en alle ogen zullen Hem zien
opinies opname
De wapens van onze strijd zijn immers niet vleselijk, maar krachtig door God, tot afbraak van bolwerken. Want wij breken valse redeneringen af en elke hoogte die zich verheft tegen de kennis van God, en wij nemen elke gedachte gevangen om die te brengen tot de gehoorzaamheid aan Christus, en wij staan gereed om elke ongehoorzaamheid te bestraffen, zodra uw gehoorzaamheid volkomen zal zijn.
Op deze pagina worden stemmen vanuit het internet aan het woord gelaten, die beweren dat de opname van de gemeente niet of pas bij de zichtbare verschijning van Jezus op aarde zal plaatsvinden. Elders is al aangegeven dat dit een verkeerde leer is. En verkeerde leer moet bestreden worden. Het is een strijd die we moeten voeren. ‘Strijd de goede strijd’, schreef Paulus ooit aan Timotheüs. Tot drie keer noemt Paulus ‘de goede strijd’ en hij zet die af tegen een ‘woordenstrijd’. Voor dat laatste waarschuwt hij en hij geeft ook de kenmerken aan: afgunst, ruzie, lasteringen en kwaadaardige verdachtmakingen. Dat moeten we vermijden. Het gaat niet om woorden maar om denkbeelden achter die woorden, die wel of niet kloppen met wat God in zijn Woord heeft geopenbaard. Het is geen strijd tegen mensen en hun opvattingen. Het is een geen strijd om het eigen gelijk versus het ongelijk van de ander. Het is een strijd die niet wordt gevoerd ‘tegen vlees en bloed, maar tegen de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten.’
Deze strijd is niet minder heftig dan tweeduizend jaar gelden maar integendeel veel heftiger. In een tijd waarin massamedia het denken van de massa bepalen, is het voor christenen van levensbelang om het Woord van God te kennen en vast te houden en elke aanval op elk aspect van dat Woord met dat Woord te bestrijden. Dat is niet nodig voor het Woord Zelf want dat kan door niets of niemand ooit teniet worden gedaan, wat in de toekomst zal blijken. 'Hemel en aarde zullen voorbij gaan maar Mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan', zegt Jezus. 'Het gras verdort en de bloem valt af maar het Woord van de Heer blijft tot in eeuwigheid', schrijft Petrus. Waar het om gaat is 'kennis van God' in het hart van de gelovige. Het gaat om de 'gedachten' van het kind van God. Het gaat om de 'gehoorzaamheid' van de gemeente van Jezus aan haar Meester. Onbijbelse opvattingen in het hoofd van de christen tasten het geloof en de hoop en de liefde aan.
Dit besef maakt het een strijd, waarbij het niet gaat om ‘woorden’ of ‘mensen’. Het is een strijd zonder aanzien des persoons. Slechts één Persoon is belangrijk in elke kwestie van geloof, Jezus Christus, die sinds zijn komst op aarde verwikkeld is in een strijd tegen alle machten van duisternis, die de schepping in hun greep hielden en die Hij door zijn kruisdood en opstanding glansrijk overwon. Maar de strijd is sindsdien niet opgehouden. Waar de tegenstander kan, probeert hij de glans van Christus’ overwinning af te halen en zoveel mensen als hij kan te indoctrineren met een vals beeld van de triomf van Jezus Christus. Dat doet hij op alle punten van Christus’ overwinning: zijn kruisdood en haar directe gevolgen, zijn opstanding en haar overweldigende betekenis, de uitstorting van zijn Geest en de enorme mogelijkheden die dat biedt én zijn terugkeer in al haar heerlijke facetten.
