog één of twee lagen, misschien wel meer. Volgens de uitleg van de tien tenen door Daniël zijn de tien machtige dynastieën niet in staat het onderling eens te worden en is de wereld het toonbeeld van een voortdurende strijd die tussen hen oplaait. Vandaar de opeenvolgende oorlogen in Europa.

Maar sinds wereldoorlog II lijkt er een kentering plaats te vinden en een overgangsperiode te zijn begonnen, die moet eindigen met de vestiging van een herlevend Romeins rijk. De beschrijving van de horens als tien koningen zonder land is bijzonder treffend. Inderdaad gedragen de puissant rijke families zich als internationale kapitalisten, die zich met hun enorme vermogens overal en nergens in wereld schuilhouden en geen enkele affiniteit hebben met enig land of volk. Maar het moment nadert dat zij wel gebied toegewezen krijgen, elk een deel van de wereld, om daarover te heersen in samenwerking met het beest.

Concluderend stellen we dat het scharlakenrode beest het doorlopende wereldrijk voorstelt sinds de val van Jeruzalem en de verplaatsing van Gods regeringszetel van de aardse tempel naar de hemelse tempel. Daarna is dit wereldrijk leidend in de geschiedenis. Het wisselt daarbij steeds van gedaante en heeft om die reden meerdere koppen, waarmee het volk Israël te maken had - Babel (één kop) - Medië/Perzié (twee koppen) - Griekenland (twee koppen: Seleuciden en Ptolemaën) (vijf zijn gevallen) - Rome (één kop - is nu) - het toekomstige rijk (één kop - moet nog komen en korte tijd blijven). De tien horens zitten op de toekomstige, zevende, kop en zijn op dit moment onder de oppervlakte aanwezig. Het zijn dynastieën die voortkomen uit Rome en weliswaar zeer veel macht uitoefenen in de wereld, maar die niet verbonden zijn aan een geografisch gebied. Dat zal pas gebeuren in de allerlaatste fase van het rijk voor de terugkeer van de Heer Jezus naar de aarde.

- 3 september 2022 -


(5) Wanneer ‘was’ het beest, ‘is’ het niet en ‘zal’ het uit de afgrond opkomen?

Van de vrouw wordt exact gezegd wat zij is, de grote stad, die heerst over de koningen van de aarde. Zij is de stad op zeven heuvelen, Rome, en het godsdienstige systeem dat zij vertegenwoordigt. Maar van het beest geeft de engel alleen cryptische omschrijvingen. Dat komt doordat het beest veel ingewikkelder is dan de vrouw. Het begint al met de eerste beschrijving, dat ‘het beest, dat u gezien hebt, was en is niet en zal uit de afgrond opstijgen en ten verderve gaan; en zij die op de aarde wonen, van wie de naam van de grondlegging van de wereld af niet geschreven is in het boek van het leven, zullen zich verwonderen als zij het beest zien, dat het was en niet is en zal zijn’ (17:8).

Het is bijzonder vreemd dat van het beest wordt gezegd dat het ‘niet is’. Johannes ziet het beest voor zich. Hij ziet de vrouw erop zitten. En bij de beschrijving van de zeven koppen, wordt van de zesde kop gezegd: ‘de ene is er’. Hoe kan een beest er níet zijn, terwijl één van zijn koppen er op datzelfde moment wél is en het grote wereldwijde godsdienstige systeem erop gezeten is? Om dat te begrijpen moeten we naar de sleutelzin voor het begrijpen van het boek: Openbaring 1:19, waar we lezen: ‘Schrijf dan wat u hebt gezien en wat is en wat hierna zal gebeuren’. Het is de driedeling van het boek in verleden, heden en toekomst. Dat verleden was de eeuw waarin Johannes leefde en waarin hij de verheerlijkte Jezus had gezien. Het ‘wat is’ betreft het tijdperk van de kerkgeschiedenis, die in de vorm van zeven brieven wordt beschreven in de hoofdstukken 2 en 3. Het ‘wat hierna moet gebeuren’ betreft de toekomstige tijd, die start na het tijdperk van de gemeente uit alle volken, een tijd waarin de gemeente is verplaatst naar de hemel en waarin het volk Israël opnieuw een sleutelrol zal vervullen.

Welnu, gedurende de periode van de gemeente, de tijd die ‘is’, de tijd die al was begonnen ten tijde van het schrijven van Openbaring, zou het wereldrijk lange tijd niet bestaan als dominante macht op aarde. Het is er wel maar in een verborgen vorm, ‘onder water’, verdeeld over de volkeren van Europa en onderworpen aan het gezag van de Kerk. Daarom begint de engel ook te zeggen: 'ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer die op velen wateren zit'. Hij zegt niet: 'de grote hoer die op het beest zit'. Het beest is door na de kerstening van het Romeinse rijk ondergegaan in de vele volken van Europa, waarop de hoer, de afvallige kerk, gezeten is en waarover zij heerst. Het Rome, dat gedurende de periode van de christenheid heeft geregeerd over de koningen van de aarde, was niet het oude imperium Rome maar het gekerstende Rome onder gezag van de Roomse Kerk. Dat de Roomse Kerk die positie op een verkeerde manier heeft gebruikt, is hierboven reeds uitgebreid besproken.

