openbaring 18

Vers 1-3

Gevallen, gevallen

Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen, die grote macht had; en de aarde werd verlicht door zijn heerlijkheid. En hij riep met krachtige stem de woorden: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, en het is een woonplaats van demonen en een bewaarplaats van elke onreine geest en een bewaarplaats van elke onreine en gehate vogel geworden. Want van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij hebben alle naties gedronken en de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd en de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden door de macht van haar weelde.


(1) Wie is de ‘andere engel’ die grote macht had?

(2) Wanneer roept de engel: ‘gevallen, gevallen is het grote Babylon’?

(3) Wat wordt bedoeld met ‘woonplaats van demonen en bewaarplaats van elke onreine geest en elke gehate vogel’?

(4) Wat is het verband tussen de activiteiten van het grote Babylon en haar huisvesting van demonen?


(1) Wie is de ‘andere engel’ die grote macht had?

Tot drie keer toe zien we in Openbaring een engel uit de hemel neerdalen. Eerst een ‘sterke engel’ in 10:1, daarna een engel die grote macht had, hier in 18:1, en ten slotte een engel met de sleutel van de afgrond om de satan op te sluiten in 20:1. De sterke engel, van 10:1, was waarschijnlijk de Heer Jezus Zelf, gezien de eigenschappen van deze engel. Bij de engel in 18:1 kunnen we minder zeker zijn. Hij heeft grote macht en verlicht de aarde met zijn heerlijkheid. Het doet sterk denken aan de Heer Jezus, zoals Hij bijvoorbeeld verscheen aan Paulus op de weg naar Damascus. Van die verschijning werd gezegd dat de felheid van het licht dat van de zon overtrof (Hand.26:13). Daarom werd Paulus geslagen met blindheid. Hier zien we iets dergelijks alleen lijkt het hier wereldwijd te gebeuren. Overal op aarde of althans aan één kant van de aarde nemen de mensen een licht waar dat sterker is dan dat van de zon. Dat laat opnieuw zien dat Openbaring een tijdperk beschrijft, waarin de invloed van het bovennatuurlijke door mensen veel meer waarneembaar is, dan in de tijd van de gemeente.


(2) Wanneer roept de engel: ‘gevallen, gevallen is het grote Babylon’?

Openbaring 18 begint met ‘hierna’. De chronologische aanduiding ‘hierna’ komen we in Openbaring sporadisch tegen. Johannes stuurt ons vooral door middel van thema’s en werkwoordtijden heen en terug en soms versneld heen in de tijd. De enige keren dat we ‘hierna’ aantreffen, is aan het begin van het ‘toekomst-deel’ (Op.4-Op21), aangekondigd met ‘wat hierna moet gebeuren’ (1:19). Zodra dat toekomst-deel begint lezen we: ‘Hierna zag ik en zie een deur was geopend in de hemel…’ (4:1) Het volgende ‘hierna’ vinden we in 7:1, na de enorme wereldbeving van het zesde zegel, als Johannes vier engelen ziet staan op de vier hoeken van de aarde en de 144.000 moeten worden verzegeld. Kort daarna volgt het ‘hierna’ van 7:9, met de vermelding van de ontelbaar grote menigte. Johannes plaatst ons daar aan het begin van het vrederijk want de menigte staat voor de troon en voor het Lam.

Dan is het een tijd lang afgelopen met ‘hierna’ en volgt een lang gedeelte van één aaneengesloten opstapeling van rampen (eerste vier bazuinen van Op.8) en vervolgingen (bazuinen vijf en zes van Op.9), steun in deze vervolgingen (sterke engel: Op.10, twee getuigen: Op.11, engelen met waarschuwingen: Op.14), de plaats van Israël in de vervolgingen (de vrouw: Op.12), met nadere uitleg over machten die achter de vervolgingen schuilgaan (de draak, het beest uit de aarde, het beest uit de zee: Op12,13) en tot slot de oordelen van God waar alles op uitdraait, de zeven laatste plagen (Op.15,16). Dan volgen twee merkwaardige hoofdstukken over het grote Babylon (Op.17,18). Ineens blijkt, in die twee hoofdstukken, dat het verschrikkelijke beest uit de zee tot kort voor het einde eeuwenlang is aangestuurd door een vrouw. Uiteraard was de draak de uiteindelijke machthebber maar van de vrouw ging een enorme invloed uit. En deze vrouw was oorspronkelijk bedoeld om in relatie te staan met God maar was verworden tot grote hoer. Ook aan dit merkwaardige bolwerk van kwade invloed wordt door God een definitief einde gemaakt. We bevinden ons immers in de allerlaatste week van Daniëls 70 jaarweken, die zijn bepaald ‘om de overtreding te voleindigen en de zonde af te schaffen’. De zonde bereikt haar absolute toppunt en wordt dan voorgoed uitgeschakeld.

Wat de engel roept, is niet nieuw. Het ‘gevallen, gevallen is het grote Babylon’, had al eerder geklonken in Openbaring 14. Het was de tweede engel die in het midden van de hemel vloog en uitriep dat het grote Babylon was gevallen. Die verkondiging betrof de val van het grote Babylon halverwege de 70e jaarweek van Daniël, door het optreden van de tien horens en het beest (Openbaring 17:16), waarbij het ging om de val van een concrete stad, gebouwd op zeven bergen (Openbaring 17:9), ‘de grote stad die het koningschap heeft van de koningen der aarde’ (Openbaring 17:18), de stad Rome. Maar hier, in Openbaring 18, vinden we de val van het grote Babylon door het optreden van God Zelf. Dit optreden van God vinden we allereerst in Openbaring 17:17. Het is Gód en niet het beest dat bepaalt dat het afgelopen is met de macht van de grote hoer op aarde. God geeft in de harten van de tien horens en het beest zijn bedoeling uit te voeren. Daarna wordt aan het beest de macht op aarde 'gegeven', door satan (Op.13:2) maar uiteindelijk is het God die dit bepaalt (Op.13:5,7).

Na de uitschakeling van het wereldbestuur van de hoer door het beest, is het domein van de hoer overgenomen door het beest. Dit volledige domein van wereldhandel en wereldbestuur, dat sindsdien valt onder de controle van het beest, wordt rechtstreeks door God vernietigd in Openbaring 16:19, bij het uitgieten van de zevende schaal van zijn grimmigheid: 'En het grote Babylon werd voor God in hirinnering gebracht om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven'. Dat wordt vermeld tussen twee zeer belangrijke aanduidingen over de ernst van de zevende schaal: (1) '...en de steden van de de naties vielen...' (2) 'En elk eiland vluchtte en bergen werden niet gevonden...' Het lijkt erop alsof 'het grote Babylon' tegelijk met alle steden van de naties, de eilanden en de bergen wordt vernietigd. Dat zou inhouden dat 'het grote Babylon' zich wereldwijd vertakt heeft en zich in alle grote steden en op vele bergen en eilanden bevindt, zodat een oordeel over die laatste, tevens het oordeel is over het grote Babylon.

De vraag is natuurlijk hoe God het grote Babylon ten val kan brengen, als dit 3,5 jaar daarvoor al gebeurd is door de tien horens en het beest. Het antwoord op die vraag is dat de tien horens en het beest de grote hoer ‘eenzaam en naakt hebben gemaakt en haar vlees hebben gegeten en haar met vuur hebben verbrand’. Met name die eerst drie zaken (eenzaam, naakt, vlees eten) duiden erop dat de rijkdom van de hoer (ze was bekleed met scharlaken en roodpurper en parels en edelstenen en goud) en haar kennis en haar mankracht (vlees) zijn overgegaan op het beest en zijn tien horens. In zekere zin is aan de grote hoer geen einde gekomen. Zij was alleen niet langer de baas en al haar eigendommen zijn geconfisqueerd door het beest. Alleen het ‘verbranden met vuur’ duidt een definitief einde aan maar dat geldt alleen voor ‘de grote stad, die het koningschap heeft over de koningen der aarde’, dat was in de tijd van het schrijven van Openbaring de stad Rome.

De stad Rome gaat halverwege de laatste jaarweek inderdaad in vlammen op, als demonstratie van de enorme macht van het beest, waarbij hij zijn troon verplaatst naar Jeruzalem, dat ten opzichte van alle onderdelen van het enorme rijk het meest centraal en strategisch is gelegen. Jeruzalem zal ‘42 maanden door de natiën worden vertrapt’ (Openbaring 11:2). Dat het beest de hoer naakt heeft gemaakt en haar vlees heeft gegeten, betekent dat belangrijke attributen van de grote hoer in het rijk van het beest nog springlevend zijn. Het gaat daarbij uiteraard niet langer om Rome als stad. Het Rooms Katholicisme is immers uitgewaaierd over de gehele aarde en haar invloed sijpelt door de gehele samenleving heen. Het grote Babylon is in dit hoofdstuk dan ook geen vrouw meer, maar een ‘woonplaats’ of ‘bewaarplaats’. Het is niet langer één specifieke stad op zeven heuvelen, zoals in Openbaring 17, het is het wereldwijde netwerk van steden, corporaties en organisaties, die allemaal vallen onder hetzelfde aardse beginsel van rijkdom, macht en aanzien en die allemaal onder het oordeel vallen van de zevende schaal.

In Openbaring 18 wordt het einde van zowel het bestuurscentrum Rome als van de laatste wereldwijde diffuse fase van het grote Babylon, als verspreid over het wereldwijde rijk van het beest, geschilderd. Dat laatste vindt plaats door de vernietiging van het rijk van het beest. Met het beest worden alle culturen die door het beest waren geabsorbeerd, vernietigd. De allerbelangrijkste daarvan is ‘het grote Babylon’. De aandacht die daaraan wordt geschonken in de vorm van het lange hoofdstuk 18, is veel groter dan de paar verzen die worden gewijd aan de uitschakeling van het beest (Op.19:19-21). Dat geeft aan dat God de definitieve uitschakeling van het grote Babylon erg belangrijk vindt. Het rijk van het beest heeft 3,5 jaar geduurd maar het grote Babylon meer dan 4.000 jaar.


(3) Wat wordt bedoeld met ‘woonplaats van demonen en bewaarplaats van elke onreine geest en elke gehate vogel’?

Het grote Babylon is in wezen de verworden Westerse cultuur waarbij de christelijke wortels volledig zijn vermengd en vaak zelfs volledig zijn vervangen door ‘leringen van demonen’, die mensen blind maken voor de grootheid en de goedheid van God, leringen die allemaal stammen uit de wens van de mens om de schepping naar eigen goeddunken in te richten, de boom van kennis van goed en kwaad. In de moderne tijd neemt dit de vorm aan van technocratische knechting van de samenleving op grond van technieken als AI en genmanipulatie.

De zogenaamd Christelijke Westerse cultuur bood door de eeuwen steeds meer onderdak aan ‘demonen’, ja aan ‘elke onreine geest’ en aan ‘elke gehate vogel’. Dit zijn drie aanduidingen voor dezelfde zaak. Demonen zijn onreine geesten en worden door God vergeleken met vogels omdat het gaat om ‘de macht der lucht’ (Ef.2:2:2), ‘de geestelijke machten van de boosheid in de hemelse gewesten’ (Ef.6:12). Het is als in de gelijkenis van de Heer in Mattheus 13: Het evangelie van het koninkrijk was vergelijkbaar met een mosterdzaad...dat een boom werd, zodat de vogels van de hemel in zijn takken komen nestelen (Mt.13:31,32).

Hoeveel dwaalleer is door de eeuwen heen niet voortgekomen uit de christelijke kerken, leringen die totaal ingaan tegen het woord van God? Uiteindelijk is de Westerse cultuur op een punt gekomen waar zelfs het bestaan van God vrij algemeen wordt ontkend en waarbij de mens meent zelf de volgende stap te moeten zetten in zijn evolutieproces. Een vogel die men meer kan haten dan deze, is bijna niet voorstelbaar. Alleen in het rijk van het beest wordt het nog erger – als iemand pretendeert God zelf te zijn en zich als zodanig wereldwijd laat aanbidden. Waarom hebben christelijke kerken het zover laten komen? Wat is de oorzaak van een dergelijke afdwaling van God en zijn Woord? Dat lezen we in het vervolg. Drie oorzaken worden aangegeven (‘want...’).


(4) Wat is het verband tussen de activiteiten van het grote Babylon en haar huisvesting van demonen?

Dat de Westerse Cultuur als het grote Babylon zo doortrokken is geraakt van demonen, valse leringen, allerlei vormen van plat bedrog, die wetenschap, onderwijs, media en politiek volledig hebben doorwoekerd, heeft volgens dit gedeelte drie oorzaken:

(1) de naties hebben gedronken van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij (2) de koningen van de aarde hebben met haar gehoereerd en (3) de kooplieden van de aarde zijn rijk geworden door de macht van haar weelde.

(1) In het kader van Openbaring 17 hebben we uitgebreid stilgestaan bij ‘de wijn van (de grimmigheid van) haar hoererij’ en we hebben besproken dat die wijn uit twee elementen bestaat (a) de gruwelen van de aarde en (b) onreinheden van haar hoererij. De gruwelen staan voor de vermenging van de dienst aan God met principes van de wereld – heidense afgoderij. De onreinheden van haar hoererij staan voor de verkeerde invloed die de kerk uitoefent in de wereld, waarbij zij zich laat leiden door principes in de wereld. Die principes van de wereld gaan allemaal terug op het aloude Babylon, met haar hang naar contact met het bovennatuurlijke buiten God om – de toren met een top die in de hemel reikt. Het zijn deze kerkelijke dwalingen, die maken dat de naties van de wereld geen enkel zicht meer hebben op de dingen van God. De naties hebben gedronken van deze wijn en de mensen zijn ‘dronken geworden’ (Op.17:2). Merk het verschil: de naties drinken de wijn en de mensen worden dronken. De naties, dat zijn de bestuurlijke machten van deze wereld, die bepalen wat aan het volk wordt aangeboden. Door verkeerde keuzes aan de top, wordt het denken van de mensheid vergiftigd.

(2) De onreinheden van haar hoererij raken aan de koningen van de aarde, die met haar gehoereerd hebben. De invloedrijke bestuurders van deze aarde zijn door de eeuwen heen door de kerk benaderd voor samenwerkingsverbanden waarvan beiden profiteerden. Omdat het streven naar macht meestal haaks staat op het Woord van God, moest dat laatste het menigmaal ontgelden. Het is een oud beginsel, dat ook onder het volk Israël reeds leidde tot afwijking van de wetten des HEREN: de herders gedroegen zich als heersers over kudde en niet als dienaren (Ezechiël 34).

(3) Het derde element ontbrak in Openbaring 17 maar wordt hier toegevoegd: het aspect van de kooplieden van de aarde, die rijk zijn geworden door de macht van haar weelde. Het kerkelijk instituut verwierf door de eeuwen heen een dermate centrale plaats in de samenleving, dat veel, zo niet alle handel, aan haar was verbonden. Het kan daarbij gaan om de vraag naar religieuze voorwerpen, zoals het geval was bij de zilversmeden van Efeze, die hun handel onder druk zagen komen door de prediking van het evangelie (Hand.19). Vreemd genoeg vertoont de kerk met al haar beelden en relikwieën meer gelijkenis met de zilversmeden van Efeze dan met het eenvoudige evangelie van Paulus. Het kan ook gaan om haar belegd vermogen, dat zeer rendabel is, omdat de kerk de economische spelregels bepaalt. De kerk is Israël achterna gegaan, dat in haar tempeldienst een belangrijke plaats schonk aan het geldsysteem. Niet voor niets ging de Heer tot twee keer toe de tempel door met een zweep en woorden als 'maak niet het huis van mijn Vader tot een huis van koophandel' en 'mijn huis zal een gebedsplaats zijn voor vele volken maar jullie maken er een rovershol van' (Joh.2:16, Mt.21:13).