Deze feiten kunnen door de duivel nooit ongedaan worden gemaakt. Maar wat hij wel kan doen, is twijfel in de harten van mensen zaaien over deze feiten of deze feiten verdraaien – zodat de kracht daarvan voor hun dagelijks leven taant en de kerk haar kracht verliest. En daar is hij dan ook al vanaf de allereerste bediening van de allereerste christenen mee bezig. En dat is maar goed ook, want daardoor kon Gods Geest direct, door middel van de apostelen en profeten van het Nieuwe Testament, alle soorten van door de boze ingegeven dwaalleer aan de kaak stellen, zodat wij, circa 2000 jaar later nog steeds op onze hoede kunnen zijn. Daarvoor is echter nodig de Bijbel (a) goed te lezen – tekst en context – en (b) in onderlinge samenhang te lezen.
De Bijbel is namelijk het ‘fundament van apostelen en profeten’, waarop de gemeente als bouwwerk van God is gebouwd. Paulus waarschuwt uitdrukkelijk voor het leggen van een ander fundament en voor de wijze waarop op dit fundament wordt voortgebouwd: met ‘goud’, ‘zilver’ en ‘kostbare stenen’ (dat is bouwmateriaal dat alleen door God Zelf kan worden verschaft en zijn beproevend oordeel kan doorstaan) of met ‘hout’, ‘hooi’ en ‘stro’ (menselijk bouwmateriaal, ontsproten aan de mens, die in de Bijbel wordt vergeleken met een boom en met gras). Dat wat voortkomt uit de mens, wordt uiteindelijk door het vuur verteert. Het zal in tegenspraak blijken met Gods woord nadat alles is gezegd en gedaan.
Vreemd genoeg wordt er enorm veel gebouwd met ‘hout’, ‘hooi’ en ‘stro’. Dat blijkt uit de mate waaruit wordt geput uit lectuur die door anderen is voortgebracht in plaats van uit de Bijbel, de schat met ‘goud’, ‘zilver’ en ‘kostbare stenen’. Het recept om een Bijbelse visie te verlaten is te lezen hoe anderen de Bijbel interpreteren in plaats van de Bijbel zelf te laten spreken en zichzelf te laten uitleggen in afhankelijkheid van de Heilige Geest. In de strijd tegen alle dwaling die door de eeuwen heen door de tegenstander van Christus in de kerk is ingebracht, is het Woord van God niet alleen een oneindig kostbare schat maar ook het zwaard van de Geest.
Deze site stelt zich op het standpunt dat de enige juiste Bijbelse leer over de opname van de gemeente de zogenaamde 'pretribulationistische' leer is. Dat is de leer waarbij Jezus Christus elk moment, zonder duidelijke voorafgaande gebeurtenissen, zijn gemeente kan komen halen. Dat is een opname vóór de grote verdrukking van zeven jaar. Pas nadat de gemeente door de Heer Jezus in de hemel is opgenomen, kan hier op aarde de einstrijd om de macht losbarsten. Deze site stelt dat alle leer die anders beweert, dwaalleer is, en de gelovige een belangrijk houvast in het leven ontneemt.
In dit licht zal op deze pagina gekeken worden naar alle leer die op het wereldwijde Internet wordt verspreid over de opname van de gemeente. De volgorde die daarbij in acht wordt genomen is de volgorde die de zoekterm ‘Opname van de gemeente’ geeft in de Google-zoekmachine. De eerste hit die daarbij wordt gevonden is Wikepedia.
Wikepedia is bij veel onderwerpen de eerste pagina die als zoekresultaat naar voren komt en voor veel mensen is deze pagina het einde van alle tegenspraak. Daarom is Wikepedia voor de gevestigde orde een prachtige poortwachter en een instrument om de opvattingen van het grote publiek te sturen.
Typerend is dat de leer van de Opname wordt beschreven als ‘pretribulationistisch’ – ‘een opname vóór de grote verdrukking’. Wikepedia stelt: ‘Aanhangers van het leerstuk van de opname van de gemeente stellen dat Paulus met deze woorden een opname van de gemeente beschrijft, waarna de wereldgeschiedenis doorgaat (op aarde) zonder de gelovigen (die in de hemel zijn). Deze exegese (bijbeluitleg) is echter omstreden.’