We kunnen heel specifiek zijn. De periode dat het beest ‘was’ duurde tot aan de officiële val van Rome in het jaar 476 na Christus. De periode dat het beest ‘niet is’ duurt vanaf 476 na Christus tot op het moment dat het aloude keizerrijk weer opnieuw zal worden geïnstalleerd. Dat gebeurt zodra het beest ‘uit de afgrond opstijgt’. Dat ‘opstijgen uit de afgrond’ duidt op Openbaring 9, waar we lezen dat de uit de hemel op aarde gevallen ‘ster’, dat is de uit de hemel geworpen draak van Openbaring 12:9, de sleutel van de put van de afgrond ontvangt. Daarmee komen demonische krachten vrij, die als een leger sprinkhanen de wereld overgaan om mensen te ‘koppelen aan het rijk van het beest’. Het beest zelf wordt gezien in de ‘engel van de afgrond’, die koning is over de ‘sprinkhanen’ en die de naam Abaddon (verderf) of Apollyon (verderver) draagt. De herrijzenis van het Oude Rome zal een bijzonder plotselinge en demonische gebeurtenis zijn, waarover de wereldbevolking zeer verbaasd zal zijn. Het is een gebeurtenis waar de occulte machten in de wereld al eeuwenlang naar streven maar die door de Geest van God wordt tegengehouden (2 Thessalonicenzen 2). Dit opstijgen van het beest uit de afgrond gebeurt precies halverwege de zeven jaar van Daniëls 70e jaarweek, bij het schallen van de vijfde bazuin. In het kader van één der andere hoofdstukken hebben we er al bij stilgestaan welke gebeurtenissen dan allemaal gelijktijdig plaatsvinden. Concluderend: de periode dat het beest er 'weer zal zijn' duurt 3,5 jaar en start halverwege Daniëls laatste jaarweek en eindigt aan het slot van Daniëls laatste jaarweek. Het rijk gaat ten onder in de plagen van de zeven schalen en wordt geheel vernietigd door de terugkeer van Jezus Christus: 'en het Lam zal hen overwinnen want Hij is Heer van de heren en Koning van de koningen...' (Openbaring 17:14).


(6) Wanneer zal de zevende kop komen en een korte tijd blijven en wat is ‘het ene uur’ dat de tien horens als koningen zullen regeren met het beest?

Nu we weten dat het beest pas halverwege de zeventigste jaarweek ‘uit de afgrond’ (Openbaring 11:6, 17:8) of ‘uit de zee’ (Openbaring 13:1) oprijst, kunnen we ook de vraag beantwoorden wanneer de zevende kop ‘zal komen en een korte tijd zal blijven’ (17:10). Dat zal het geval zijn in de eerste helft van de zeven jaar van Daniëls 70e jaarweek. Het zijn de allerlaatste 3,5 jaar van de heerschappij van de grote hoer. Zij bereidt immers een beest met zeven koppen. De zevende kop valt derhalve nog onder haar heerschappij.

De Roomse kerk is decennia lang bezig geweest om alle religies van de wereld samen te smelten tot één enkele wereldreligie. Aan het begin van de zeven jaar van Daniëls 70e jaarweek denkt de Kerk eindelijk alles onder haar vleugels te hebben en samen met de belangrijke wereldleider een éénwereldregering op poten te hebben gezet waarin zij een centrale plaats inneemt. Maar dan vinden in de vorm van een grote aardbeving van het zesde zegel en gerichten van God onder de eerste vier bazuinen enorme catastrofes plaats op aarde (zie de uitleg bij Openbaring 6 en Openbaring 8). Tegelijkertijd vindt een oorlog plaats in de hemel tussen Michaël en de draak. Halverwege de laatste jaarweek van Daniël, bij het schallen van de vijfde bazuin wordt de draak (de ster van Openbaring 9:1) door Michaël uit de hemel gegooid en dat is het startsein voor een totale omwenteling op aarde. De wereldleider ontpopt zich als het beest, dat absolute macht ontvangt van satan en dat, samen met de tien koningen, de Kerk al haar macht en haar rijkdom ontneemt en haar volledig verwoest (Openbaring 17:16).