De rol van geld is sinds de mens van God afdwaalde alleen maar groter geworden. Geld is geen neutraal ruilmiddel meer. Het is verworden tot wat de Heer Jezus de Mammon noemde (Mt.6:24). De moderne maatschappij is niet meer gebaseerd op waarheid en gerechtigheid maar op geld en bezit. Degene met het meeste geld, wint. Wie betaalt, bepaalt. Alle opvattingen in kerken, wetenschappelijke instellingen, onderwijsorganisaties, media en politiek worden uiteindelijk bepaald door geld. Het is vooral dit laatste element, dat door het beest wordt overgenomen met de regel dat alleen gekocht en verkocht kan worden met het merkteken op de rechterhand of op het voorhoofd (Op.13:17). Geld is niet langer alleen verworden tot een intrinsieke maar uiteindelijk ook tot een nominale Mammon. Alles wordt volledig openbaar.

Belangrijk is nog het causaal verband, dat de Bijbel geeft. Wij denken vaak dat demonen de oorzaak zijn en verkeerd gedrag van mensen het gevolg. De Bijbel leert hier dat het net andersom is. Het begint met menselijke keuzes. Babylon werd een bewaarplaats van demonen want… Babylon huisvest elke onreine geest en elke gehate vogel want… De demonische bezetenheid is het gevolg. De oorzaak is de manier waarop het grote Babylon zich gedraagt, dat is het systeem van mensen dat God buiten sluit en op eigen houtje streeft naar de status van ‘goden’. Uiteraard deugen de doelstellingen van het grote Babylon niet (een toren met een top tot in de hemel) en daaruit vloeit verkeerd gedrag voort: het laten vloeien van de verkeerde wijn, het hoereren met machthebbers en het vergaren van rijkdom middels koophandel. En dát leidt uiteindelijk tot huisvesting van demonen. De mens levert zichzelf uit aan demonen. Daarom zegt het Nieuwe Testament: 'Geef de duivel geen voet' (Efeze 4:27) en 'weersta de duivel en hij zal van u vluchten (Jacobus 4:7).

- 3 oktober 2022 -


Vers 4-8

Vergelding

‘En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat u met haar geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt; want haar zonden zijn opgestapeld tot aan de hemel en God heeft Zich haar ongerechtigheden herinnerd. Vergeldt haar zoals ook zij vergolden heeft, en verdubbelt haar dubbel naar haar werken; mengt haar dubbel in de drinkbeker die zij gemengd heeft. Naarmate zij zichzelf verheerlijkt heeft en weelderig geleefd heeft, geef haar zoveel pijniging en rouw. Want zij zegt in haar hart: Ik zit als koningin en ben geen weduwe en zal helemaal geen rouw zien. Daarom zullen haar plagen op één dag komen: dood en rouw en honger, en met vuur zal zij verbrand worden; want sterk is de Heer, God, die haar geoordeeld heeft.’


(1) Wat wordt bedoeld met ‘gaat uit van haar, mijn volk’ en wanneer dient dit te gebeuren?

(2) Waarom staat er dat ‘God Zich haar ongerechtigheden heeft herinnerd?

(3) Waarom wordt een ‘dubbele’ vergelding aangekondigd?

(4) Wat zijn de motieven van het grote Babylon?

(5) Wat moet worden verstaan onder ‘één dag’ waarop haar plagen komen en dat zij met vuur wordt verbrand?


(1) Wat wordt bedoeld met ‘gaat uit van haar, mijn volk’ en wanneer dient dit te gebeuren?

Een belangrijke vraag is of we het advies, dat hier staat, ‘gaat uit van haar, mijn volk’, moeten vergelijken met het advies aan Lot, om Sodom en Gomorra te ontvluchten of met het advies aan hen die in Judea zijn om naar de bergen te vluchten, als zij de gruwel van verwoesting in de heilige plaats zouden zien staan. Dat zou het geval zijn als het zou gaan om één enkele stad of regio in de wereld. We hebben gesteld dat Openbaring 17:16 het oordeel betreft over de letterlijke stad, Rome. De inwoners van Rome moeten maken dat ze weg komen omdat de stad in vlammen ten onder zal gaan. Dat zal gebeuren door het optreden van het beest uit de zee. Het zijn de tien horens en het beest ‘die de hoer zullen haten en eenzaam en naakt zullen maken en haar vlees zullen eten en haar met vuur zullen verbranden'.

Echter, als dat ook hier, in Openbaring 18, bedoeld zou worden, dan zou dat betekenen dat inwoners van Rome die stad moeten verlaten maar dat alle Katholieken wereldwijd gewoon aan de Katholieke Kerk verbonden zouden kunnen blijven. Dat is in Openbaring 18 uiteraard niet de bedoeling. Er zijn uitleggers die denken dat met het grote Babylon de VS van Amerika worden bedoeld maar ook dan zou het advies hier zijn aan alle burgers van de VS om te emigreren en dan zou de rest van de wereld in ‘het systeem’ kunnen blijven.

Echter, het oordeel dat God zal uitoefenen, gaat uiteindelijk de wereldwijde gemeenschap van kerken, instituties en structuren aan, die zijn afgegleden naar een wereldreligie waar God en Christus buiten staan en waarbij op eigen houtje contact wordt gezocht met ‘het spirituele’ – de toren met de top in de hemel, waar de engelen hun bovennatuurlijke krachten ter beschikking stellen. Dat systeem heeft zich aan het eind van de zevenjarige verdrukking over de hele wereld in alle woonplaatsen van mensen genesteld en is uitgelopen op de aanbidding van het beest. Daaraan maakt God voorgoed een einde.

De oproep om het grote Babylon vaarwel te zeggen, is in wezen van alle tijden. In zekere zin is het de stap geweest, die Abraham ooit zette, toen hij het systeem van afgoderij in het oude Babylon, in ‘Ur der Chaldeeën’ verliet en als eenling koos voor een verbond met God, nadat hij daar door God toe werd geroepen. Zo moeten alle gelovigen hun ‘moment’ kennen, dat zij afscheid nemen van verkeerde of gedegenereerde systemen en dan maar als eenlingen samen met God verder gaan.

De waarschuwende roep over het grote Babylon is zeer accuut geworden in de laatste zeven jaar van verdrukking. Het ‘gevallen, gevallen’ klonk reeds na de oordelen van de eerste vier bazuinen en de uitschakeling van de macht van de top van het grote Babylon in Rome door het beest uit de zee (Openbaring 14:8). Maar tegen het einde van de zeven jaar wordt het bijzonder nijpend. Overal waar het grote Babylon haar invloed heeft doen gelden, en dat is in alle uithoeken van het laatste wereldrijk, moeten zij die voor God kiezen, zijn volk, de beschaafde wereld verlaten, omdat die op het punt staat volledig te worden verwoest.

Dit is de waarschuwing voor de allerlaatste van de zeven schalen met Gods grimmigheid. Ter gelegenheid van het uitgieten daarvan wordt gemeld: ‘En het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven’ (Op.16:19). Die schaal betekent het absolute einde van de ‘Westerse Cultuur’, waarop het grote Babylon en de vier wereldrijken zijn uitgelopen. Alle steden ‘vallen’ en wie er nog in zo’n stad verblijft, overleeft het niet. Vandaar de oproep ‘gaat uit van haar, opdat u met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt…’ Het is als met Lot, die Sodom moest ontvluchten, wilde hij niet samen met Sodom en Gomorra omkomen in het oordeel (Genesis 19:15). Alleen geldt het nu geen twee steden in de Jordaanvlakte, maar alle steden van de wereld: '...en de steden van de naties vielen.' (Op.19:19).

Eerder stelden we reeds de vraag wanneer de zevende schaal wordt uitgegoten ‘op de lucht’. De gevolgen ervan zijn enorm. Het zijn de dingen die door de profeten van Israël in allerlei toonaarden zijn aangekondigd als de totale verwoesting die zal optreden op ‘de dag des HEREN’. We weten het tijdpad niet precies. We weten wel wat er allemaal staat te gebeuren maar over de volgorde zijn bijbeluitleggers het onderling zeer oneens en je kunt daar niet dogmatisch over zijn. Wat we wel kunnen doen is de schriftgegevens zo nauwkeurig mogelijk bestuderen en zo voorzichtig mogelijke conclusies trekken.

Bekijken we Openbaring 17 en 18, dan zien we dat vanaf Openbaring 17 wordt afgeweken van de chronologie. De engel neemt Johannes mee en laat hem terugkijken op 2.600 jaar geschiedenis waarin het beest en het grote Babylon een hoofdrol hebben gespeeld. Hoofdstuk 17 loopt door, tot vóór de eerste fase in het oordeel over de grote hoer, die wordt uitgevoerd via het beest, 3,5 jaar voor het einde. Met het ‘hierna’ van Openbaring 18, plaatst Johannes zijn lezers aan het begin van de uitoefening van deze eerste oordeelsfase, halverwege de zeven jaar van de 70e jaarweek. Gods waarschuwing komen altijd zeer op tijd en gaan vaak enige tijd vooraf aan de oordelen. Hier gaat het om de naderende vernietiging van Rome maar reeds 3,5 jaar later zal die vernietiging worden gevolgd door de wereldwijde vernietiging van alles wat 'riekt' naar de gedegenereerde Westerste beschaving.


(2) Waarom staat er dat ‘God Zich haar ongerechtigheden heeft herinnerd?

Deze zin lijkt op die in 16:19: ‘En het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht…’ Dit betekent niet dat er ooit iets weg was uit Gods herinnering en dat het Hem weer te binnen schiet. Want alle dingen in het heelal bestaan elke fractie van elke seconde vanwege zijn aandacht. Het gaat hier om het agendapunt van de vergelding, die moet worden afgewogen tegen alle bedreven ongerechtigheden.

Deze antropomorfe manier van spreken over God, komen we ook tegen in het oordeel over de bouw van Babel en in het oordeel over Sodom en Gomorra (Gen.11:5, 18:21), waar het wordt voorgesteld alsof de HEERE moet neerdalen om te zien wat mensen van plan zijn of hoezeer er wordt gezondigd. Maar uiteraard weet God alles. Het is alsof God wil laten zien dat Hij in zijn oordeel niet over één nacht ijs gaat en Zich terdege van alles op de hoogte stelt. Maar uiteraard is er helemaal niets voor Hem verborgen. Op dezelfde manier is er niets in verleden, heden en toekomst, dat God niet volkomen kent. Prediker 12:14 ‘God zal namelijk elke daad in het gericht brengen, met alles wat verborgen is, hetzij goed, hetzij kwaad.’

Het gaat hier nog niet om de uitoefening van Gods definitieve oordeel, zoals in Openbaring 16:19, waar het '...en het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht...' wordt gevolgd door '...om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven.' Het gaat hier alleen om de 'ten laste legging' en nog niet om het vonnis. 'Haar zonden zijn opgestapeld tot aan de hemel en God heeft Zich haar ongerechtigheden herinnerd'. De zaak die God tegen het grote Babylon heeft, is tot op de bodem uitgezocht en de meest verschrikkelijk wandaden kwamen aan het licht.


(3) Waarom wordt een ‘dubbele’ vergelding aangekondigd?

Hier vinden we voor het eerst dat sprake is van een vonnis: dubbele vergelding. De dubbele vergelding wordt als vonnis toegewezen omdat het in wezen gaat om diefstal. De grote hoer heeft zich de heilige dingen van God eigen gemaakt en er een onheilige twist aan gegeven om daar zelf voordeel van te hebben. Dieven dienden volgens de wet van Mozes het dubbele aan de eigenaar te vergoeden:

Exodus 22:4 'Als inderdaad het gestolene levend in zijn bezit aangetroffen wordt, moet hij het van rund tot ezel, tot kleinvee toe dubbel vergoeden.'

Exodus 22:7 'Wanneer iemand aan zijn naaste geld of goed in bewaring geeft, en het wordt uit het huis van die man gestolen, moet de dief, als hij gepakt wordt, het dubbel vergoeden.'

Exodus 22:9 'Bij elk geval van verduistering, bij een rund, bij een ezel, bij een schaap, bij een kledingstuk, of bij welk verloren voorwerp dan ook waarvan iemand zegt dat het van hem is, moet hun beider zaak voor de rechters komen. Wie de rechters schuldig verklaren, moet het aan zijn naaste dubbel vergoeden.'

Dit principe van dubbele vergoeding vanwege diefstal gold ook het volk Israël als geheel, dat zich de heilige dingen van God had toegeëigend en op een eigenwillige manier voor eigen voordeel gebruikte. Godsdienst was grotendeels verworden tot een politiek en financieel-economisch instrument. Het waren niet langer ‘feesten des HEEREN’ (Lev.23:2) maar ‘feesten van de Joden’(Joh.2:13). De tempel was veranderd in een huis van koophandel (Joh.2:16), ja in een rovershol (Mt.21:13). Ook voor Israël geldt een ‘dubbele vergelding’:

Jesaja 40:2 '...spreek naar het hart van Jeruzalem en roep haar toe dat haar strijd vervuld is, dat haar ongerechtigheid verzoend is, zij uit de hand van de HEERE het dubbele ontvangen heeft voor al haar zonden.'

Jeremia 16:18 'Ik zal eerst hun ongerechtigheid en hun zonde dubbel vergelden, omdat zij Mijn land ontheiligd hebben: zij hebben Mijn eigendom met de dode lichamen van hun afschuwelijke afgoden en hun gruweldaden vervuld.'


(4) Wat zijn de motieven van het grote Babylon?

De motieven van het grote Babylon hebben wel iets narcistisch. Zij gaat voor verheerlijking van zichzelf. Zij gaat voor weelde. Zij meent dat ze zoveel macht en aanzien geniet, dat zij onaantastbaar is. Zij heeft een enorme organisatie om zichzelf heen gebouwd, die er bij voortduring op gericht is haar op een voetstuk te zetten.

Om deze hoge positie op aarde te verwerven heeft zij zich de dingen van God eigengemaakt en naar haar eigen hand gezet. Bij (2) hebben we al gezien dat haar ‘dubbele’ vergelding die van een dief is. Zij heeft in wezen gestolen van God en zichzelf de positie aangemeten die aan God toebehoort. Het ging haar daarbij om de macht die deze positie opleverde en daarvoor moest de waarheid van God hier en daar geweld worden aangedaan. De kerkelijke absolutie kwam in plaats van de goddelijke vergeving door genade. De kerkelijke biecht kwam in plaats van het middelaarschap van Jezus Christus. Met de kerkelijke aflaten ontnam de kerk aan God op papier de macht om in de hel te werpen. De kerkelijke kinderdoop en het avondmaal kwamen in plaats van de Bijbelse doop en het door Christus ingestelde avondmaal, enzovoorts. Door de mensen aan zichzelf te binden, verschafte de kerk zich enorme macht over mensen en dat kwam haar status en haar rijkdom eeuwenlang ten goede. Nog steeds heeft de Katholieke kerk door middel van haar organisatie en haar priesterorden (met name die van de Jezuïeten) een enorme invloed in de wereld. Die invloed strekt zich uit over alle continenten van de wereld en zal blijven bestaan tot in de verste uithoeken van het toekomstige wereldrijk – totdat God er een eind aan maakt.