Zo’n laatste toevoeging: ‘het is omstreden’, plaatst direct een zekere vooringenomenheid in het hart van de lezer. Kennelijk moeten we deze leer niet al te serieus nemen.
Het pretribulationistische aspect van de Opname wordt hier vervolgens als onafscheidelijk kenmerk van de Opname neergezet: ‘waarna de wereldgeschiedenis doorgaat (op aarde) zonder de gelovigen (die in de hemel zijn).’ Het pretrib aspect en de opname zijn ook daadwerkelijk onafscheidelijk. Een ‘opname’ waarbij hetgeen wordt opgenomen direct weer terugkeert naar waar het daarvoor was, is geen opname. Dat is hooguit een kort uitstapje. Daarom is een ‘posttribulationistische opname’ (een opname na afloop van de grote vedrukking) een contradictio in terminus, een innerlijke tegenstrijdigheid. Echter, de Bijbel is zo duidelijk over een gebeurtenis waarbij alle gelovigen, levend en ontslapen, plotseling de lucht inschieten, dat men dit niet kan ontkennen zonder deze Bijbelgedeelten uit de Bijbel te schrappen. In plaats daarvan wordt er een ‘woordenstrijd’ van gemaakt door het woord Opname nog wel te gebruiken maar dan te zeggen dat dit pas plaatsvindt bij de terugkeer van Jezus Christus.
Maar het gebruik van alleen de term ‘Opname’ zonder de volledige inhoud is misleidend. Zeg dan gewoon eerlijk dat je niet gelooft in een Opname. Maar men wil de schijn ophouden Bijbels bezig te zijn en het woord Opname nog wel blijven hanteren, terwijl de inhoud in wezen overboord is gegooid. Zien we daar niet iets van de leugenaar van de beginne? De kern van de allereerste leugen was niet zozeer het ‘Gij zult geenszins sterven’, wat een keiharde en openlijke leugen was. Als dat het enige was, wat de slang tegen de vrouw had gezegd, was er niets gebeurd. Het ‘niet sterven’ geeft nog geen positieve aanleiding om de boom te gaan uitproberen. Het 'niet sterven' ging bovendien zo openlijk in tegen wat God gezegd had, dat de vrouw waarschijnlijk direct rechtsomkeer had gemaakt om de zaak met haar man te bespreken. Maar het venijn zat in ‘de staart’ in het laatste wat de slang zei: ‘God weet, dat ten dage, dat gij daarvan eet, uw ogen geopend zullen worden, en gij als God zult zijn, kennende goed en kwaad.’ Het was de ‘boom van kennis van goed en kwaad’. Echter de slang vult dat begrip met een nieuwe betekenis, namelijk ‘als God zijn’. De ‘kennis van goed en kwaad’ wordt door hem gelijk gesteld met ‘aan God gelijk zijn’. Het is deze leugen die de mens noodlottig is geworden.
Zodra aan een Bijbels begrip een nieuwe betekenis wordt gegeven, die de lading niet dekt, moeten alle haren bij de christenen overeind gaan staan en moeten zij zich afvragen of de leugenaar vanaf het begin hier weer aan het werk is en zo ja, waarom. Het begrip ‘Opname’ of, zoals het in de grondtekst staat ‘Harpazo’ (Grieks) of ‘Rapturo’ (Latijn), betekent letterlijk ‘wegrukken’. Wanneer daar ineens een betekenis aan wordt gegeven in de zin van ‘Ophalen van Christus’ uit de hemel of ‘Kort uitstapje naar de wolken en weer terug’, dan weten we met wie we te maken hebben. Dan moeten we ons afvragen wat de agenda daarachter is. Er is wat dat betreft sinds de hof van Eden weinig veranderd.