Het beest rijst op uit de afgrond en uit zee. Er vindt een enorm snel herstel plaats van alle verwoeste infrastructuur. De wereld ziet het allemaal met grote verwondering gebeuren en gaat met stijgende verbazing het beest achterna (13:3, 17:8). Vanaf dat moment ontvangen de ‘horens koninklijk gezag met het beest’ (17:12). Zodra het beest uit zee oprijst dragen de tien horens tien kronen. Het is gezag dat afkomstig is van de draak want die droeg kronen en niet het beest, dat al die tijd onderworpen was aan de grote hoer. Maar in de slotfase van de geschiedenis deelt satan zijn gezag rechtstreeks toe aan mensen. Dat was iets dat Christus ooit weigerde maar dat nu dankbaar wordt aanvaard door het beest en de tien koningen. Het ene uur van regering van de tien horens met het beest is een vrij korte periode van mogelijk slechts een half jaar (een halve tijd) of nog minder (vanwege de vijf maanden van de wee van de vijfde bazuin, die de heerschappij van het beest inluidt).

Op grond van Daniël 7:8 en24 weten we dat drie van de tien koningen zullen worden afgezet of ten val zullen worden gebracht. Mogelijk gebeurt dat bij het schallen van de zesde bazuin, waarbij de vier engelvorsten van de wereldrijken worden losgemaakt, waardoor een wereldoorlog losbarst van 200 miljoen ruiters tegen de volledige burgerbevolking, waarbij een derde van de mensheid omkomt. De vraag is of de tien koningen daarna nog zo heel veel te vertellen hebben. Waarschijnlijk zijn ze onderworpen gemaakt aan het beest, dat absolute macht heeft. Om die reden lees je vrijwel niets over die horens in Openbaring 13 - alleen het eerste vers noemt ze bij het opkomen van het beest uit zee. Alleen in het begin spelen ze een rol van betekenis. Daarom wordt het beest ook ‘de achtste’ genoemd. Het beest verenigt alle kenmerken van de vorige rijken en alle macht van satan in zich en heerst als tiran over de wereld. Tevens is het beest de elfde hoorn uit het visioen van Daniël, de hoorn voor wie drie hoorns worden uitgerukt en die met een mond vol grootspraak tegen God en met oorlog tegen de heiligen alle denkbare macht uitoefent (Daniël 7:24, 25). De fase van de tien horens met daartussen de elfde hoorn lijkt te volgen op de fase van tien tenen. Er is geen sprake meer van een verdeeld rijk en van gedeeltelijke broosheid van de tenen (Daniël 2:41-43). Allereens is er plotseling eenheid in het optreden van de horens (Op.17:13,17 - de verdeeldheid van de tenen (Dan.2:41) is overwonnen). En met de elfde hoorn aan het bewind is sprake van eenheid en overweldigende slagkracht.

De grote hoer wordt bij de machtsoverdracht naar het beest volkomen vernietigd. Het is een omkering van de geschiedenis. In het jaar 70 werd Jeruzalem vernietigd en werd alle buit weggedragen naar Rome. Halverwege de laatste jaarweek wordt Rome vernietigd en wordt alle buit daaruit weggedragen naar Jeruzalem. Het beest regeert immers vanuit de tempel, in samenwerking met het beest uit de aarde, de leider van het afvallige Israël (2 Thessalonicenzen 2, Daniël 11:36-40). Hij zal in de tempel van God gaan zitten en zich vertonen dat hij God is. Deze laatste Romeinse keizer zal samen met Israëls elite in Jeruzalem door Jezus worden vernietigd, de stad waar Hij door Rome en Israël was gekruisigd.

Concluderend is de periode van de zevende kop de eerste helft van Daniëls jaarweek, met de afvallige wereldkerk aan het hoofd van een wereldregering met Rome als centrum. Het ene uur van koninklijk gezag van de horens met het beest is het eerste halfjaar van de tweede helft van Daniëls laatste jaarweek, nadat de wereldkerk volkomen is vernietigd en alle rijkdom en gezag is verplaatst van Rome naar de tempel te Jeruzalem. Na dat halfjaar grijpt de elfde hoorn, de achtste kop, het beest, alle macht, waarbij drie koningen worden afgezet en waarschijnlijk zelfs worden gedood. De tien horens verliezen een groot deel van hun macht.

- 6 september 2022 -


(7) Wat is het verband tussen het (a) scharlakenrode beest van Openbaring 17, (b) de draak van Openbaring 12 en (c) het beest uit de zee van Openbaring 13?