Een term die tot vlak voor het eind ontbreekt in de beschrijvingen van het grote Babylon, is de term 'misleiding'. Die wordt alleen genoemd in Openbaring 18:23: 'Door uw tovenarij immers werden alle naties misleid.' Verder wordt dit begrip 'misleiding' vooral gebruikt voor de werkzaamheid van (1) de satan en van (2) het beest uit de aarde. Het wordt ook nergens gezegd van het beest uit de zee. De vraag is waarom 'misleiding' vrijwel ontbreekt in de beschrijving van het grote Babylon. Immers, dat de mensen dronken zijn geworden van 'de wijn van haar hoererij', zou ook aangemerkt kunnen worden als misleiding. Mensen verliezen het zicht op de dingen van God en verdwalen volkomen. Dat de Bijbel in geval van het grote Babylon grotendeels zwijgt over 'misleiding', kan te maken hebben met het ontbreken van een schema of de bewuste strategie van misleiding. De kerkelijk leiders streven naar persoonlijke invloed in de wereld en daar past de goddelijke waarheid niet bij. Daarom wordt die waarheid geweld aangedaan en worden de woorden van God verdraaid. En zo verkrijgt men de 'wijn van de hoererij'. De misleiding is dan een bijproduct van het streven naar persoonlijk gewin. Dat geldt ook voor het beest uit de zee. Voor het beest draait alles om macht en aanzien in de wereld, niet om misleiding. Daartegenover staan satan en het beest uit de aarde voor wie misleiding de 'core business' is.


(5) Wat moet worden verstaan onder ‘één dag’ waarop haar plagen komen en dat zij met vuur wordt verbrand?

Dit vers lijkt sterk op dat in Openbaring 17:16, waar staat dat de tien horens en het beest de hoer zullen haten en haar eenzaam en naakt zullen maken en haar vlees zullen eten en haar met vuur zullen verbranden. De tien horens en het beest voltrekken een oordeel dat plaatselijk is, over hoogste machtsstructuur van het grote Babylon in de stad Rome. Omdat het gaat om de top van de machtspiramide, die zetelt in Rome en die volledig wordt verwoest, kan de vernietiging inderdaad zeer snel plaatsvinden, in één enkele dag. Verderop wordt zelfs tot drie keer toe gezegd: 'in één uur' (Op.18:10, 16, 19).


- 7 oktober 2022 -


De weeklacht

Vers 9-10

En de koningen van de aarde die met haar gehoereerd en weelderig geleefd hebben, zullen over haar wenen en weeklagen, wanneer zij de rook van haar brand zien, terwijl zij uit vrees voor haar pijniging in de verte blijven staan en zeggen: Wee, wee de grote stad, Babylon, de sterke stad; want in één uur is uw oordeel gekomen.


(1) Wanneer reageren de ‘koningen van de aarde’ op de val van het grote Babylon en wat is de betekenis van hun reactie?


Eén enkele vraag, waarop het antwoord bijzonder lang en complex blijkt. De dynamiek van de val van het grote Babylon is bijzonder gecompliceerd en men vraagt zich bij vlagen af wanneer zich iets afspeelt op het tijdpad van de totale ineenstorting. Het is belangrijk ons erin te verdiepen want het leert ons veel over onzichtbare machten achter de schermen. Al met al krijgt het grote Babylon meer aandacht dan het beest. Dat betekent dat we geacht worden ons er grondig in te verdiepen. Zetten we de gegevens over het grote Babylon op een rijtje, dan krijgen we het volgende:

(1) Openbaring 14:8 -’En een andere, een tweede engel volgde en zei: Gevallen, gevallen is het grote Babylon, dat van de wijn van de grimmigheid van haar hoererij alle naties heeft laten drinken.’

(2) Openbaring 16:19 – ‘En het grote Babylon werd voor God in herinnering gebracht om haar de drinkbeker van de wijn van de grimmigheid van zijn toorn te geven.’

(3) Openbaring 17:1,16,17 – ‘Kom, Ik zal u tonen het oordeel over de grote hoer die op vele wateren zit, met wie de koningen van de aarde gehoereerd hebben…En de tien horens die u hebt gezien en het beest, dezen zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken en haar vlees eten en haar met vuur verbranden. Want God heeft in hun harten gegeven zijn bedoeling uit te voeren en het met enerlei bedoeling uit te voeren en hun koninkrijk aan het beest te geven totdat de woorden van God vervuld zullen zijn.’

(4) Openbaring 18:1,2 – ‘Hierna zag ik een andere engel uit de hemel neerdalen, die grote macht had en de aarde werd verlicht door zijn heerlijkheid. En hij riep met krachtige stem de woorden: Gevallen, gevallen is het grote Babylon…’

(5) Openbaring 18:4, 6 – ‘En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat u met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt...Vergeldt haar zoals ook zij vergolden heeft…’

(6) Openbaring 18: 9, 11, 15, 17, 20 – ‘En de koningen van de aarde...wanneer zij de rook van haar brand zien...in één uur is uw oordeel gekomen...in één uur is die zo grote rijkdom verwoest...in één uur is zij verwoest...omdat God uw rechtszaak tegen haar berecht heeft.’

(7) Openbaring 19:2 – ‘...want Hij heeft de grote hoer geoordeeld die de aarde heeft verdorven met haar hoererij en Hij heeft het bloed van zijn slaven van haar hand gewroken...En haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheid.’


(8) Openbaring 18:21 – ‘En één sterke engel hief een steen op als een grote molensteen en wierp die in de zee en zei: Zó zal de grote stad Babylon met geweld neergeworpen worden en zij zal geenszins meer gevonden worden… En in haar werd gevonden het bloed van...allen die op de aarde geslacht zijn.’


Dit levert het volgende tijdpad op in chronologische volgorde:

(1) Aankondiging oordeel – 18:4,6

(2) Aankondiging eerste fase – 17:1, 16, 17

(3) Uitoefening eerste fase – 14:8 en 18:1,2

(4) Reactie op eerste fase – 18:9, 11, 15, 17, 20

(5) Aankondiging van de laatste fase – 18:21

(6) Reactie op aankondiging laatste fase – 19:2

(7) Uitoefening laatste fase – 16:19


Het eerste stadium van de val van het grote Babylon (2) gebeurt precies halverwege de 7 jaar van verdrukking, aan het begin van de 3,5 jaar ‘grote verdrukking’. Immers, we zien in Openbaring 13 het beest uit de zee opstijgen, zonder berijdster in de vorm van de grote hoer. Het beest krijgt van satan ‘zijn macht en troon en groot gezag’ voor een tijdbestek van 42 maanden (Op.13:2,5). Daaruit blijkt zeer duidelijk dat het grote Babylon zojuist terzijde is gesteld. Het oordeel, dat wordt aangekondigd in Openbaring 17:16 is voltrokken door het beest uit de zee.

Het beest wordt in zijn wereldwijde machtsovername gesteund door het beest uit de aarde (Openbaring 13:12). Het is alsof het beest uit de aarde het grote Babylon afwisselt. De economisch/politieke macht van het grote Babylon is vervangen door de militaire macht van het beest uit de zee en de economisch/politieke macht van het beest uit de aarde. Dit is eerder voorgekomen in de geschiedenis van de mensheid. Rond 600 voor Christus speelde zich iets dergelijks af. De geschiedenis herhaalt zich.

Het was de koning van Tyrus, die zich ca 600 voor Christus in min of meer dezelfde staat bevond als het grote Babylon, met een zeer uitgebreid netwerk van koophandel en zeevaart, waardoor het puissant machtig en welvarend was geworden. Maar daar kwam een dramatisch eind aan door het optreden van Nebukadnezar, de koning van Babel (Ezechiël 26-28). Deze koning van Babel is de voorloper van het beest uit de zee – en veel minder van het grote Babylon – want het beest uit de zee is ‘de achtste’ en ‘is uit de zeven’ koppen van het beest. Eén van de koppen was het Babel van Nebukadnezar.

Zowel achter de vorst van Tyrus als achter het Babylonische rijk gaat een engelmacht schuil. Het voert te ver van ons onderwerp af om daar al te zeer over uit te wijden. We merken hier alleen op dat de ‘beschuttende cherub’ die door Ezechiël gezien wordt als geestelijke macht achter de koning van Tyrus (Ezechiël 28:13-19) zeer waarschijnlijk niet dezelfde is als ‘de morgenster’, die wordt gezien achter het Babylonische rijk (Jesaja 14:12-15). Immers, dat zou vreemd zijn want dan zou ‘satan tegen satan’ verdeeld zijn (Mattheus 12:26). Het zijn engelmachten achter menselijke culturen, die elkaar onderling bestrijden en die door God worden gebruikt in de voltooiing van zijn plannen met de mensheid, in een ontzagwekkend ingewikkeld ‘schaakspel op talloze borden’, terwijl ze tegelijkertijd allemaal hun eigen motieven hebben en hun eigen doelen nastreven. Hoe groot is God!

De geschiedenis van ‘de vorst van Tyrus’ (met daarachter de ‘beschuttende cherub’), die met zijn hele handelsimperium werd verslagen en verwoest door de koning van Babel (met daarachter ‘de draak’ of ‘satan’) herhaalt zich aan het begin van de grote verdrukking. Het machtsbolwerk dat draaide om economische macht, het grote Babylon, wordt vernietigd door een machtsbolwerk dat draait om militaire macht, het beest uit de zee met daarachter de satan. Het grote Babylon wordt vernietigd door machten die zij zelf heeft opgeroepen want er bestaat geen militaire macht zonder economische macht. Het beest uit de zee is al die tijd door haar zelf aangestuurd. De wapens die onder haar koophandel zijn gesmeed, worden tegen haar zelf ingezet. ‘Vuur deed ik uit uw midden oplaaien’, wordt gezegd tegen de beschuttende cherub achter de vorst van Tyrus in Ezechiël 28:18.

De goddelijke ironie achter dit alles is tweeledig. (1) Het grote Babylon (de beschuttende cherub), dat de dienst aan God verving door afgoderij ten bate van eigen positie en welvaart, organiseert haar eigen vernietiging in de aansturing van een beest, dat zij uiteindelijk niet kan bedwingen en dat haar verwoest. (2) De zevenkoppige draak (satan) vernietigt onder het bewind van zijn allereerste kop (=Babel) het wijdverbreide handelsimperium van Tyrus en vernietigt onder het bewind van zijn allerlaatste kop (=Rome) opnieuw een wereldwijd handelsimperium maar dat imperium is deze keer Rome zelf. Het grote Babylon is immers ‘gezeten op zeven bergen (Op.17:9). Het is immers ‘de grote stad die die het koningschap heeft over de koningen der aarde’ (Op.17:18). Rome werd steeds meer dienstbaar aan religie, cultuur en handel maar de zevenkoppige draak wil aanbidding van zichzelf door militaristische dwang. Hij rekent daarom af met Rome en haar cultuur en religie en verbrandt alle ‘schepen achter zich’ en richt zich op...Jeruzalem.

Maar Jeruzalem is, o ironie, de stad die door de eeuwen heen steeds het mikpunt is geweest van alle aanvallen van de zevenkoppige draak. Jeruzalem is de stad van God, de stad van de grote Koning. En daarom wil satan uiteindelijk dat het zíjn stad wordt. Zijn doel is immers altijd geweest: gelijk te worden aan de Allerhoogste (Jes.14:14). Omwille van de status van Jeruzalem krijgt het verbond met ‘het beest uit de aarde’, de leider van Israël, een nieuwe, satanische dimensie. Er wordt volledig afgerekend met ‘het grote Babylon’, Rome en alles op aarde waar Rome haar invloed liet gelden, en er wordt een satanische afgoderij ingesteld in het tempelportaal te Jeruzalem, compleet met beeld en merkteken van het beest, de gruwel van verwoesting.

Echter, de gooi die de draak doet naar de allerhoogste positie, door gelijk te willen zijn aan de Allerhoogste, met zijn zetel in de stad van de Allerhoogste, wordt de draak uiteindelijk noodlottig. Hij dacht zich aan de Allerhoogste gelijk te kunnen stellen. 'Integendeel, in het dodenrijk wordt u neergeworpen…’ (Jes.14:14,15). De gruwelijke afgoderij vanuit Jeruzalem zal uiteindelijk de totale verwoesting brengen over de draak én over zijn wereldwijde imperium, dat intussen ook de resterende delen van het grote Babylon bevat. God lokt al zijn tegenstanders volledig uit hun schuilplaatsen en laat ze zich volledig blootgeven zodat Hij ze totaal kan vernietigen. Hoe groot is God!

Dat het grote Babylon met heel haar koophandel onder leiding van satan wordt verwoest door het beest uit de zee, betekent niet dat het definitief is gedaan met het grote Babylon. Anders zou er bij de zevende schaal geen sprake zijn van een ‘in herinnering brengen van het grote Babylon om het de wijn van de grimmigheid van Gods toorn te geven’. Kennelijk leeft het grote Babylon op de één of andere manier voort in het rijk van het beest. Dat kan ook niet anders want ook in het rijk van het beest wordt ‘gekocht en verkocht’ (Openbaring 13:17) en ‘stuurt men elkaar geschenken’ (Openbaring 11:10). Bovendien zegt de Heer Jezus dat het in de dag van zijn komst zal zijn zoals in de dagen van Lot: ‘zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten…op dezelfde wijze zal het zijn op de dag dat de Zoon des mensen wordt geopenbaard’. Ook het rijk van het beest wordt gekenmerkt door vormen van handel.

Dat was rond 600 voor Christus niet anders. De verwoesting van Tyrus betekende de verwoesting van een zeer belangrijk handelscentrum in die tijd maar het was niet het einde van ‘het grote Babylon’ want dat werd voortgezet in het imperium van de nieuwe machthebber, namelijk het Babylonische wereldrijk onder Nebukadnezar. En zo zal het ook zijn aan het begin van de grote verdrukking. De verwoesting van het centrum en de topstructuur van het grote Babylon, betekent niet het einde. Het is als met een worm, die men in tweeën snijdt en waarvan de stukken afzonderlijk verder leven. Het grote Babylon is voor mensen onuitroeibaar. Mensen kunnen het een enorme knauw toebrengen maar het veert telkens weer op, vreet zich opnieuw in in wereldrijken en woekert van daaruit verder. Alleen God kan een definitief einde maken aan het grote Babylon en dát zien we gebeuren onder de plaag van de zevende schaal. Die plaag is zo hevig, dat geen enkele structuur van het grote Babylon daarna nog weer zal kunnen oprijzen. Dat wordt tevens voorkomen door de komst van Jezus Christus en zijn vrederijk, dat is ingericht volgens totaal andere principes dan die van de koophandel onder het grote Babylon.