Wikepedia verdient enige lof dat ze het verhaal van de opname als in de negentiende eeuw ontstaan uit de visioenen van de vijftienjarige Margeret MacDonald niet klakkeloos overnemen van internet maar ook schrijvers noemen uit de zeventiende en achttiende eeuw. Echter, wat zij nalaten is een volledige beschrijving over de afgelopen 2000 jaar geschiedenis van het christendom. Dat begint toch echt met de geschriften van Paulus, die erg duidelijk is over de opname. Maar ook diverse kerkvaders geloofden in een Christus die elk moment kon komen, zonder dat eerst een grote verdrukking zou moeten plaatsvinden met een antichrist. De belangrijke vraag die door Wikepedia wordt vermeden is waarom deze leer van een opname zoveel eeuwen in de vergetelheid heeft kunnen raken.
Het antwoord op die vraag is de grote leugen die onder invloed van het Rooms Katholicisme wereldwijd is verbreid, namelijk dat Christus in de gedaante van de officiële staatskerk reeds gekomen is en zijn macht reeds heeft gevestigd, door bemiddeling van de Paus, die zijn plaatvervanger is op aarde. Bij een dergelijk standpunt paste uiteraard geen zichtbare terugkeer van Christus, die daarmee zijn duizendjarig rijk zou komen vestigen. En een opname van een gemeente voor een grote verdrukking paste nog veel minder. Merk hoe ook hier de inhoud van een Bijbels begrip wordt aangepast. Dit keer is het woord ‘Parousia’ het ‘kind van de rekening’, de ‘komst’ van de Zoon des mensen.
De Bijbel spreekt duidelijke taal over de Parousia, de komst van Jezus, als een onmiskenbare openlijke verschijning van Jezus Christus met de wolken van de hemel, in grote kracht en heerlijkheid. Maar dat begrip wordt uitgehold en met het nieuwe, alles en dus niets zeggende ‘hier en nu’ van de kerk op aarde gevuld. En weg is het verwachtingsvolle uitzien naar de komst van Christus, van de bruid naar de Bruidegom. De tegenstander heeft zijn doel bereikt. Het zou meer dan duizend jaar duren voor een substantieel deel van de bruid weer naar boven zou opzien om de Heer uit de hemel te verwachten in dat wonderlijke, weergaloze alles overdonderende moment van de opname van de gemeente. Tegen hen die hun verwachting naar zijn komst hebben laten vernieuwen, zegt Christus profetisch in Openbaring: ‘Omdat u het woord van mijn volharding hebt bewaard, zal Ik ook u bewaren voor het uur van de verzoeken, dat over de hele aarde komen zal, om te verzoeken hen die op de aarde wonen.’
En dan staan er onder het kopje ‘hedendaagse aanhangers’, wat natuurlijk het meest actueel is, een aantal merkwaardige opmerkingen. Weer een citaat uit Wikepedia: ‘Veel traditionele katholieken en protestanten interpreteren 1 Tessalonicenzen 4:16-17 letterlijk: ze beweren dat de opname onmiddellijk gevolgd wordt door de algemene opstanding op de oordeelsdag. Dan zullen de levenden en de zojuist opgestane doden Christus ontmoeten als hij vanuit de hemel komt om de aarde te oordelen. Zij zien de opname als een detail in het licht van de tweede komst van Christus. De oosters-orthodoxe kerken accepteert de leer van de afzonderlijke opname niet, omdat zoiets nooit door hun bisschoppen is onderwezen.’
Allereerst is het vreemd dat de traditionele ‘post-trib’ opvatting van de opname door Wikepedia een ‘letterlijke’ interpretatie wordt genoemd. Deze onbijbelse opvatting neemt het schriftgedeelte nu juist NIET letterlijk. Zoals hierboven is betoogd, ontkennen zij feitelijk dat sprake is van een ‘rapturo’, een weggerukt worden naar de hemel. Zij vullen dat begrip met een andere inhoud namelijk ‘feestelijk onthaal van Christus bij zijn terugkeer uit de hemel’. Dat wordt vervolgens ook toegegeven: ‘zij zien de opname als een detail is het licht van de tweede komst van Christus’. Maar het detail is zo onbetekenend, dat je het net zo goed helemaal kunt weglaten want de bestemming is ‘aarde’ en niet ‘hemel’.