Typerend is dat het scharlakenrode beest sterke gelijkenis vertoont met de draak van Openbaring 12, die ook een rode kleur heeft (vuurrood in plaats van scharlakenrood) en eveneens zeven koppen met tien horens heeft. Het verschil is, dat het beest van Openbaring 17, waarop de vrouw zit, geen kronen draagt maar wel vol staat met namen van laster. De draak van Openbaring 12 heeft zeven kronen op de zeven koppen en namen van laster ontbreken. De draak van Openbaring 12 is de duivel en de satan (Op.12:9), die door zijn sluwe misleiding van de mensheid vanaf de val van Jeruzalem de god van de eeuw en de vorst van de kosmos is geworden. Sindsdien heeft God zich namelijk uit zijn aardse tempel teruggetrokken in de hemel. Daarom zien we in Openbaring 11:19 de ark van het verbond in de hemel. Dat is vlak voor de verschijning van het hemelse teken van de vrouw (Israël) en het teken van de draak. De draak is de overste van de macht der lucht en heerst over de zeven opeenvolgende wereldrijken of deelrijken. We hebben al gezien dat die alle gemeen hebben, dat ze de vrouw en vooral het kind dat uit haar voort zal komen, aanvallen.

Omdat de heerschappij over de wereldrijken bij de draak berust, zijn de zeven koppen van de draak in Openbaring 12 gekroond. Dat de macht sinds de verplaatsing van de ark naar de hemel niet langer berust bij Israël, blijkt uit het feit dat het aardse volk van God wordt voorgesteld als ‘hemels’ teken. Zij is onderhevig aan de macht der lucht, door wie zij en het kind dat zij moet baren, worden belaagd.

Terug van Openbaring 12 naar Openbaring 17. Het beest van Openbaring 17 toont niet de draak maar ‘het beest’, het wereldrijk, dat het instrument is van de draak en er daarom precies zo uit ziet. Het beest past bij de draak zoals een handschoen bij een hand. Maar in Openbaring 17 wordt het beest getoond als onderworpen aan ‘het grote Babylon’. Het is de religie, die wordt ingegeven door ‘de draak’, die ‘de dienst’ uitmaakt. We zien dat in de eis van aanbidding van het beeld van Nebukadnezer in Daniël 3 en de eis om alleen een verzoek te richten tot de koning in Daniël 5, een eis waar zelfs koning Darius niet omheen kan. Die onderdanigheid van het wereldrijk aan een godsdienstig systeem, dat een aanfluiting was voor de enige waarachtige God, maakte het wereldrijk tot een ‘lasteraar’. Vandaar de ‘namen van lastering’ op het beest. Die ‘namen van lastering’ ontbreken bij de vuurrode draak van Openbaring 12. De satan laat het wel uit zijn hoofd om God te lasteren. Het ‘God heeft zeker wel gezegd…’ heeft maar één keer in de geschiedenis geklonken (Gen.3:1). Die laster laat hij voortaan over aan de mensheid, door die te misleiden.

De laster vanwege een verkeerd beeld van God is door de loop van de tijd steeds erger geworden. Hoe meer God van Zichzelf openbaart, hoe groter de laster wanneer de mensheid zich daarvan afkeert. De opstelling van de Kerk door de geschiedenis heen, heeft God de meeste laster vanuit de wereld opgeleverd. De mensheid heeft door kerkelijke leringen een vertekend beeld van God gekregen en alleen van ‘horen zeggen’ van Hem vernomen. Die wetmatigheid van godsopenbaring – afvalligheid van Gods volk – laster onder de volken, gold al in het Oude Testament (Jesaja 52:5, Ezechiël 36:20). Paulus vat dit samen in zijn verwijt aan de Joden met: ‘want om u wordt de naam van God onder de volken gelasterd…’ (Romeinen 2:24).

Uiteraard vertoont het scharlakenrode beest ook gelijkenis met het beest van Openbaring 13 want het gaat om één en hetzelfde beest in opeenvolgende fasen, zoals we nog zullen zien. Ook in Openbaring 13 zien we namen van laster maar niet alleen de ‘passieve laster’, die het beest zich laat aanleunen omdat die op het beest geschreven staat. Er zijn vijf opmerkelijke verschillen tussen het beest van Openbaring 17 en het beest van Openbaring 13, die we hier zullen nagaan

(1) Het beest in Openbaring 13 opent bovendien zijn mond met actieve laster tegen God. Dat is nieuw, want tot op dat moment was alleen sprake van ‘passieve laster’ in de vorm van namen die op het beest geschreven stonden. Het beest in Openbaring 13 is daarmee identiek aan de elfde hoorn van Daniël 7, met zijn mond vol grootspraak ‘tegen de Allerhoogste’ (Openbaring 13:5,6 en Daniël 7:25).