De vraag die we hierboven stelden was: welk stadium van de val van het grote Babylon wordt hier, in Openbaring 18 geschetst? Eerder hebben we wisselende werkwoordtijden aangegrepen als signaal voor een discontinuïteit. Kijken we naar de werkwoordtijden, dan zien we in Openbaring 17:16 toekomstige tijd, in Openbaring 18:1 verleden tijd, met een situatiebeschrijving door de engel over iets dat zich voltrokken heeft (voltooide tijd). Vervolgens zien we in Openbaring 18:4 de tegenwoordige tijd, (1) met het advies om het grote Babylon te verlaten teneinde geen deel te krijgen aan haar plagen en (2) met het gebod om haar op een bepaalde manier te vergelden. Daarna vinden we vanaf Openbaring 18:9 weer de toekomstige tijd: de koningen der aarde zullen over haar wenen maar daarna weer de tegenwoordige tijd – ‘En de kooplieden van de aarde wenen en treuren over haar’ (18:11). Daarna gaat het weer naar de toekomstige tijd – ‘de kooplieden … zullen …. in de verte blijven staan’. Ten slotte gaat het relaas over op de verleden tijd – ‘...en de zeelieden...bleven in de verte staan en….riepen’ (18:17). Het is net alsof we de eerste fase van het oordeel over het grote Babylon langzaam zien langstrekken – eerst is het nog toekomst maar uiteindelijk schuift het naar de geschiedenis. Vervolgens vinden we de tegenwoordige tijd in de oproep aan de hemel zich te verheugen over Gods rechtszaak tegen het grote Babylon, die tegen haar berecht is (voltooide tijd).

Vervolgens schakelt Openbaring 18:21 opnieuw terug naar de verleden tijd, een sterke engel hief een steen...en wierp die in zee en zei…’. Daarbij is hetgeen de engel zegt, weer gesteld in de toekomstige tijd, als een aankondiging: 'zo zal de grote stad Babylon met geweld neergeworpen worden…’ Hier hebben we derhalve te maken met de allerlaatste fase van het oordeel, door God Zelf en dat is aanvankelijk nog toekomst. Daarna lezen we vers 23b en 24 weer de verleden tijd, voltooide tijd en weer verleden tijd. Het gaat daar om de ten laste legging en Gods vaststelling van de grond voor het vonnis – uw kooplieden, uw toverij, bloed van allen die op aarde geslacht zijn. Het zijn haar ongerechtigheden die uiteraard in het verleden liggen en die voorafgaand aan de rechtszitting en het vellen en uitvoeren van het vonnis aan het licht zijn gekomen.

Ook in Openbaring 19:1-3 staat de luide stem van ‘een grote menigte in de hemel’ in de verleden tijd en wat zij zegt over het grote Babylon staat in de voltooide tijd ‘Hij heeft de grote hoer geoordeeld’ en de tegenwoordige tijd ‘haar rook stijgt op tot in alle eeuwigheid’. Die rook lijkt weer sterk terug te verwijzen naar het oordeel over de specifieke stad, Rome, die indirect werd geoordeeld en door het beest met vuur werd verbrand. De stad, Rome, die millennia lang zoveel macht had in de wereld, dat het spreekwoord is gaan luiden 'alle wegen leiden naar Rome', die stad is door het optreden van het beest, halverwege de 7 jaar, tot in eeuwigheid vernietigd, uitgedrukt door eeuwig opstijgende rook. Dit heeft overigens niets met een eeuwige pijn in de hel te maken maar met het definitieve en onomkeerbare karakter van Gods finale oordeel over de stad.

Combineren we de wisselende werkwoordtijden met ons tijdpad van hierboven, dan krijgen we het volgende schema, waarbij we de tekstvolgorde aanhouden maar in de nummering nog wel de chronologische volgorde laten zien:

(7) Laatste fase – 16:19 – verleden tijd

(2) Aankondiging eerste fase – 17:1, 16, 17 – toekomstige tijd

(3) Eerste fase – 14:8 en 18:1,2 – verleden tijd, mededeling in voltooide tijd

(1) Aankondiging oordeel – 18:4,6 – tegenwoordige tijd (advies, bevel)

(4) Reactie op eerste fase – 18:9, 11, 15, 17, 20 – toekomstige, tegenwoordige, toekomstige, verleden tijd, tegenwoordige tijd

(5) Aankondiging laatste fase – 18:21 – verleden tijd, mededeling toekomstige tijd overgaand in verleden, voltooide en verleden tijd

(6) Reactie op aankondiging laatste fase – 19:2 – verleden tijd, mededeling in voltooide tijd, opstijgende rook in tegenwoordige tijd


Wat dit schema duidelijk maakt, is dat niets in de Bijbeltekst over 'het grote Babylon' in chronologische volgorde staat. De volgorde lijkt volledig ‘door de war’ maar is ongetwijfeld opgesteld volgens een voor ons ondoorgrondelijk goddelijke orde. Typerend is dat de mededelingen over het grote Babylon bijna lijken te beginnen met het definitieve oordeel, Openbaring 16:19. Daarna volgen twee hoofdstukken die laten zien hoe het zover heeft kunnen komen. Dat de chronologische volgorde voortdurend wordt doorbroken wordt zeer consequent aangegeven door voortdurend wisselende werkwoord-tijden.

Naast de wisselende werkwoordtijden zijn er belangrijke inhoudelijke argumenten voor het hierboven aangegeven tijdpad en de indeling van de teksten over het grote Babylon.

(1) Alleen al het feit dat Openbaring 18 begint met de mededeling ‘gevallen, gevallen IS het grote Babylon’ en daarna, tegen het eind van een lang hoofdstuk, een engel toont met een steen als een molensteen, die in zee wordt geworpen onder het uitroepen van: ‘Zó ZAL de grote stad Babylon met geweld neergeworpen worden…’ geeft aan de vernietiging van dit immense systeem dat in de geschiedenis steeds weer opduikt, in twee opeenvolgende fasen plaatsvindt. Daarvan geeft 18:1,2 de (zojuist gepasseerde) eerste en 18:21 de tweede fase weer.

(2) Het advies tot het verlaten van het systeem en het gebod tot het uitvoeren van een vonnis over het systeem kan alleen maar gegeven worden aan het begin van de grote verdrukking, voordat er daadwerkelijk grote brand ontstaat, en komt qua timing derhalve overeen met Openbaring 14:8. Vanaf dat moment in de toekomst kijkend, moet het oordeel over ‘de grote stad’ nog komen met alle geweeklaag en treurnis die daarmee gepaard gaan. Dat betekent dat we hier niet kijken naar de reacties op het eindoordeel van de zevende schaal maar naar de reacties op de uitschakeling van de wereldwijde macht van het grote Babylon door het beest uit de zee, waarbij het beest zich bevrijdt van haar dirigerende invloed en haar rijkdommen verwoest dan wel confisqueert.

(3) Openbaring 18:9 kán niet gaan over het eindoordeel door God Zelf want de koningen van de aarde staan er van verre bij te kijken en te treuren. Dat kan na de zevende schaal niet meer het geval zijn want dan zijn vrijwel alle koningen van de aarde gedood door de terugkeer van de Heer Jezus. Openbaring 19:19 sluit hermetisch aan op Openbaring 16:16. De legers worden verzameld in Harmagedon, inclusief de koningen, en direct daarna uitgeschakeld door de Heer Jezus op het witte paard. Pas daarna doet zich de plaag van de zevende schaal voor (16:17-21). Dat kan ook niet anders want daarna is de infrastructuur zo kapot dat legers zich niet meer van over de hele wereld kunnen verplaatsen naar Jeruzalem.

(4) Openbaring 18:20 lijkt nauw aan te sluiten op Openbaring 16:19, waarbij het grote Babylon eerst ‘voor God in herinnering wordt gebracht’ om haar te berechten (16:19), waarna zij daadwerkelijk wordt berecht (18:20). Daarna lezen we van de sterke engel met een grote molensteen die in zee wordt geworpen, wat overeenkomt met de totale vernietiging van alle cultuur en infrastructuur onder de zevende schaal.

(5) Het ‘in haar werd gevonden al het bloed...van allen die op aarde geslacht zijn’ lijkt ook alle doden door het rijk van het beest in te sluiten. Dat wijst erop dat het grote Babylon in een ietwat gewijzigde vorm in het rijk van het beest werd voortgezet, wat de gedoden uit het rijk van het beest (en dat zijn er onnoemelijk veel) eveneens tot ‘bloed’ maakt, dat werd gevonden in het grote Babylon.

De reactie van de koningen van de aarde op het uitschakelen van het grote Babylon is er één van grote ontsteltenis. Overigens had de infrastructuur al aanzienlijke averij opgelopen door de eerste vier bazuingerichten (Openbaring 8). Dat had het grote Babylon dermate verzwakt, dat het beest zijn kans schoon zag om de macht van het grote Babylon uit de weg te ruimen, met de hulp van satan (Op.13:2) en mogelijk ook met hulp van andere occulte krachten, de sprinkhanen en de vier engelen van Openbaring 9.

We hebben in het kader van Openbaring 9 al overwogen dat de verwoesting van het grote Babylon, zowel gelegen kan zijn in het oordeel van de vijfde als in het oordeel van de zesde bazuin. Typerend is dat de zesde bazuin gepaard gaat met het oprukken van ‘paarden en ruiters’ die vuur, rook en zwavel als munitie gebruiken. In Openbaring 18 lezen we tot twee keer toe over ‘de rook van haar brand’ (Openbaring 18:9, 18) en ‘haar pijniging’ (Openbaring 18:10,15). Het woord voor ‘pijniging’ van het grote Babylon, is gelijk aan de ‘pijniging’ door de schorpioensteek van de sprinkhanen onder de vijfde bazuin in Openbaring 9:5. De snelheid waarmee de verwoesting van het grote Babylon gepaard gaat (in één dag, ja in één uur is uw oordeel gekomen), doet ook sterk denken aan het optreden van de engelen, die gereed zijn voor ‘het uur....en de dag en de maand en het jaar’ om het derde deel van de mensen te doden.

Bovendien geeft Openbaring 18:8 aan ‘en met vuur zal zij verbrand worden want sterk is de Heer, God, die haar geoordeeld heeft.’ Door dat laatste lijkt het hier te gaan om het finale oordeel van de zevende schaal maar dat kan niet worden geconcludeerd, want de kracht van God kan ook op indirecte wijze tot uiting komen, zoals zo vaak gebeurde in vroeger tijden, toen God het ene koninkrijk liet neerslaan door het andere (Ezechiël 30:24-26). ‘God heeft het in hun harten gegeven zijn bedoeling uit te voeren.’ (Openbaring 17:17)

De koningen van de aarde zijn onmachtig om de enorme vernietigingskracht, waarover het beest uit de zee beschikt, een halt toe te roepen en zij staan er machteloos bij te kijken. Geen wonder dat ‘de hele aarde het beest achterna gaat onder de uitroep van ‘wie is aan het beest gelijk en wie kan er oorlog tegen voeren?’ (Openbaring 13:4). Het antwoord op die laatste vraag komt in Openbaring 19, bij het optreden van Jezus Christus. Het is de Openbaring van zijn Persoon en zijn ongekend grote macht en kracht. De koningen van de aarde zullen na 3,5 jaar van hersenspoeling en misleiding door het beest uit de aarde en het beest uit de zee allemaal meegaan in de laatste oorlog van de eindtijd waarin ze allemaal hun ondergang zullen vinden.

Hier is het zover nog niet en staan ze zich te vergapen aan de macht van het beest en de verwoesting van ‘de grote stad’. Wat de koningen ‘het grote Babylon’ toedichten is veelzeggend. ‘Wee, wee, de grote stad Babylon, de sterke stad, want in één uur is uw oordeel gekomen.’ Waarover hebben de koningen het hier? Over één enkele stad? Nee, natuurlijk niet. Geen enkele stad is voor alle koningen van de aarde onvervangbaar. Het gaat niet over een stad maar over een systeem, een netwerk, een machtsbolwerk, dat wereldwijd verspreid is en overal haar instituties en haar structuren heeft, om nog maar te zwijgen van de geheime organisaties die zich in tal van sleutelposities hebben ingewerkt. Dat systeem vindt wel zijn oorsprong in één enkele stad, namelijk Rome maar heeft zich door de eeuwen heen over de gehele wereld vertakt.

Dat hele systeem van machtige organisaties, banken, ngo’s, overheidslichamen, conglomeraten en investeringsmaatschappijen wordt in één keer uitgeschakeld en overgenomen door het machtige beest uit de zee, daarin geruggesteund door satan. Het is niet uitsluitend de VS met Columbia in Washington DC (hoewel de VS in belangrijke mate de militaire arm van het grote Babylon is). Het is niet beperkt tot Vaticaanstad in de stad Rome (hoewel Rome het epicentrum is van het religieuze machtsbolwerk en alle macht daar zijn oorsprong vindt). Het komt niet overeen met de city of London (hoewel London in veel opzichten het financiële centrum van de wereld is). Het is ook niet het eeuwig centrale Zwitserland met haar machtige internationale instituties als de BIS en CERN. Het is het geheel van al die zaken bij elkaar, de octopus van eindeloos veel machtige tentakels, die na eeuwen centralisatie van macht, al die macht moet afstaan aan het beest. Dát is het enige aspect dat de koningen van de aarde hier met grote verbazing betreuren, dat die grote en sterke stad, dat enorme bolwerk van macht, waar zij zo lange tijd dienstbaar aan zijn geweest en waaraan zij eeuwen lang hun posities te danken hebben gehad, dat dit grote en machtige wereldwijd heersende systeem plotseling, in zeer korte tijd, verleden tijd is geworden en is vervangen door een totaal andere macht, het beest uit de zee. Het duurt echter niet lang, of het geweeklaag over het grote Babylon slaat om in bewondering voor het beest. De koning is dood, leve de koning.

- 12 oktober 2022 -


Vers 11-13

De kooplieden

En de kooplieden van de aarde wenen en treuren over haar, omdat niemand hun koopwaar meer koopt: koopwaar van goud, van zilver, van edelgesteente en van parels, van fijn linnen, van purper, van zijde en van scharlaken; allerlei voorwerpen van zeer kostbaar hout; van koper, van ijzer en van marmer; kaneel, specerij, reukwerken, balsem, wierook, wijn, olie, meelbloem en tarwe; lastdieren en schapen; van paarden en wagens; van lichamen en zielen van mensen.’

(1)Hoe moet dit gedeelte worden opgevat? Als onderdeel van de weeklacht van de koningen of als weergave van de weeklacht van de kooplieden?

(2) Wat is de betekenis van de treurnis der kooplieden, zoals weergegeven door de koningen?


(1) Hoe moet dit gedeelte worden opgevat? Als onderdeel van de weeklacht van de koningen of als weergave van de weeklacht van de kooplieden?

Als je hoofdstuk 18 goed leest, dan kom je twee keer de reactie van de kooplieden tegen. Hier en verderop in de verzen 15 en 16. De manier waarop het hier staat, in de verzen 11-13, lijkt aan te geven dat het nog steeds gaat om de treurnis van de koningen, die nauw verbonden zijn met de kooplieden. De kooplieden zelf komen niet aan het woord. De koningen verhalen wat de kooplieden allemaal treuren en wenen. Dat is voor de koningen van groot belang omdat de ondernemingen der kooplieden grotendeels in eigendom zijn van de koningen. Zij zijn de grootaandeelhouders in alle handel. Zij worden daarom direct in hun vermogen getroffen, zodra de wereldhandel stil valt. En die valt hier stil. Niemand koopt hun koopwaar meer, zo klagen de kooplieden en dus ook de koningen.



(2) Wat is de betekenis van de treurnis der kooplieden, zoals weergegeven door de koningen?