Ten tweede is het merkwaardig dat oosters-orthodoxe kerken de leer van een afzonderlijke opname niet accepteren ‘omdat zoiets nooit door hun bisschoppen is onderwezen’. Dit is het grote probleem met alle leer die de opname voor de grote verdrukking ontkent: deze leer wordt niet door God geleerd en is niet ontleend aan de Bijbel. Het is een leer van mensen. Het is ‘hout’, ‘hooi’ en ‘stro’.
Vervolgens doet Wikepedia iets vreemds. Onder het kopje ‘scenario’, neemt Wikepedia, zonder aan te geven op basis van welk standpunt zij een opname-scenario kenschetst, klakkeloos een zeer onduidelijke post-rapture benadering over, waarbij eerst een enorme aardbeving plaatsvindt en tekenen aan zon maan en sterren te zien zijn en daarna pas een ‘opname’. Daarna zou de antichrist vrij spel hebben om gelovigen te vervolgen en ten slotte, na de verdrukking van die dagen, vindt verduistering van zon, maan en sterren plaats, komt Christus met de wolken van de hemel en worden de uitverkorenen bijeen verzameld.
Omdat Wikepedia niets uitlegt over het onderscheid tussen het tijdperk van de gemeente en het tijdperk van Israël, suggereert Wikepedia dat de gemeente al die tijd op aarde verblijft en pas bij de terugkeer van Jezus wordt ‘opgenomen’. Volgens de pre-rapture benadering zijn dit echter gelovige Israëlieten, die pas na de opname van de gemeente, in de tijd van verdrukking tot bekering zijn gekomen en die de kern vormen van het toekomstige vrederijk, dat aanbreekt na de verdrukking.
Wat Wikepedia wel goed doet, is aangeven dat alle van de Bijbel afwijkende standpunten praktisch op hetzelfde neerkomen. Wikepedia stelt: ‘Wanneer men ervan uitgaat dat er geen duizendjarig rijk zal zijn (amillennialisme) of dat het al geweest is (postmillennialisme), of men gaat ervan uit dat de gemeente pas na de grote verdrukking wordt opgenomen (posttribulanisme) maakt het geen verschil wanneer de opname plaatsvindt. Vanuit al deze gezichtspunten valt de opname samen met de definitieve wederkomst van Christus.’
Dat betekent dat de misleiding in alle gevallen even ernstig is, namelijk: geen immanente komst van Christus en dus geen verwachtingsvol uitzien van de bruid naar de Bruidegom. Dat laatste is precies wat de tegenstander wil bewerkstelligen. De kracht van God kan hij niet verminderen maar wel het geloof in en het opzien naar die kracht in de harten van de gelovigen.
Typerend is dat bij de afsluitende rij kritiekpunten tegen de opname weer wordt uitgegaan van een ‘opname vóór de grote verdrukking’, een pretrib standpunt. De opname IS een pre-trib opname. Dat is terecht want een post-trib opname is helemaal geen opname. Maar wees daarin dan consequent en zwabber niet van de ene naar de andere betekenis. Om de enige echte leer van de opname nog even goed de grond in te boren worden maar liefst vijf kritiekpunten genoemd, waarbij het laatste niet eens een kritiekpunt is maar een positief punt. We gaan hier kort nog even in op de kritiekpunten.
‘Velen onderschrijven de leer van de opname niet, omdat ze vinden dat deze niet uitgedrukt is in de Bijbel ‘– commentaar: Hoeveel is ‘velen’? Wie zijn dat? Er staat één verwijzing naar één pagina ‘weeswaakzaam’ (wat een bijzonder misleidende naam is als die ingaat tegen de leer van de opname want dat leidt er juist toe dat christenen NIET langer worden uitgedaagd waakzaam te zijn). Deze pagina blijkt te zijn opgeheven.