(2) Het beest van Openbaring 13 heeft de gestalte van een luipaard, de poten van een beer en de muil van een leeuw en lijkt daarmee op het beeld van Nebukadnezars droom, dat aan het begin stond van de geschiedenis van de wereldrijken. Hier staan we aan het eind. De twee dromen van Daniël 2 en Daniël 7 worden opnieuw gecombineerd tot één overzicht: het wordt een beeld van één beest met zeven koppen (dat hadden we al) maar ook nog eens met de verschijningsvormen van alle voorgaande rijken. Het eerste rijk vanaf Jeruzalems val wordt in Daniëls droom voorgesteld als leeuw. Verder volgen twee poten van de beer, het Medisch- Perzische wereldrijk en het lijf en twee achterpoten van de luipaard, het Grieks-Macedonische wereldrijk in de Seleuciden en de Ptolemaën, de twee deelrijken die relevant waren voor Israël, de vrouw van Openbaring 12. Het is typerend dat de leeuw van Babel zo’n prominente plaats als de muil van het laatste dier blijft innemen. Het is de muil die geopend wordt in grootspraak tegen God. Daaraan is te zien dat het Grote Babylon weliswaar is uitgeschakeld maar dat de geest ervan voortleeft in het bees. Die uiting van alle voorgaande wereldrijken in 'het beest' blijkt ook uit het losmaken van de vier engelen aan de Eufraat. Dit zijn namelijk de engelvorsten van de vier wereldrijken, die rechtstreeks onder 'de draak' stonden en die zijn gekneveld door God Zelf in zijn oordelen over deze rijken. Ook Gods engelen speelden daarin een rol (Daniël 10:13, 20). Om die reden wordt van het beest gezegd: 'En het beest dat was en niet is, is ook zelf de achtste, en het is uit de zeven en gaat ten verderve' (Op.17:11).

(3) Het derde verschil tussen het beest van Openbaring 13 en dat van Openbaring 17 is dat de vrouw in Openbaring 13 is verdwenen. Dat moet ook wel want zij wordt met huid en haar door het beest en de horens verslonden volgens Openbaring 17:16.

(4) het vierde verschil tussen Openbaring 13 en Openbaring 17 is de positie ten opzichte van ‘het water’, de volkeren van de wereld. Het beest van Openbaring 17 is min of meer onder gegaan in de volkeren van Europa. De engel begint zijn gesprek met Johannes over het oordeel over de grote hoer die op vele wateren zit. En waar zie Johannes haar zitten? In een woestijn op een beest. De rug van het beest is derhalve op hoogte van de ‘waterspiegel’ en het beest is daarom onder water. Daarvan is in Openbaring 13 geen sprake meer. Het beest is niet langer onder water maar rijst op ‘uit de zee’ en ontvangt absoluut gezag.

(5) Het vijfde verschil tussen Openbaring 17 en 13 zit hem in de kronen en komt met het voorgaande overeen. Het beest van Openbaring 17 heeft geen kronen, niet op zijn koppen (want de heerschappij over de wereldrijken is van de satan) en niet op zijn horens (want hij is nog onderworpen aan het gezag van het grote Babylon en luistert nog enigszins naar de wil van het volk). Maar het beest uit Openbaring 13 draagt tien diademen op de tien horens. Dat wil zeggen dat het beest koninklijke heerschappij heeft ontvangen en dat de tien koningen gezag met hem hebben ontvangen. Merk het verschil op tussen de kronen van de draak in Openbaring 12 en de kronen van het beest in Openbaring 13. De draak droeg de kronen op de koppen want hij had het absolute gezag over de opeenvolgende fasen van het wereldrijk. Maar het beest draagt de kronen op de horens. Alle voorgaande fasen van het wereldrijk zijn immers voorbij en de macht van satan is volledig overgegaan op het wereldrijk, dat uit tien koningen bestaat onder de regie van het ene beest, het wereldrijk in haar allerlaatste fase. De situatie van de kronen op de tien horens duurt overigen slechts 'één uur' oftewel zeer kort. Op grond van Daniël 7:8,20 en 24 weten we dat drie horens zullen worden uitgerukt. De overige horens hebben daarna weinig macht meer. Om die reden voert de elfde hoorn, oftewel het beest, de achtste en laatste fase van het wereldrijk, volledig de boventoon (Daniël 7:25, Openbaring 13:5-8).

- 8 september 2022 -


(8) Waarom ziet Johannes een woestijn in plaats van ‘vele wateren’?

De engel nodigt Johannes uit om getuige te zijn van het oordeel over ‘de grote hoer die op de vele wateren zit’. De engel neemt Johannes echter mee naar een woestijn, waar hij haar ziet zitten op een scharlakenrood beest. Verderop zegt de engel ook nog eens: ‘De wateren die u hebt gezien, waarop de hoer zit, zijn volken en menigten en naties en talen'. (Openbaring 17:15). Dit lijkt erop de duiden dat ‘het beest’ door de engel gelijk wordt gesteld aan ‘volken’. Het komt erop neer dat het beest is opgegaan in de volken van Europa. Dat is ook feitelijk gebeurd met het Romeinse rijk. Vanaf de kerstening van het rijk en de machtsovername door de Rooms Katholieke Kerk, heerst de Kerk over de volkeren en speelt zij een machtsspel met de koningen van de volken (hoereert met hen, 17:1,2).