Bij het eerste deel van de weeklacht van de koningen van de aarde concludeerden we, dat het ging om de eerste fase van de val van het grote Babylon, namelijk door het tirannieke optred en van het beest uit de zee, dat haar ‘eenzaam en naakt maakt en haar vlees eet en haar met vuur verbrandt’ (Openbaring 17:16). Het grote Babylon rust voor een groot deel op het economisch voordeel dat zij met sluwe handel behaalt op de wereldbevolking. Sinds het bancaire systeem is overgenomen door een machtig oligopolie van bankiers en steeds meer in de greep is gekomen van ‘het grote Babylon’, dat haar hoofdzetel nog steeds heeft in Rome, is de geldhoeveelheid volledig losgezongen van de reële economische waarden. Door de belastingen geleidelijk aan steeds verder te verhogen, hebben overheden wereldwijd de overtollige geldhoeveelheid consequent afgeroomd om te voorkomen dat er al te veel inflatie zou ontstaan. Dat de belastingwetgeving nauw verbonden is aan de geldcreatie blijkt uit het feit dat de oprichting van de FED in 1913 gepaard ging met de oprichting van de IRS, het Amerikaanse systeem van inkomstenbelasting. Sinds President Nixon de inwisselbaarheid van de dollaar in goud stopzette (1971), is de wereldwijde geldhoeveelheid losgekoppeld van het goud en klinken voortdurend waarschuwingen dat ‘het monetaire systeem op ploffen staat’.

Echter, het monetaire systeem ploft niet eerder dan wanneer degenen die het in handen hebben, dat willen en dus blijft dit soort waarschuwingen zonder gevolg, al meer dan 50 jaar. Achter de schermen wordt gesleuteld aan een volledig digitaal geldsysteem op basis van blockchain en zodra men het aandurft, zal men het huidige monetaire systeem laten imploderen om vervolgens het volledig digitale systeem wereldwijd te introduceren. De vraag is: wanneer durft men het aan? Is dat direct na de opname van de gemeente? Of is de chaos dan te groot en dient er dan eerst weer te worden gestreefd naar politieke stabiliteit in de wereld? Dat laatste lijkt het geval in het optreden van de ruiter op het witte paard (Openbaring 6:1,2), het bekrachtigen van een 'verbond met velen' (Daniël 9:27) en de zachtheid en verdeeldheid, die nog steeds heerst in de gelederen van de tien koningen (Daniël 2:41-43). Pas wanneer het 'stadium der tien tenen' overgaat in het 'stadium der tien horens', zullen de tien koningen, onder leiding van de elfde horen, de antichrist, voldoende vuist kunnen maken om hun zin ten aanzien een volledig digitaal geldsysteem, erdoor te drukken (Daniël 7:24, 25).

De weeklacht die de koningen hier van de kooplieden uit het grote Babylon weergeven, zou best eens kunnen gaan over de implosie van het internationale financiële systeem doordat de elfde hoorn van Daniël, het beest uit de zee, korte metten heeft gemaakt met ‘het grote Babylon’, de macht achter de financiële schermen. Dat zou betekenen dat het huidige financiële systeem pas halverwege de zeven jaar van de eindtijd ten val zal komen. Vandaar dat de koningen de kooplieden horen wenen en weeklagen dat niemand hun koopwaar meer koopt. Als de geldhoeveelheid plotseling sterk krimpt vanwege het wereldwijde springen van banken, komt het economisch verkeer volledig tot stilstand. Dat lijkt hier het geval te zijn. Uiteraard komt daar een nieuw, digitaal en zeer occult en demonisch geldsysteem voor in de plaats. Maar hoe snel dat ook gaat, er zal enige tijd overheen gaan voordat dit nieuwe systeem wereldwijd ingang vindt. Het bliksemsnelle uitrollen daarvan vindt plaats onder demonische controle (Openbaring 9:1-11). De volledige controle over het geld zal dan worden uitgeoefend door het beest uit de aarde, dat de politieke en militaire macht van het beest uit de zee vertaalt naar economische macht. Vanuit Jeruzalem, waar het beest uit de zee zijn troon zal opzetten (Openbaring 11:1,2, 2 Thess.2:4), wordt geregeld dat niemand kan kopen of verkopen zonder het merkteken van het beest, zijn naam of het getal van zijn naam, op de rechterhand of het voorhoofd (Op.13:17,18).

Het korte stadium tussen de verwoesting van het grote Babylon (het netwerk van financiële, politieke en religieuze instellingen, dat vanuit Rome wordt aangestuurd) en de oprichting van het systeem van het beest, waarbij voor korte tijd een economisch vacuüm ontstaat, is de tijd waarin de kooplieden hun geween en geweeklaag richten tot de koningen, om het stilvallen van hun handel. Uiteraard wordt de situatie 3,5 jaar later nog veel dramatischer, als God het grote Babylon, zoals dat feitelijk wordt voortgezet door het beest, definitief vernietigt maar dan is het niet slechts zo dat ‘niemand de spullen meer koopt’ maar dat ‘er helemaal geen spullen meer zijn’. De kooplieden wenen dan niet maar zijn dan voorgoed tot zwijgen gebracht zoals we lezen vanaf Openbaring 18:21: ‘En geen enkele beoefenaar van enige kunst (handwerk – industrie) zal meer in u gevonden worden ...want uw kooplieden WAREN de grote der aarde…’.

Nu we hebben vastgesteld dat de weeklacht der koningen over de kooplieden van Openbaring 18:11-13 een korte overgangsperiode betreft tussen de heerschappij van het grote Babylon en de heerschappij van het beest uit de zee en het beest uit de aarde, kunnen we kijken naar de inhoud van hun klacht. We geven daarvan enkele kenmerken:

(1) De klacht is: niet dat er geen koopwaar meer zou zijn (er is nog genoeg aanbod, de productie- en leveringsketens zijn nog in tact) maar: dat niemand de koopwaar meer koopt (er doet zich een enorme vraaguitval voor, wat waarschijnlijk te maken heeft met de totale instorting van het financiële systeem).

(2) De producten zijn geordend van meest naar minst waardevol – althans, in de ogen van de kooplieden van ‘het grote Babylon’. De reeks begint met edelmetalen en edelgesteente en eindigt met …. lichamen en zielen van mensen. Mensen worden als handelswaar als laatste genoemd, nog NA de ‘paarden en wagens’. Dat laat het totale ethisch bankroet zien van het grote Babylon: mensen krijgen de allerlaagste waardering. Het grote Babylon is daarin 180 graden het tegenovergestelde van God, die de mensen juist het allerbelangrijkst vindt, zo belangrijk, dat Hij Mens voor hen wilde worden en voor hen wilde sterven.

(3) Het is al schandalig dat ‘lichamen en zielen van mensen’ hier onder het handelswaar worden gevonden, laat staan dat het als aller laagst wordt gewaardeerd. Dat laat zien dat de wereldwijde grootschalige mensenhandel voor het grote publiek verborgen kan worden gehouden maar niet voor de ogen van de Alwetende. De vraag is wat bedoeld wordt met ‘zielen van mensen’. Aangezien de Bijbel leert dat ‘de ziel in het bloed is’, zou het hier ook kunnen gaan om mensenbloed en orgaanhandel. Maar mogelijk zijn het mensen die ‘hun ziel aan het grote Babylon verkopen’ om daar zelf voordeel aan te kunnen ontlenen.

(4) De koopwaar van het grote Babylon bestaat uit een reeks van 27 zaken die in 7 groepen kunnen worden ingedeeld (1) Ertsen (goud, zilver, ijzer, koper) (2) Natuurproducten (edelgesteente, parels, ivoor, marmer) (3) Stoffen (fijn linnen, purper, zijde, scharlaken) (4) Hout (welriekend hout en kostbaar hout) (5) Kruiden en specerijen (kaneel, specerij, reukwerken, balsem, wierook) (6) Agrarische producten (wijn, olie, meelbloem, tarwe) en (7) Levende wezens (lastdieren, schapen, paarden & wagens, lichamen & zielen van mensen)

(5) De lichamen en zielen van mensen lijken voor de koningen en de koophandelaren op dezelfde manier bij elkaar te horen als paarden en wagens. In beide gevallen staat er: koopwaar...van paarden en wagens en koopwaar...van lichamen en zielen van mensen. Zoals paard en wagen samen of los van elkaar verhandeld kunnen worden, zo lijkt dat ook te gelden voor ‘lichamen en zielen’ van mensen, al naar gelang het past in de ‘wetten van het handeldrijven’. En die wetten gaan geheel over opbrengsten en kosten. De meest lucratieve handelsmethode wordt gekozen en zo wordt bepaald of lichamen en zielen samen dan wel los verhandeld worden. Dit is de ongerechtigheid waarvoor het grote Babylon hier en aan het eind van de grote verdrukking zo onnoemelijk zwaar wordt gestraft. Het is of we de echo horen van het verwijt aan ‘de beschuttende cherub’ die schuilging achter de vorst van Tyrus: ‘...totdat er onrecht in u werd gevonden; door uw uitgebreide handel bent u vervuld geraakt met geweldenarij en kwam u tot zonde…Door uw vele ongerechtigheden, door uw onrecht bij uw koophandel, hebt u uw heiligdommen ontwijd. Vuur deed Ik oplaaien uit uw midden – dat verteerde u.’ (Ezechiël 28:15-18).

Wij luisteren hier naar de koningen en de kooplieden die het vuur uit het midden van het grote Babylon zagen opstijgen en die wisten dat er een eind gekomen was aan hun lucratieve verbintenis met dit eeuwenoude systeem omdat het in zekere zin had opgehouden te bestaan.

- 16 oktober 2022 -


Vers 14-16

De weeklacht der kooplieden

‘En de vruchten die de begeerte van uw ziel waren, zijn van u geweken en al het glansrijke en blinkende is voor u verloren en men zal het geenszins meer vinden. De kooplieden in deze dingen, die door haar rijk geworden zijn, zullen uit vrees voor haar pijniging in de verte blijven staan, terwijl zij wenen en treuren en zeggen: Wee, wee de grote stad, die bekleed was met fijn linnen, purper en scharlaken en versierd met goud, edelgesteente en parels; want in één uur is die zo grote rijkdom verwoest.’


(1) Wie maakt de opmerking over ‘de vruchten die de begeerte van uw ziel waren’ en wat betekent die opmerking?

(2) Wat is het verschil tussen de kooplieden in vers 11-13 en de kooplieden van vers 15-16?


(1) Wie maakt de opmerking over ‘de vruchten die de begeerte van uw ziel waren’?

We lezen in heel het boek Openbaring slechts twee keer dat rechtstreeks, (tweede persoon enkelvoud – ‘u’ of ‘uw’) tot het grote Babylon zelf wordt gesproken. In alle overige gevallen wordt niet tegen maar over haar gesproken, in de derde persoon (‘zij ‘ of ‘haar’). We zullen het spreken over en tegen het grote Babylon hier kort opsommen:


In de derde persoon: ‘zij’, ‘haar’

God Zelf (16:19) – ‘om ‘haar’ de drinkbeker van … te geven (18:4-8) – ‘Ga uit van haar...haar zonden...haar plagen...haar ongerechtigheden...Vergeldt haar...haar plagen...zal zij verbrand worden’

Engelen (14:8, 17:2, 18:3) – ‘haar hoererij’ (17:16) – ‘haar eenzaam en naakt maken..’

De kooplieden (18:15,16) – ‘Wee, wee, de grote stad…’

De zeelieden (18:17-19) – ‘Wee, wee, de grote stad...door ‘haar’ kostbaarheid...in ‘zij’ verwoest’

Johannes? (18:20, 24) – ‘Wees vrolijk over ‘haar’...rechtszaak tegen haar…’ en ‘in ‘haar’ werd gevonden…’

Een grote menigte (19:2-3) – ‘...met ‘haar’ hoererij… van ‘haar’ hand...En ‘haar’ rook...’


In de tweede persoon; 'u', 'uw'

De koningen van de aarde (18:9, 10) – ‘...want in één uur is ‘uw’ oordeel gekomen’

De sterke engel die het oordeel velt (18:22, 23) – ‘...zal in ‘u’ niet meer gehoord worden… in ‘u’ gevonden worden…in ‘u’ gehoord worden...in ‘u’ schijnen...in ‘u’ gehoord worden...’uw’ kooplieden’… ‘uw’ toverij’.


Gezien het verloop van de tekst, concluderen we hier dat de koningen van de aarde tot en met vers 14 aan het woord zijn en dat zij het zijn die opmerken dat de kooplieden treuren. Daarom ontbreekt hier het 'Wee, wee'. Dat vinden we pas in vers 15, waar de kooplieden zelf aan het woord komen. De koningen van de aarde wisten precies waaruit de handelswaren van de kooplieden bestonden, tot en met de ‘lichamen en zielen van mensen’. En God weet dat ze het weten en dat laat Hij zien in dit gedeelte. Om die reden worden de koningen van de aarde met het beest en de valse profeet geoordeeld bij de komst van het Lam als Koning der koningen en Here der heren (16:14, 19:19). Zij maken onderdeel uit van de vrucht van de wijnstok, die zijn einde vindt in de wijnpersbak van de grimmigheid van God (14:19). Het zijn de koningen die de lange opsomming geven van alle handelswaren der kooplieden omdat zij aan de top van de handelspiramide stonden. Dat blijkt ook uit het slot van wat de sterke engel zegt: ‘Want uw kooplieden waren de groten der aarde’.

De koningen kijken terug en vooruit. Ze kijken terug op de uitgebreide handel die ze konden aansturen door hun ‘samenwerking’ of liever ‘hoererij’ met het grote Babylon en waarmee ze zichzelf schandalig hebben kunnen verrijken. Ze kijken vooruit naar de gevolgen van het oordeel over het grote Babylon dat deels reeds van God kwam (eerste vier bazuinen) en vervolgens van het beest, dat haar volledig verwoest en alle touwtjes in handen neemt. Zij weten dat het voorgoed is afgelopen met ‘het grote Babylon’ en dat de instituties, die eeuwenlang alles op aarde gedomineerd hebben, nooit meer zullen terugkomen. Vandaar: ‘...de vruchten die de begeerte van uw ziel waren zijn van u geweken…’ en ‘...al het glansrijke en blinkende is voor u verloren en ‘men’ zal het geenszins meer vinden’.

Dit komt precies overeen met wat we vinden in Openbaring 17:16 – De tien horens en het beest zullen de hoer haten en haar eenzaam en naakt maken…’ Dat wil zeggen dat al haar rijkdom van haar wordt afgenomen en dat dit nooit zal terugkeren. Het gaat hier om de enorme pracht en praal waarmee de machthebbers, met centraal daarin de Rooms Katholieke kerk, zich hebben omringd. De diepste motivatie van de machthebbers was eigen materieel gewin. Het was platvloerse hebzucht: het bezit van allerhande kostbaarheden. Zeer veel kunstschatten worden vernietigd in het proces van de totale machtsovername door het beest, halverwege de zeven jaren eindtijd. God laat zien dat Hij een kenner is van alle harten en dat Hij ook weet dat de koningen al die tijd wisten met wat voor soort machten ze te maken hadden.

Wat nog ontbreekt is de conclusie van de koningen voor henzelf. Dat zij er ook zwaar bij in zullen schieten. Ze houden zich erg op de vlakte en zeggen: '...en 'men' zal het geenszins meer vinden' (18:14). Zij hopen dat ze de dans zullen ontspringen. Waarschijnlijk hopen deze koningen allemaal op een mooie positie in de nieuwe wereldorde van de nieuwe machthebber, het beest uit de zee, de elfde hoorn van Daniël. Als ze deel uit mogen gaan maken van zijn bestuur, kunnen zij hun oude handel en wandel voortzetten, ook al is het grote Babylon ten onder gegaan. Wat ze zich hier nog niet realiseren is dat het na 3,5 jaar ook gedaan zal zijn met de macht van het beest. In die tijd zullen ze dusdanig worden gehersenspoeld, dat ze volledig omgeturnd zullen zijn van koningen die zich voor het Lam verstoppen onder stenen (Openbaring 6:15-17) tot koningen die zich laten ophitsen tot het voeren van oorlog tegen het Lam (Openbaring 16:14, 17:14, 19:19).


(2) Wat is het verschil tussen de kooplieden in vers 11-13 en de kooplieden van vers 15-16?

De opmerking over de kooplieden in vers 11 werd, zo zagen we bij vraag (1), gemaakt door de koningen van de aarde. De koningen weten dat er geen vraag meer is naar de producten van de kooplieden die via deelnemingen en investeringsmaatschappijen allemaal aan hén onderhorig zijn. Het zijn de koningen, die als eerste melden: er is geen vraag meer naar producten. Uiteraard zijn ook de kooplieden zelf rijk geworden door de handel ‘in deze dingen’. De vraag is waar ‘deze dingen’ op terug slaat. Is dat de opsomming van verzen 12, 13 of ‘al het glansrijke en blinkende’? Omdat de koningen reeds spraken over ‘de kooplieden’ kan vers 15 daar gemakkelijk naar verwijzen. Overigens lezen we daar ook over zaken die ‘glanzen’ en ‘blinken’ (goud, zilver, edelgesteente, parels, enz). Er staat achter ‘die door haar rijk geworden zijn’, dat lijkt op een bredere groep producten te duiden dan alleen zaken die blinken en glanzen.

Maar kijken we naar de uitroep van de kooplieden, dan gaat het toch weer sterk de kant op van de zaken die door de machtige instituties van belang werden gevonden en die sterk wijzen op de Rooms Katholieke Kerk. Het gaat de kooplieden vooral om de grootheid van de stad Babylon. Het element ‘sterk’ dat voor de koningen van belang was, ontbreekt hier. En het gaat om de zaken waarmee zij was bekleed: linnen, purper, scharlaken, goud, edelgesteente en parels. Het zilver was blijkbaar te min. Zij was met al die kostbaarheden bekleed en wordt daarvan ‘gestript’ door de nieuwe machthebbers. Die maken haar ‘eenzaam en naakt’. In één uur is die zo grote rijkdom verwoest. Openbaring 17:16 meldt naast ‘eenzaam en naakt’ ook nog: ‘haar vlees gegeten en met vuur verbrand’. Dat betekent dat zij nooit weer zal opstaan.

Omdat Openbaring 17:18 het grote Babylon identificeert met ‘de stad die koningschap heeft over de koningen der aarde’, hebben wij hierin de totale verwoesting van Rome gezien. Rome wordt verwoest en het epicentrum van het rijk van het beest wordt Jeruzalem. Het beest heeft echter een heel andere smaak dan de eeuwenoude instituties die vanuit Rome die dienst uitmaakten en daar is voor de kooplieden mogelijk veel minder aan te verdienen. De verwoesting van 'die zo grote rijkdom' betekent dat zij niet langer in stand hoeft te worden gehouden en als financieringsbron niet langer beschikbaar is. De kapitaalvernietiging betekent een enorm verlies aan koopkracht en blijvende vraaguitval voor deze kooplieden.

- 18 oktober 2022 -


Vers 17-19

De zeelieden

En iedere stuurman en iedere zeereiziger en de zeelieden en allen die op zee hun werk hebben, bleven in de verte staan en terwijl ze de rook van haar brand zagen, riepen zij de woorden: Welke stad was aan die grote stad gelijk? En zij wierpen stof op hun hoofden en terwijl zij weenden en treurden, riepen zij de woorden: Wee, wee de grote stad, waarin allen die hun schepen op zee hadden, door haar kostbaarheid rijk werden; want in één uur is zij verwoest.’


(1) Wat is de betekenis van de weeklacht der zeelieden?

Er zijn enkele markante verschillen tussen de weeklacht van de koningen en de kooplieden enerzijds en de weeklacht van de zeelieden anderzijds. De zeelieden zijn meer te beschouwen als het voetvolk, de onderkant van de piramide, terwijl de koningen en de kooplieden zich respectievelijk aan de top en in het middenstuk van de piramide bevinden. In plaats van ‘vrees voor haar pijnigingen in de verte blijven staan’ wordt van de zeelieden slechts gezegd: ‘bleven in de verte staan’.

Het zien van ‘de rook van haar brand’ hebben zij gemeen met de koningen en dat ontbreekt weer bij de kooplieden. Het grote Babylon was namelijk de absolute top van de wereld. Dat wordt vernietigd door het beest uit de zee. Die ‘pijn’ straalt vooral af op wat zich daarbij in de buurt bevindt, dat zijn de koningen en de kooplieden. Zij hebben de grootste vrees voor haar pijniging. De zeelieden staan er verder van af.

Het objectieve feit van de ‘brand’ wordt zowel door de koningen als door de zeelieden gadegeslagen. De koningen zitten zo ‘dichtbij het vuur’ dat zij hun blik er niet van kunnen afhouden. Het zijn alleen de koningen die de naam van de grote stad noemen ‘Babylon’. Zij hebben met haar gehoereerd en moeten nu met eigen ogen zien hoe het met haar afloopt. De zeelieden zitten er voldoende ver vandaan om het vanuit de verte te willen aanschouwen. Maar de kooplieden willen het zo min mogelijk met eigen ogen aanschouwen en in tegenstelling tot de koningen kunnen zij hun ogen ervoor sluiten.

De reactie van de zeelieden is aan de andere kant het meest heftig omdat zij ‘stof op hun hoofden wierpen’. Dat lezen we niet bij de andere betrokkenen. Het zijn altijd de onderste lagen in de samenleving die het meest te lijden hebben van economische neergang. Zij hebben ‘geen vet om de botten’, in tegenstelling tot de koningen en de kooplieden. Ze roepen weliswaar ‘de grote stad waarin allen die hun schepen op zee hadden, door haar kostbaarheden rijk werden’. Maar daar spreken de zeelieden over de rederijen, waarbij zij in dienst zijn, en waarvan ze weten dat er veel geld werd verdiend met het transport.

Tot twee keer toe spreken de zeelieden van ‘de grote stad’, waar koningen en kooplieden dit slechts één keer noemen. En ook nog de retorische uitroep: ‘Welke stad was aan die grote stad gelijk?’. Het zijn vaak de laagste klassen van het volk die de meeste waardering hebben voor hooggeplaatsten. Zij die hogerop zitten weten namelijk met wat voor soort mensen ze te maken hebben als het gaat om de wereldtop.

Ondertussen is de werkwoordstijd overgegaan van toekomstige tijd (koningen zullen...vers 9 en kooplieden zullen...vers 15) naar de verleden tijd (zeelieden bleven in de verte staan...vers 17). Het is of we de val van het grote Babylon zien gebeuren, zo levendig wordt het beschreven. Eerst is het nog toekomstig en het volgende moment verschuift het naar het verleden. Dat geeft ook weer aan hoe onnoemelijk snel deze omwenteling in de wereld zich voltrekt. Dat we de zeelieden als laatsten zien reageren, geeft aan dat de boodschap over de val zich van boven naar beneden in de samenleving voortplant.

Alle drie de categorieën (koningen, kooplieden en zeelieden) geven aan dat het ‘in één uur’ met haar is gebeurd. Het gaat om een bliksemsnelle actie van het beest uit de zee om de eeuwenoude kolos, die zo lange tijd de baas had gespeeld in de wereld, uit de weg te ruimen. Het is een omwenteling die zich halverwege de zeven jaar van Daniëls laatste jaarweek voltrekt en die samenvalt met het ‘staken van het dagelijks slacht- en spijsoffer en de oprichting van de gruwel der verwoesting’. Het beest uit de zee is overigens voor ‘het grote Babylon’ geen onbekende. Het is de persoon die al 3,5 jaar lang een verbond ‘met velen’ had bekrachtigd, een hoofdrolspeler op het politieke wereldtoneel (Daniël 9:27). Echter tot op dat moment werkte hij samen met het grote Babylon of nog sterker, was hij aan haar onderworpen. Halverwege de zeven jaar eist hij de wereldwijde alleenheerschappij voor zichzelf op. Zoals we reeds zagen, doet hij dat in de kracht van satan, die uit de hemel op aarde wordt geworpen en daarbij de sleutel krijgt tot occulte krachten uit de ‘put van de afgrond’ (Openbaring 9:1).

- 21 oktober 2022 -


Vers 20

De hemel juicht

‘Wees vrolijk over haar, hemel, en u, heiligen en apostelen en profeten, omdat God uw rechtszaak tegen haar berecht heeft.’

Dit lijkt een onbetekenend tussenzinnetje maar het is van het allergrootste belang. Het laat zien hoe God optreedt in de geschiedenis: als Rechter ten behoeve van zijn volk. Hij kijkt naar hoe wordt omgegaan met ‘heiligen, apostelen en profeten’. Deze tekst lijkt sterk op een eerdere tekst, die eveneens te maken had met het verloop van een lang slepend juridisch gevecht: het neerwerpen van de grote vuurrode draak op de aarde. Dan komt er een stem uit de hemel, die zegt: ‘Nu is de behoudenis gekomen en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn Christus; want de aanklager van onze broeders, die hen dag en nacht vóór onze God aanklaagde, is neergeworpen. En zijzelf hebben hem overwonnen door het bloed van het Lam en door het woord van het getuigenis…Daarom weest vrolijk hemelen en u die daarin woont’ (Openbaring 12:10-12).

Het juridisch conflict met de draak was andersom als dat van het grote Babylon. Het grote Babylon staat zelf in de beklaagdenbank, gezien al het bloed dat in haar werd gevonden (Op.18:24). De draak echter, vervulde de rol als aanklager tégen de broeders. Zíj worden de overwinnaars genoemd in het conflict. Niet Michaël en zijn engelen. Door hén was de draak niet sterk genoeg en was zijn juridische strijd verloren. Zijn overwonnen hem door het bloed van het Lam en het woord van hun getuigenis. Het grondmotief daarvan vinden we reeds in het boek Job, die eveneens aanleiding was voor een juridisch conflict en die aan het eind van zijn strijd opmerkte: ‘Ik weet mijn Losser leeft’ (Job 19:25-27) en ‘daarop herroep ik en doe boete in stof en as’ (Job 42:6). Het is de erkenning van eigen nietigheid en van Gods grootheid, die beide gefundeerd zijn in het geloof. Deze grondhouding van mensen verschaft aan God de basis voor de beslechting van de rechtszaken tegen de machten van deze wereld. Zo is dat ook hier: God heeft de rechtszaak van heiligen, apostelen en profeten tegen het grote Babylon beslecht. Het is niet de rechtszaak van God maar de rechtszaak van de heiligen. Zij zijn er de grond en de oorzaak van dat God het grote Babylon volledig verwoest.

Net als in het geval van het neerwerpen van satan op aarde, wordt ook hier de hemel opgeroepen vrolijk te zijn. Er is blijdschap in de hemel over één zondaar die zich bekeert (Lukas 15:8-10) maar ook over de uitschakeling van boze machten, die het voorzien hebben op het volk van God. Dit laat zien dat de gelovigen tijdens hun verblijf in de hemel gedurende 'het uur van de verzoeking dat over het hele aardrijk zal komen, om te veroeken die op de aarde wonen' (Openbaring 3:10), zich niet alleen met hemelse zaken bezig houden, zoals de verrukkelijke heerlijkheid van het Lam in al zijn grootheid en majesteit (Openbaring 5). Daarnaast zien zij ook wat zich op aarde afspeelt en dat niet alleen. Zij worden zelfs opgeroepen daarbij iets te 'voelen', ja zich erover te verheugen als er weer een macht is uitgeschakeld die stond tussen hen en de openbaar wording van het koninkrijk van God in hen. Hier wordt de zaligspreking waarheid: 'Zalig zij die dorsten en hongeren naar de gerechtigheid want zij zullen verzadigd worden' (Mt.5:6).

God opereert in de aarde op grond van het geloof van zijn volk. De broeders hadden overwonnen (Op.12:11). Daarom waren de aanklachten van de draak niet langer gegrond. Daardoor was de draak niet sterk genoeg in zijn strijd met Michaël en zijn engelen. En daardoor konden de behoudenis en de kracht en het koninkrijk van onze God en het gezag van zijn Christus komen. God regeert door Christus en Christus regeert door zijn gemeente. Daarom is het geloof van die gemeente, ook al is het zwak, van zo’n onnoemelijk groot belang voor God en daarom ligt juist dat geloof zo onder vuur in deze wereld. Daarom sprak Jezus over het ‘geloof als een mosterdzaad’ van waaruit zijn volgelingen ‘tot deze berg’ zouden zeggen ‘wordt opgenomen en in zee geworpen’ en het zal u gebeuren. Dat is in het geval van het grote Babylon bijna letterlijk aan de hand. Het is het geloof van heiligen, apostelen en profeten, die aan God de grond verschaften tot beslechting van hun rechtszaak en tot het werpen van het grote Babylon als een molensteen in de diepte van de zee, zoals we zien in de verzen die volgen.

- 23 oktober 2022 -


Vers 21

De grote molensteen

‘En één sterke engel hief een steen op als een grote molensteen en wierp die in de zee en zei: Zó zal de grote stad Babylon met geweld neergeworpen worden en zij zal geenszins meer gevonden worden.’

(1) Wat is de betekenis van de grote molensteen?

(2) Wat is het verschil tussen dit oordeel en het oordeel van de verzen 6-19?

(3) Wie oefent het oordeel uit waarvan 'de grote molensteen' spreekt?


(1) Wat is de betekenis van de grote molensteen?

Hier is sprake van een gelijkenis, waarbij ‘de grote stad Babylon’ wordt vergeleken met een molensteen. Zoals de molensteen in de zee wordt geworpen, zo zal het vergaan met het grote Babylon én met hen die zich daarbinnen bevinden. Het oordeel dat door de engel wordt uitgebeeld, wordt ook door de Heer genoemd in Mattheüs 18:6,7 ‘Maar wie een van deze kleinen, die in Mij geloven, doet struikelen, het zou beter voor hem geweest zijn dat een molensteen aan zijn hals gehangen was en hij in de diepte van de zee gezonken was. Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken, want het is noodzakelijk dat er struikelblokken komen; maar wee die mens door wie zo'n struikelblok er komt!’

Het verschil tussen Openbaring 18 en Mattheus 18 is dat Openbaring het oordeel weergeeft van het totale systeem van deze wereld met al haar struikelblokken, terwijl Mattheus de plaats van het individu in dit systeem betreft. Maar ook Mattheus noemt het collectieve systeem van de wereld. Hij roept uit: ‘Wee de wereld vanwege al haar struikelblokken’. En hij voegt er nog aan toe ‘want het is noodzakelijk dat er struikelblokken komen’. Het zijn de dingen, die moeten gebeuren. De apocalyptische ruiters met hun vernietigende invloed zijn krachten binnen het wereldse systeem ( Openbaring 6 ). Zij brengen vanuit de organisatie van het grote Babylon de ‘struikelblokken’ over de mensheid – misleiding met valse beloften van vrede en veiligheid – onderlinge strijd – honger – epidemieën. Deze ruiters komen naar voren nadat het Lam de zegels van de boekrol verbreekt. Het zijn de noodzakelijke weerstanden in de wereld tegen zijn heerschappij, die openbaar moeten worden voordat ze door God uitgeschakeld kunnen worden. Het kwaad van het grote Babylon moet tot volledige ontplooiing komen. ‘Laat hij die onrecht doet, nog meer onrecht doen en die vuil is zich nog vuiler maken’ (Openbaring 22:11).