De Katholieke Kerk is het instituut waarin het grote Babylon door de Europese geschiedenis heen gestalte krijgt. Het beest is in de volken opgegaan en is ondergeschikt gemaakt aan het religieuze instituut. De tien horens op de zevende kop worden reeds genoemd want zij zijn voor God reeds zichtbaar. Omdat de tien horens voortkomen uit het beest, kunnen we aannemen dat het gaat om ‘uitlopers van het Romeinse rijk’, die echter 'onder water' blijven tot de tijd voor de zevende kop gekomen is (Op.17:10).

Dat het beest lange tijd is opgegaan in de volkerenzee, blijkt ook uit de uitleg van de engel dat ‘het was en niet is en uit de afgrond zal opstijgen en ten verderve zal gaan’. Johannes aanschouwt de vrouw op het beest voor de periode dat het beest ‘niet is’, dat wil zeggen, is opgegaan in de ‘vele wateren’ van de ‘volken, menigten, naties en talen’.

Dat het beest wordt gezien in een woestijn, betekent dat sprake is van grote droogte. Dat lijkt tegenstrijdig met de ‘vele wateren’. We moeten echter bedenken dat we te maken hebben met een geestelijke werkelijkheid, die wordt weergegeven in beelden. Daarop zijn niet de wetmatigheden van toepassing van het normale dagelijkse leven. De volken van Europa worden voorgesteld als ‘vele wateren’ maar dat betekent niet dat zij zich in een vruchtbaar oord bevinden. Integendeel. Zij bevinden zich in geestelijk opzicht in een woestijngebied, waar gebrek aan water is. Wateren zijn enerzijds een beeld van de volkeren van de wereld maar water is ook een beeld van het Woord van God (Efeze 5:25-27, Jesaja 55:10).

De religie van het grote Babylon geeft de mensen gif in plaats van water, waardoor een grote droogte ontstaat. De enige vloeistoffen waarover wordt gesproken zijn ‘de wijn van haar hoererij’ en ‘het bloed van heiligen en getuigen van Jezus’. Water ontbreekt. Lange tijd is aan de volkeren van Europa het Woord van God onthouden. Het was verboden bezit en alleen toegankelijk voor de 'geestelijken' die het Latijn machtig waren. Het heeft tot aan de reformatie geduurd voordat het Woord onder het volk kwam. Maar de situatie is er niet beter op geworden. Sinds de reformatie is het Woord in naam van de zogenoemde wetenschap verdrongen en gelooft een grote meerderheid van de mensheid niet langer in de waarheid van Gods woord. De woestijnachtige situatie duurt voort, zij het op een geheel nieuwe manier. Iedereen kan tegenwoordig over een Bijbel beschikken maar mensen zitten vol met wat ‘het grote Babylon’ hen voorschotelt in de vorm van wetenschap, cultuur en entertainment. De Rooms Katholieke kerk en de priesterorde der Jezuieten hebben daarop een enorme invloed .

- 22 september 2022 -


(9) Wanneer zit de grote hoer op het scharlakenrode beest?

Een belangrijke constatering is, dat de hoer zit op een scharlakenrood beest met zeven koppen. We zagen eerder al dat die koppen opeenvolgende fasen in de geschiedenis van het beest voorstellen. De vraag is of de vrouw er al die tijd heeft op gezeten dan wel er tijdens de fase van één der koppen is opgeklommen. Er zijn uitleggers die beweren dat de situatie van de vrouw op het scharlakenrode beest alleen een weergave is van de eerste halve jaarweek van Daniël. Dat klopt echter niet met de uitleg van de engel, die zegt dat ‘het beest was en niet is en uit de afgrond zal opkomen’ en dat de zesde kop op dat moment ‘is’ en dat de zevende kop nog moet komen en een korte tijd moet blijven.

Die korte tijd is, zo hebben we al overdacht, de eerste 3,5 jaar van Daniëls jaarweek. Maar als de vrouw op het beest wordt gezien, terwijl het ‘niet is’ of ‘ten tijde van de zesde kop, die is’, dan is het niet alleen tijdens de fase van de zevende kop dat de vrouw op het beest zit, maar ook ten tijde van de zesde kop en gedurende de tijd dat het beest is opgegaan in de vele wateren, de ‘volken menigten, naties en talen’. De vrouw zit derhalve op het beest ten tijde van het Romeinse keizerrijk, in de dagen van Johannes, en ten tijde van de geschiedenis van de gemeente uit de volken. De vrouw heeft vanaf de vierde eeuw na Christus steeds meer de gedaante gekregen van de Katholieke Kerk omdat dat het instituut was, dat de macht van de Romeinse keizers overnam. Maar ook ten tijde van de zesde kop, het Romeinse keizerrijk, wordt de vrouw door Johannes op het beest gezien.