Echter, het individu, dat zich laat meeslepen in het volledig van God afgeweken systeem van ongehoorzaamheid en wetteloosheid, moet beseffen, dat hij met het systeem te gronde zal gaan. Dát is de boodschap van Mattheus 18: ‘Het is noodzakelijk dat er struikelblokken komen; maar wee de mens door wie zo’n struikelblok er komt!’ Kabinet en kamer dragen de volle verantwoordelijkheid voor iedere regel van destructieve wetgeving, die zij over het volk brengen in naam van ‘democratie’, ‘gezondheid’ of ‘milieu’. Zij weten dat ze leugens verkondigen en dat de ware motieven niets te maken hebben met zogenaamde hoogstaande Westerse waarden. Allen die sleutelposities innemen in ‘het grote Babylon’ kunnen zich niet verschuilen achter de gedachte dat, als zij het volk niet zouden misleiden, een ander het dan wel in hun plaats zou doen. Dat laatste is juist. ‘Het is noodzakelijk dat er struikelblokken komen; maar wee die mens door wie zo'n struikelblok er komt!’ Ieder mens blijft ten volle verantwoordelijk voor de eigen beslissingen en de uitvoering van aangenomen orders.

Het grote Babylon is de molensteen van Mattheus 18. Ieder die eraan deelneemt en meedoet in het syteem van wetteloosheid en eigenmachtige godsdienst, zal met het systeem worden geoordeeld en met het systeem geworpen worden in de diepte der zee. Daarom zegt God zijn volk in Op.18:4: ‘Gaat uit van haar, mijn volk, opdat u met haar zonden geen gemeenschap hebt en opdat u van haar plagen niet ontvangt’. Mensen op sleutelposities van het grote Babylon zijn echter volledig met haar verstrengeld. Zij kunnen het systeem onmogelijk meer de rug toekeren en zij zullen met het systeem ten onder gaan.


(2) Wat is het verschil tussen dit oordeel en het oordeel van de verzen 6-19?

Er zijn enkele kenmerkende verschillen tussen het oordeel tot aan vers 20 en het oordeel vanaf vers 20.

(1) Tot aan vers 20 werd door de hemel aan ‘een ander’ opdracht gegeven het grote Babylon te oordelen (‘Vergeldt haar – verdubbelt haar dubbel – mengt haar dubbel – geeft haar zoveel pijniging en rouw). Weliswaar staat er daarna ‘want sterk is de Heer, God, die haar geoordeeld heeft’ – maar dat kan nog steeds een indirect oordeel betreffen. Zó sterk is God dat Hij de omstandigheden volledig controleert, zodanig dat het grote Babylon er zwaar door getroffen wordt. Het gaat hier om de vier eerste bazuinen, die leiden tot zware averij voor de planeet. De vijfde bazuin wordt voor het grote Babylon de genadeslag vanwege het neerwerpen van satan, waarbij deze via het beest alle aardse macht rechtstreeks aan zichzelf bindt, en de aarde niet langer indirect stuurt middels ‘het grote Babylon’. Dat laatste wordt wreed geplunderd en leeg en verwoest achtergelaten. In tegenstelling daarmee gaat het vanaf vers 21 om een oordeel, dat rechtstreeks door God Zelf zal worden uitgeoefend, uitgebeeld door de in zee geworpen molensteen. In tegenstelling tot het oordeel over het beest, de valse profeet en zelfs dat over satan, wordt dit oordeel niet uitgevoerd door een engel. Het grote Babylon is daarvoor veel te omvangrijk en bestaat niet slechts uit individuele wezens. Het is een wereldwijd systeem, waarvan de kop weliswaar door het beest was afgerukt maar dat daarna voortleefde in zijn rijk. Alleen de grootheid van God kan een volledig eind maken aan het grote Babylon, net zoals alleen God destijds een eind kon maken aan de beschaving van voor de vloed. We hebben al gezien dat God definitief gaat afrekenen met het grote Babylon bij de plaag van de zevende schaal, waarbij een ontzaglijke wereldwijde aardbeving, gevolgd door enorme hagel (mogelijk sneeuw en rotsen van exploderende bergen) alle aardse infrastructuur volledig vernietigd (elk eiland vluchtte, bergen werden niet gevonden, de steden van de naties vielen). De zevende schaal is het moment waarop het grote Babylon voorgoed zal verdwijnen.

(2) Tot aan vers 20 wordt slechts melding gemaakt van het stilvallen van handel vanuit ‘de grote en sterke stad Babylon’ (vers 11-13), van het ‘glanzende en blinkende’ dat geenszins meer in haar zou worden gevonden (vers 14). ‘In één uur is die zo grote rijkdom verwoest’ (vers 16). Haar kostbaarheid is in één uur verwoest (vers 19). Er is een einde gekomen aan de exorbitante luxe van degenen met topposities in het wereldwijde handelssysteem, dat voor een belangrijk deel in handen was van de Rooms Katholieke kerk en de daarmee gelieerde koningshuizen. Door die enorme vraaguitval is er voor kooplieden en zeelieden veel minder te verdienen. Hier zien we hoeveel wereldhandel in wezen gemoeid is met de rijken der aarde. Daar komt een einde aan. Maar howel sterk vermagerd, blijft het grote Babylon nog 3,5 jaar bestaan onder de knoet van het beest.

Echter bij het oordeel dat wordt uitgebeeld met de molensteen in zee is het niet alleen afgelopen met ‘het glanzende en blinkene’, met ‘die zo grote rijkdom’ en met ‘haar kostbaarheid’ maar is het volledig afgelopen met het grote Babylon zelf. '...zij zal geenszins meer gevonden worden'. Eerder lazen we wel van 'pijniging', 'rouw', 'honger' en zelfs 'verbranding met vuur' maar niet van een totale beëindiging van het bestaan.

(3) Tot aan vers 20 vonden we commentaar op het oordeel over het grote Babylon uit de monden van de koningen van de aarde, de kooplieden en de zeelieden. Maar dat commentaar ontbreekt geheel en al bij het oordeel vanaf vers 21. Allen die op enigerlei wijze verbonden waren aan het systeem van deze wereld zijn met haar tot zwijgen gebracht. Er zijn geen koningen, geen kooplieden en geen zeelieden meer, die nog commentaar kunnen geven. Zij zijn met haar vergaan. Wat God doet met de zevende schaal heeft daarom veel weg van de zondvloed. De gehele voorgaande beschaving wordt weggevaagd. Er blijft niets van over. Daarom vergelijkt de Heer zijn komst met de dagen van Noach, met de komst van 'een dief'. Hij neemt de mensheid het systeem af, waaraan ze zolang hadden gebouwd en waarop ze al die eeuwen hun vertrouwen hadden gevestigd.

De handeling van de sterke engel is symbolisch. Want hoe sterk deze engel ook is, een engel kan onmogelijk een einde maken aan het grote Babylon. Daar is het veel te omvangrijk voor en heeft het de aarde te zeer doorwoekerd. Alleen God Zelf kan vanaf zijn troon een einde maken aan het grote Babylon. En dát lezen we in Openbaring 16:17-21. Weliswaar is daar ook een engel aan het werk, die de zevende en laatste plaag heeft en die de zevende schaal 'van Gods grimmigheid' werpt 'op de lucht'. Maar dat betekent niet anders dan dat 'het uitspansel' tussen de zichtbare en de onzichtbare werkelijkheid van Gods troon voor korte tijd wordt weggenomen, zodat de bliksemstralen, stemmen en donderslagen, die al die tijd al aan de gang waren (Op.4:5, 8:5, 10:19), doordringen tot de aarde en daar een enorme aardbeving veroorzaken. Dat was ook reeds het geval bij Openbaring 8:5 en bij Openbaring 10:19 maar nog niet in de mate als bij de zevende schaal.

Het lijkt erop dat de enorme wereldwijde beving van de zevende schaal leidt tot een volledige herschikking van het geografisch landschap op aarde, zoals we al hebben overdacht in het kader van Openbaring 16. Het lijkt er tevens op dat het gericht van de zevende schaal plaatsvindt ná het oordeel over het beest bij Jeruzalem, Harmagedon. De zesde schaal eindigde ermee dat ‘Hij’ (God) ‘hen’ (de legers van volken) verzamelde op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet (Openbaring 16:16). In wezen volgt Openbaring 19:11-21, de Heer Jezus, komend als Woord van God, rechtstreeks op Openbaring 16:16. Hij is gezeten op het witte paard en overwint alle aardse legers. Zodra de legers verzameld zijn en de ‘vrucht van de wijnstok is afgesneden en geworpen in de wijnpersbak’ (Harmagedon, Op.14:19), kan het ‘treden van de wijnpersbak’ aanvangen (Op.14:20 = Op.19:15). Het witte paard van Openbaring 19 is daarmee onderdeel van ‘de zesde schaal’. Dat zou betekenen dat de vernietiging van ‘het grote Babylon’, als onderdeel van de zevende schaal, plaatsvindt ná de vernietiging van het beest. Zoals we nog zullen zien (als we eraan toekomen) zijn er aanwijzingen in de beschrijving van het witte paard, die duiden op een discontinuïteit.

- 27 oktober 2022 -


Vers 22-24

In haar werd gevonden

‘En geluid van harpspelers, toonkunstenaars, fluitspelers en bazuinblazers zal geenszins meer in u gehoord worden, en geen enkele beoefenaar van enige kunst zal meer in u gevonden worden, en geluid van een molen zal geenszins meer in u gehoord worden, en lamplicht zal geenszins meer in u schijnen, en de stem van bruidegom en bruid zal geenszins meer in u gehoord worden. Want uw kooplieden waren de groten der aarde, want door uw toverij zijn alle naties misleid. En in haar werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen die op de aarde geslacht zijn.’

(1) Wat is de betekenis van de opsomming der verschijnselen in de verzen 22 en 23?

(2) Wat is de reden die wordt opgegeven voor het finale oordeel?


(1) Wat is de betekenis van de opsomming der verschijnselen in de verzen 22 en 23?

Na de uitroep van de engel: ‘...en zij zal geenszins meer gevonden worden.’ volgt een opsomming van zaken die voor het grote Babylon voorgoed verdwenen zullen zijn. Het is de volgende opsomming:

1. Geluid van harpspelers, toonkunstenaars, fluitspelers en bazuinblazers

2. Beoefenaren van kunst

3. Geluid van een molen

4. Lamplicht

5. De stem van bruidegom en bruid

Uiteraard is het zo, dat als het grote Babylon is verdwenen, dat dan ook alles wat in haar plaatsvond, niet langer bestaat. Een belangrijke vraag is waarom deze opsomming wordt gegeven. Samen met de opsomming van alle handel die nauw met haar samenhing, en de wanhoopskreten van de groepen mensen die nauw met haar verbonden waren, geeft het inzicht in het wezen van het grote Babylon. Een belangrijke vraag is of er ook zaken zijn die hier níet worden genoemd. Om daarachter te komen vergelijken we dit gedeelte met parallelle Bijbelteksten.

In Jesaja 24 gaat het eveneens om het slotgericht van de HERE over de gehele aarde. De maatschappelijke positie van mensen maakt dan ineens niets meer uit want iedereen wordt tot dezelfde status van totale bezitsloosheid teruggebracht vanwege alle verwoestingen. Het is een ‘great reset’ maar dan één door de Allerhoogste. De vernietigende kracht van het oordeel is zo heftig dat Jesaja profeteert: ‘daarom worden de bewoners der aarde door een gloed verteerd en blijven er weinig stervelingen over’. Het gaat hier voornamelijk over het ‘aardrijk’, dat geoordeeld wordt. Er zijn enkele gedeelten in Openbaring, die laten doorschemeren dat zij die zich hebben afgezonderd van ‘het aardrijk’, als een ontelbaar grote menigte het vrederijk binnengaan (Openbaring 7) omdat zij bijzondere bescherming ontvangen van God (Openbaring 10).

Kijken naar iets dat wél wordt genoemd in Jesaja 24 maar dat in Openbaring 18 ontbreekt, dan vinden we naast ‘de vrolijke tamboerijnen en de vrolijke citer’ (hierboven, punt 1) in Jesaja 24 ook nog ‘wijn’: ‘de most treurt, de wijnstok verkwijnt...men drinkt geen wijn meer onder gezang’. Dat zelfde verschil treffen we aan in Jeremia 25:10, waar het gaat over het naderende oordeel over Israël rond het begin van de zesde eeuw voor Christus. Daar wordt eveneens gesproken over de stem van bruidegom en de stem van bruid, het geluid van de handmolen en het licht van de lamp (hierboven, punten 3,4,5). Maar in Jeremia 25 vinden we tevens ‘de stem der vreugde en de stem der vrolijkheid’, wat weer lijkt te duiden op aanwezigheid van wijn.

Maar hét parallelle gedeelte met Openbaring 18 is de uitgebreide beschrijving door Ezechiël van de ondergang van Tyrus. Maar liefst drie hoofdstukken wijdt Ezechiël aan de verwoesting van die machtige stad van circa 7 eeuwen voor Christus: Ezechiël 26, 27 en 28. Daar vinden we, in Ezechiël 26:13, dat een einde wordt gemaakt aan ‘het geklank der liederen en het geluid der citers’ (hierboven punt 1). De gelijkenissen houden daar echter niet op. In verband met de teloorgang van Tyrus wordt gesproken over precies dezelfde drie categorieën die zich erover ontzetten: koningen, handelaren en zeelieden. De opsomming van handelswaar vanuit Tyrus doet sterk denken aan de opsomming van handelswaar in verbinding met het grote Babylon van Openbaring 18. Bijna alle artikelen of artikelgroepen, die worden genoemd in Openbaring, komen we ook tegen in Ezechiël 26-28, met één enkele uitzondering: ‘lichamen en zielen van mensen’. Dat duidt aan dat het Babel van de eindtijd enkele graden boosaardiger is dan haar voorgangers.

Kijken we naar het einde dat zowel de vorst van Tyrus als van het grote Babylon, dan zien we ook daar een gelijkenis. Van het grote Babylon werd gezegd: ‘...en zij zal geenszins meer gevonden worden’. Van Tyrus staat geschreven: ‘Dan zult gij gezocht maar in eeuwigheid niet meer gevonden worden’ (Ez.26:21) en ‘verdwenen zijt gij, voor altijd’. Dit laatste wordt zelfs twee keer gezegd, één keer tegen Tyrus (Ez.27:36) en één keer tegen de merkwaardige ‘vorst van Tyrus’ (Ez.28:19). Deze ‘vorst van Tyrus’ is de geestelijke macht achter de zichtbare werkelijkheid, die zich door de eeuwen heen steeds verder verlaagd heeft en die uiteindelijk met het grote Babylon volkomen zal ophouden te bestaan. Het voert hier te ver om daar dieper op in te gaan. De pagina (B)Engelen leent zich daar meer voor.