Er is meer. De hoer is niet de eerste vrouw en het scharlakenrode beest is niet het eerste beest dat we in Openbaring tegenkomen. Openbaring 12 sprak ook over een vrouw, het gelovige deel van het volk Israël, waaruit de Messias zou voortkomen, voorgesteld als groot teken aan de hemel, bekleed met de zon, de maan aan haar voeten en een kroon van twaalf sterren. Zij wordt belaagd door een rode draak, eveneens met zeven koppen en tien horens met kronen op de koppen. De Bijbel is er duidelijk over, dat dit de satan is, die sinds de val van Israël en de verwoesting van de tempel in ca 600 voor Christus, de heerschappij in de wereld heeft via de wereldrijken. Al die tijd was ook het gelovig Israël er. Op dezelfde manier is de hoer van Openbaring 17 ook al die tijd aanwezig geweest.

We hebben al gezien dat de vrouw van Openbaring 17 staat voor het religieuze systeem, waarin de mens de centrale plaats inneemt en waar God buiten staat. Elke religie, of het nu een afgodsbeeld is of een wetenschappelijk wereldbeeld, die door de mens is bedacht en door de mens kan worden begrepen en beheerst, is gruwelijke afgoderij en wordt vertegenwoordigd door ‘het Grote Babylon. De vrouw zit derhalve al zolang op het beest als het bestaat.

Blijft de vrouw op het beest zitten tot op het moment dat het beest door Christus wordt geoordeeld? Nee, er komt, vreemd genoeg, een moment dat de vrouw, de menselijke religie, niet langer over het beest zal heersen. God zal het beest gebruiken om de hoer, het grote Babylon, te oordelen: ‘En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken en haar vlees eten en haar met vuur verbranden.’ Dat is de meest vergaande vernietiging die maar mogelijk is. Dat zal gebeuren op de helft van de zeven laatste jaren. Aan het eind van die zeven jaren zullen het beest en de tien horens op hun beurt worden vernietigd door de Heer Jezus: ‘Dezen zullen oorlog voeren tegen het Lam en het Lam zal hen overwinnen’ (Openbaring 17:14)- een tekst die op één lijn staat met Openbaring 14:20, 16:16 en 19:19.

Dat betekent dat de laatste 3,5 jaar van de grote verdrukking een zeer vreemde periode zal zijn, die vanaf de torenbouw van Babel niet meer is voorgekomen. Het grote Babylon was in wezen een hang naar de wereld van vóór de vloed, waarin engelen gemeenschap hadden met vrouwen waaruit een enorme menselijke machtsontwikkeling voortkwam (Genesis 6:1-6) en wat door de eeuwen heen de inspiratie vormde voor de religie met de mens als centrum. Welnu, die wereld van voor de zondvloed wordt halverwege de zeven jaar opnieuw opgeroepen door het neerwerpen van satan uit de hemel, de ster van Openbaring 9:1 en de draak van Openbaring 12:9, en het openen van de put van de afgrond, waarbij de engelen van voor de vloed weer hun vrijheid terugkrijgen en zich opnieuw willen binden aan de mensen.

Dat engelmachten van voor de vloed vrij spel krijgen, betekent dat ‘de grote hoer’ niet langer nodig is en opzij geschoven kan worden. De enorme rampen op aarde, vanwege het blazen van de vier bazuinen en de gelijktijdige oorlog in de hemel, die de eerste helft van de zeven jaar afsloten, geven de tien horens en het beest een argument om de hoer, die deze rampen niet heeft voorkomen, voorgoed uit te schakelen.

Dat geeft ons de volgende helikoptervisie over de geschiedenis. De duivel heeft door inschakeling van engelen, die hem volgden, vóór de zondvloed enorme invloed verworven op de mens. Met de zondvloed heeft God daar een resoluut einde aan gemaakt. In plaats van afhankelijkheid van God, wilde de mens weer zelf in contact komen met de hemel en zo ontstond de eigenzinnige godsdienst, het grote Babylon. Tussendoor heeft God door middel van Israël, de belofte van het vrouwenzaad (Genesis 12:3) en de wetgeving via Mozes met de belofte van een Lam ter verlossing (Exodus 12:3) een kans gegeven zich tot Hem te bekeren. In Israël heeft de mens hopeloos gefaald en in plaats van afhankelijkheid van God koos de mens voor eigen religie (Openbaring 17:3). Dat legde opnieuw de macht bij de duivel (Openbaring 12:3).

Maar met de val van satan uit de hemel en het openen van de put van de afgrond, lig de regie niet langer bij de mens maar bij engelmachten, die de mens te boven gaan (Openbaring 9:3). De mens, met het grote Babylon voorop, heeft met al zijn eigenzinnige wetenschappelijke en technologische streven mee geholpen om krachten vrij te maken die hij niet in de hand heeft. De mens en ook het grote Babylon lijken daarmee sterk op de tovenaarsleerling.

- 23 september 2022 -


(10) Wanneer zal de grote hoer door de horens en het beest worden verslonden?

Er zijn diverse indicaties dat het grote Babylon halverwege de 7-jarige laatste jaarweek van Daniël door de tien horens en het beest zal worden verslonden.

(1) Openbaring 17 zelf geeft aan dat er nog een zevende kop moet komen en korte tijd blijven. Gezien het feit dat het laatste wereldrijk pas in haar allerlaatste fase tien horens heeft (Rome heeft nog nimmer tien gelijktijdig regerende koningen gehad), is het deze toekomstige kop, die alle tien de horens draagt. De vrouw wordt op het beest met zeven koppen gezien en stuurt in die voorlaatste fase het beest nog aan. Maar daarna is sprake van het beest zelf, dat ‘de achtste is’ en dat uit de zeven is en ten verderve gaat. In die allerlaatste fase van het wereldrijk, zal de vrouw niet langer het beest aansturen maar door het beest verslonden zijn. De fase van de zevende kop doet zich voor in de eerste 3,5 jaar van Daniëls jaarweek. De fase van ‘de achtste’ met de vrouw die is verslonden door de tien horens en het beest, doet zich voor in de laatste 3,5 jaar van Daniëls jaarweek.

(2) Openbaring 13 geeft aan dat het beest uit de zee opstijgt en dan 42 maanden krijgt om handelend op te treden. Dat zijn de laatste 3,5 jaar van Daniëls jaarweek want daarna wordt het beest door Christus verslagen.

(3) Openbaring 14 toont een engel, die roept, ‘gevallen, gevallen is het grote Babylon’ en direct daarna een engel die de wereld waarschuwt het teken van het beest niet te nemen. Die laatste waarschuwing is alleen zinvol bij de aanvang van het rijk van het beest. Dan is het grote Babylon net gevallen en zal het beest nog 3,5 jaar lang regeren.


(11) Wanneer zal het beest door het Lam worden overwonnen en wanneer gaat het ‘ten verderve’ en ‘zullen de woorden van God vervuld zijn’?

De overwinning van het Lam over het beest gebeurt aan het slot van de laatste jaarweek van Daniël, zoals zichtbaar wordt in de dromen van Daniël, de grote steen (Daniël 2:44) en de vuurzee (Daniël 7:11,26) circa 3,5 jaar nadat het beest de hoer uitschakelde en alle macht naar zich toetrok. De totale vernietiging van het beest en zijn wereldwijde macht neemt circa 2,5 maand in beslag. Dat er enige tijd overheen gaat, blijkt reeds uit Daniël 7:21: 'Ik zag, dat die horen strijd voerde tegen de heiligen en hen overmocht, totdat de Oude van dagen kwam en recht verschaft werd aan de heiligen des Allerhoogsten en de tijd naderde, dat de heiligen het koningschap in bezit kregen'. Uit de uitdrukking 'de tijd naderde' blijkt dat er enige tijd verloopt tussen 'de komst van de Oude van dagen' en 'het in bezit krijgen van het koningschap door de heiligen'.

De weergave van de vernietiging van het beest vinden we in Openbaring 14:20, 16:16 en 19:20. De uitschakeling van alle boze machten die de wereld al 6000 jaar in greep houden, vergt God slechts ongeveer 2,5 maanden (de 1335 dagen van Daniël 12:12). Het is de tijd vanaf het blazen van de zevende bazuin (Openbaring 11:15-18), de aankondiging van de komst van Gods koninkrijk en van de zeven plagen, die daaraan vooraf gaan en die als een wilde en reinigende rivier al het vuil uit de wereld wegspoelen. De laatste plaag leidt tot een vereffening van alle bergen tot vlakten, een heerbaan voor de grote God (Jesaja 40). De laatste stuiptrekkingen van het rijk komen daarna nog uit het hoge Noorden, waar een brokstuk van het wereldrijk in de vorm van het Russische rijk optrekt en op Israëls bergen wordt vernietigd (Gog en Magog, Ezechiël 38,39). Vreemd genoeg wordt door veel uitleggers aangenomen dat dit aan het begin van de 7 jaar zal plaatsvinden maar daarvoor is geen enkele grond in de Schrift. Met de vernietiging van alle delen van het aardrijk in 2,5 maanden, zullen ‘de woorden van God vervuld zijn’.

- 29 september 2022 -

openbaring

van Jezus Christus

Openbaring 16

Openbaring 18