Kijken we naar de opsomming van vijf zaken, die niet langer gevonden worden in het grote Babylon, dan tekenen zich vijf belangrijke terreinen af, die zij domineerde:

1. De wereld van de toonkunst

2. De wereld van de industrie door de mens

3. De wereld van de industrie door machines

4. De wereld van de energie

5. De wereld van het burgerlijk recht


Bij punt twee is de uitdrukking voor ‘beoefenaren van enige kunst’ in de grondtekst ‘technitēs pas technē’, waar ons woord voor techniek duidelijk in te herkennen is. Bij punt 3 ‘het geluid van de molen’, gaat het in onze tijd niet langer alleen om ‘molens’ die graan vermalen tot meel maar om alle op energie rond draaiende machines en automaten: het volledige industriële complex van de moderne wereld. Waar bij punt 4, ‘lamplicht’, ook aan kan worden gedacht is het belang van de ‘nacht’ voor het grote Babylon: dat wat lamplicht vereist. Veel activiteiten strekten zich uit na zonsondergang en vereisten ‘lamplicht’. Het is een duidelijke weergave van de 24-uurs economie, die er de laatste eeuw volledig is doorgedrukt. Via deze vijf terreinen beheerste het grote Babylon in wezen de totale samenleving. Bij punt 5 speelt tegenwoordig de ‘woke’ agenda een zeer belangrijke rol, met de ‘LBGTQ’-discussie. Door haar enorme invloed, bepaalt het grote Babylon uiteindelijk hoe de massa’s denken over ‘huwelijk, gezin en samenleving’.

Opvallend is de totale afwezigheid van het financiële systeem in deze opsomming. Uiteindelijk is geld niets anders dan een intermediair, niet iets waar de maatschappij op draait. Dat is een illusie die in de hoofden van burgers is gecreëerd en in stand wordt gehouden door alle instituties, die allemaal onderdeel zijn van het grote Babylon. Voor de burgers is geld van het allergrootste belang omdat zij vanuit hun lage maatschappelijke posities tegen de onderkant van de controlematrix aankijken. Maar voor de besluitvormers op hoog niveau is geld alleen van belang als controlemiddel van de massa, niet als bezit voor hen zelf. In wezen bezitten zij met hun geldcreatie over een onbeperkte hoeveelheid financiën. God kijkt als Allerhoogste overal doorheen en Hij weet dat geld voor de elite in wezen niets is, dan een beheersinstrument voor de massa. Daarom vinden we het financiële systeem niet terug in deze opsomming.

Verder hebben we bij de vergelijking met Jesaja en Jeremia gezien dat wijn en vrolijkheid in de opsomming ontbreken. Enerzijds is dat een teken waartoe het grote Babylon uiteindelijk vervallen is: een serie instituties die de mensheid alle plezier in het leven hebben ontnomen. Zelfs uit alle kunst is het leven weggezogen. De mensheid is vervallen tot betekenisloze ‘moderne kunst’ en een pop- en beatcultuur van ritmische muziek die veel weg heeft van oude Afrikaanse folklore.

Anderzijds wordt het ontbreken van de wijn mogelijk ingegeven door het feit dat ‘de wijn’ bij het grote Babylon van de eindtijd een zeer bijzondere betekenis heeft. Het is de ‘wijn van haar hoererij’. Het grote Babylon beleeft haar vreugde aan het ‘vreemd gaan’ met de heersers van de wereld en het mengen van Gods waarheid met de leugen die haar en de koningen de noodzakelijke controle verschaffen over de mensheid.


(2) Wat is de reden die wordt opgegeven voor het finale oordeel?

Na de opsomming van zaken die niet langer in het grote Babylon gevonden zullen worden omdat zij zelf ophield te bestaan, wordt de reden genoemd voor het vernietigende finale oordeel: ‘want’. ‘Want uw kooplieden waren de groten der aarde, want door uw toverij zijn alle naties misleid. En in haar werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen die op de aarde geslacht zijn.’

Hier worden drie redenen genoemd:

1. Machtsmisbruik – Want uw kooplieden waren de groten der aarde.

2. Tovenarij – Want door uw toverij zijn alle naties misleid.

3. Moord op het volk van God – En in haar werd gevonden het bloed van profeten en heiligen en van allen die op aarde geslacht zijn.

(1) De eerste reden voor het verwoestende oordeel is gelegen in wie de ‘kooplieden’ waren van het grote Babylon: de groten der aarde. God laat ons hier zien hoe gecentraliseerd de wereldhandel is. Alle handel is wereldwijd in handen van slechts enkele lieden of families die gezamenlijk weer afhankelijk zijn van ‘het grote Babylon’. Vandaar dat haar val zulke reacties van ontzetting bij ‘de koningen van de aarde’ en bij ‘de handelaren’ en ‘de rederijen’ teweeg brengt. Zij begrijpen dat haar val in wezen ook hun val is en dat er iets of iemand voor haar in de plaats moet komen om hun val te breken. Die ‘iets of iemand’ zal ook verschijnen: ‘het beest’, ‘de elfde hoorn’, ‘de achtste kop’ zal namens satan plotseling en bovennatuurlijk een hersteld systeem uit de grond stampen, dat het mogelijk maakt alle handel voort te zetten. In wezen neemt ‘het beest’ ‘het grote Babylon’ over.

De allereerste grond voor het oordeel is samen te vatten in één enkel woord: ‘machtsmisbruik’. Met de groten der aarde vormde de grote hoer in wezen één groot monopoly, dat de wereld letterlijk volledig kon uitzuigen. Wij leven in de tijd dat de machthebbers bezig zijn hun macht te consolideren, zodanig dat zij onaantastbaar worden. Natuurlijk moet het onttrekken van geld en macht aan de burgers wel aan het grote publiek verkocht worden. Dat gebeurt door wat we tegenwoordig de mainstream media noemen. Alle grote mediabedrijven zijn in handen van dezelfde ‘groten der aarde’ die ook de overige handel in handen hebben. Zij bepalen wat het grote publiek allemaal te horen en te zien krijgt. Zo kunnen ze alles naar hun hand zetten. Ze kunnen allerlei zogenaamde crises laten ontstaan, die vervolgens via de media als noodzaak worden aangewezen voor stijgende prijzen van energie en voedsel. Het zijn de ‘milieucrisis’, de ‘covid-crisis’ en de ‘Oekraïne-crisis’. Samen helpen deze crises de zogenaamde ‘great reset’ van het aan de VN gelieerde WEF dichterbij te brengen. De groten der aarde, die achter al die wereldwijde private organisaties schuilgaan en die in feite de baas spelen in de wereld, kunnen zelfs besluiten de volledige voedselvoorziening af te knijpen, iets wat momenteel gaande is. Het zijn de apocalyptische ruiters, die geweld, honger en epidemiën veroorzaken, die miljarden mensen het leven zullen kosten aan het begin van de laatste zeven jaar. Dit enorme misbruik van macht komt het grote Babylon uiteindelijk zeer duur te staan.

(2) Het Griekse grondwoord achter de tweede reden voor het oordeel over het grote Babylon, de ‘Tovenarij’, is ‘pharmakeia’, een woord waar ons woord ‘farmacie’ van is afgeleid. De oliebaronnen (lamplicht) van de 19e eeuw besloten aan het begin van de 20e eeuw om hun vermogen te investeren in ontwikkeling van wat we nu kennen als de moderne medicijnindustrie. Deze is niet langer gebaseerd op natuurlijke geneeswijzen en geneesmiddelen maar op zelf gecreëerde elixers, vaak gebaseerd op producten uit de olieraffinage. Het principe is sindsdien niet langer het ondersteunen van gezonde elementen en cellen (homeopathie) maar het aanvallen van ‘verkeerde elementen en cellen’ (allopathie). Daaruit zijn uiteindelijk de ‘bestralingen’ en ‘chemokuren’ afgeleid.

Ook de vaccinaties zijn er in wezen op gebaseerd: het inspuiten met de ziekte, zodat het lichaam ‘leert’ antistoffen te ontwikkelen. De sinds de ‘spaande griep’ wereldwijd gevoede angst voor virussen is ook een bron voor de verkoop van allerhande medicijnen geweest. Het voert hier te ver om hier diep op in te gaan maar er zijn zat sites en artikelen die het kwaadaardige en op winst beluste karakter van deze industrie aan de kaak stellen.

Nooit is de boosaardigheid van de farmaceutische industrie echter zozeer aan het licht getreden dan met het covid-debacle. Om enkele wanpraktijken te noemen. (1) De goedkope en beproefde standaardmedicatie voor het bestrijden van symptomen rond covid, zoals Hydroxychloroquine in combinatie met Zink en Ivermectine, werden wereldwijd verboden om het argument voor vaccinaties staande te houden. (2) Vele patiënten die het ongeluk hadden met covid-verschijnselen in een ziekenhuis terecht te komen werden aan averechtse en uiteindelijk dodelijke ademhalingsapparaten aangesloten, waarna zij als covid-doden veel geld konden opbrengen voor de ziekenhuizen. (3) Vele bejaarden in verzorgingscentra kregen bij verkoudheidsklachten Remdesivir toegediend, een middel dat op velen een dodelijke uitwerking had. Vervolgens konden zij als ‘covid-doden’ de boeken in. (4)In plaats van de natuurlijke immuunsystemen van mensen wereldwijd te versterken, zijn deze systemen door de zogenaamde ‘vaccinaties’ verzwakt. (5) Vanwege de grafeen in 'de vaccins' raakten de aderen van velen verstopt, zodat ze myocarditis opliepen, waaraan reeds tienduizenden zijn gestorven. De misstanden in de medische wereld getuigen ervan hoezeer ‘het grote Babylon’ zich van God en zijn woord verwijderd heeft en zichzelf rijp heeft gemaakt voor het oordeel.

Typerend is dat hier voor het eerst het woord ‘misleid’ wordt genoemd in verband met het grote Babylon. Misleiding is een typisch kenmerk van satan en van het beest uit de aarde. Het grote Babylon is niet bewust bezig met misleiding maar mengt waarheid van God met leugen van de wereld (in de wijn van haar hoerefij) zodat zij samen met die wereld meer invloed verwerft. Van misleiding is sprake wanneer het verschaffen van verkeerde informatie een hoofddoel is. Dat is het nooit geweest – tot op het moment dat de ‘toverij’, de ‘pharmacie’ onderdeel werd van de agenda. Dat is in wezen nog tamelijk kort het geval. Het is ontstaan in de 19e eeuw en heeft een zeer hoge vlucht genomen vanaf 2019.

(3) De allerergste misdaad waaraan het grote Babylon zich heeft schuldig gemaakt is de moord op de waarachtige getuigen van God. Zij hebben haar misstanden vanaf het begin aan de kaak gesteld. Zij waren voor haar de allergrootste bedreiging omdat deze getuigen van God het grote publiek wakker zouden kunnen schudden. De massa’s moesten onder invloed blijven van ‘de wijn van haar hoererij’ en daarom moesten alle strijders voor de waarheid van God uitgeschakeld worden. De Rooms Katholieke kerk heeft laten zien hoe ver een zichzelf geestelijkheid noemende elite bereid is te gaan voor het beschermen van eigen posities. Het staat hier heel sterk: ‘En in haar werd gevonden het bloed...van allen die op aarde geslacht zijn.’ Uiteindelijk is van alle doden die door de eeuwen heen door geweld om het leven zijn gekomen, een verband aan te geven met het grote Babylon.

Dat álle doden gelieerd zijn aan het grote Babylon, betekent dat het grote Babylon, zoals we al meermalen hebben gezien, wordt voortgezet onder de heerschappij van het beest. In het rijk van het beest zullen namelijk onnoemelijk veel ‘heiligen’ door onvoorstelbaar grof geweld om het leven worden gebracht, een derde van alle burgers van het rijk. De reden: zij onderwerpen zich niet aan de medische en financiële dictatuur van Openbaring 9 en Openbaring 13. Zij buigen niet voor het beeld en zijn beest, net als de drie vrienden van Daniël niet bogen voor het beeld van Nebukadnezar. Maar die medische en financiële dictatuur zijn in wezen niets anders dan een voortzetting van het grote Babylon.

Opvallend is het contrast tussen wat ‘niet meer in haar’ zal worden gevonden (de bovenstaande vijf belangrijke categorieën van zaken) en wat wél in haar werd gevonden: het bloed van … allen die op de aarde geslacht zijn. Zó zal ‘het grote Babylon’ de geschiedenis in gaan. Niet als dat geweldige systeem dat zoveel welvaart bracht door toonkunst, techniek, machinerie, energie en wetgeving maar als de vreselijke moordenaar van Gods volk en van allen die streden voor waarheid en gerechtigheid.

– 1 november 2022 -


Conclusie

We hebben hierboven vandaag nog wat zaken aangepast, die onderling niet in overeenstemming waren. Lezing van de latere delen van hoofdstuk 18 wierpen licht op voorgaande delen en zo zijn we uiteindelijk tot een definitieve indeling gekomen, die hieronder volgt, aan het slot van deze conclusie.

Het gaat bij het grote Babylon om een juridisch conflict, een rechtszaak (Grieks: Krima). We lezen over een 'Krima' uitsluitend in verbinding met de grote draak, satan, die het volk van God aanklaagt voor Gods troon (Openbaring 12) en in verbinding met het grote Babylon, waartegen God Zelf een aanklacht indient, vanwege haar eeuwen van opgestapelde zonden en ongerechtigheden (Openbaring 17:1 – oordeel = rechtszaak en Openbaring 18:20). En we lezen van een ‘krima’, die gegeven wordt aan ‘zij die op tronen gingen zitten’ (Openbaring 20:4), de gelovigen aan wie het oordeel over engelen zal worden gegeven (1 Ko.6:2,3).

Vreemd genoeg ontbreekt een rechtszaak tegen het beest en de valse profeet. De reden voor dat laatste is tweeledig. (1) Zij zijn onderdeel van het grote Babylon en vallen derhalve onder hetzelfde oordeel. Zij hebben het grote Babylon in wezen overgenomen en daarmee alle schuld op zich geladen, zoals met een onderneming die men inclusief bezittingen en schulden overneemt. Vervolgens hebben zij aan de bestaande schuld nog onnoemelijk veel meer schuld toegevoegd door de immorele oorlog tegen de heiligen (Op 13:7) en het immorele financiële systeem (Op.13:17). Zij worden berecht door de komst van Christus op het witte paard (Op.19:11). De rechtszaak wordt tegelijk uitgeoefend met de oorlog die Hij voert. (2) Zij vallen onder het oorlogsrecht wat buiten de officiële rechtsorde valt. Zij voeren oorlog tegen het Lam (Openbaring 16:14, 17:14, 19:19). Het Lam komt zijn rechtmatige bezit, de aarde, opeisen en zij proberen Hem te verhinderen. In de daaropvolgende strijd worden zij onderworpen aan de wapens van Jezus Christus, het Woord van God en vanwege hun immorele geschiedenis heeft dat eeuwen eeuwen van consequenties (Openbaring 19:20, 20:10).

De rechtszaak van God tegen het grote Babylon kan worden opgedeeld in meerdere fasen:

(1) De tenlastelegging: Op.17:1-6, 18:1-5

(2) Het tussenvonnis, uit te oefenen door het beest: Op.18:6-8

(3) De aankondiging van de uitoefening van het tussenvonnis door het beest: Op.17:16-17

(4) De reactie op aarde op de uitoefening van het tussenvonnis door het beest: Op.18:9-19

(5) De reactie in de hemel op de uitoefening van het tussenvonnis door het beest: Op.18:20

(6) Het eindvonnis, uit te oefenen door God Zelf, symbolisch weergegeven door de molenste en in zee: (Openbaring 18:21-23 a) nog gevolg door de tenlastelegging in Op.18:23b en 24

(7) De uitoefening van het eindvonnis door God Zelf: Op.16:17-21

(8) De reactie in de hemel op zowel het tussenvonnis als het eindvonnis door God Zelf: Op.19:1-5


- 6 november 2022 -

openbaring

van Jezus Christus

Openbaring 17

Openbaring 19