‘Het gevolg van de opname is dat christenen de vervolging ontlopen: het verwijt van escapisme.’ – commentaar: Wat is de basis voor deze stelling? Welk onderzoek ligt hieraan ten grondslag? Om een dergelijke stelling te poneren, moet toch gedegen onderzoek zijn gericht onder een representatief deel van de bevolking, waarbij dwarsverbanden kunnen worden gelegd tussen ‘opvatting’ en ‘gedrag’. Hier geen enkele verwijzing, alleen naar ‘escapisme’ als pagina op Wikepedia.
‘Sommige evangelische christenen zijn niet meer gemotiveerd om bijvoorbeeld voor het milieu te zorgen.’ – Ook deze aantijging is ongegrond, elk onderzoek ontbreekt.
‘Soms gaan mensen heel krampachtig om met bijvoorbeeld een pasje, of het getal 666 dat het nummer van de antichrist zou zijn. Ze vrezen die in de kaart te spelen.’ – Ongegrond, geen onderzoek
‘Deze visie beïnvloedt de houding ten opzichte van Israël. Gunstig is dat er een einde lijkt te zijn gekomen aan 1700 jaar Jodenvervolging door christenen.’ – Ongegrond, geen onderzoek. De gewijzigde houding van christenen tegenover Joden is niet zozeer te danken aan de opname maar veeleer aan de ‘herontdekking’ van het profetisch woord voor Israël. Dit staat los van het moment van de opname.
Voor wat betreft verwijten als ‘escapisme’, ‘zorg voor het milieu’ en ‘angst voor verregaande overheidsinvloed’, kan gesteld worden dat een geloof in de opname vóór de verdrukking zowel het één als het ander kan bewerkstelligen. Geloof dat Christus zijn bruid haalt, voordat de hel op aarde losbarst, inclusief grootschalige vervolging, maakt gelovigen mogelijk juist moediger en minder bang voor allerlei voortekenen van een grote verdrukking (666). Immers: ze zullen het ergste niet mee hoeven maken. Het maakt ze mogelijk ook zorgzamer voor de schepping. Het is Gods schepping en na de opname verschijnen ze voor de rechterstoel van God.
WORDT VERVOLGD
De tweede hit bij de zoekterm ‘Opname van de gemeente’ is de site van publicist en bijbelleraar Willem Ouweneel. Zijn standpunt wordt volgende keer onder de loep genomen.
- 31 oktober 2021 -
In dit gedeelte geven we telkens eerst een citaat weer van Willem Ouweneel. Vervolgens geven we commentaar.
Ouweneel: Iedereen die gelooft in de wederkomst van Christus, gelooft ook in de opname van de Gemeente (Joh. 14:1–3; 1 Kor. 15:51-55; 1 Thess. 4:13-17). Die opname als zodanig is het eigenlijke punt helemaal niet. Het punt is wanneer die ‘opname’ plaatsvindt: vóór of ná de Grote Verdrukking (pre- of posttribulationisme; tribulatio = verdrukking).
Commentaar: Hier doet Ouweneel net alsof het moment van de gebeurtenis geen enkele invloed zou hebben op de betekenis van die gebeurtenis, de opname. Verderop kom hij hierop terug en blijkt dat hij dat wel degelijk vindt maar hier nog even niet. Echter, het moment bepaalt wel degelijk de betekenis. Wanneer de gebeurtenis plaatsvindt vóór de grote verdrukking, is sprake van een ‘harpazo’ (Grieks) of ‘rapturo’ (Latijn), wat letterlijk betekennt: ‘weggerukt worden’. De uitdrukking staat in verband met grote haast of spoed, alsof iets of iemand in veiligheid moet worden gebracht. Die haast is noodzakelijk door de omstandigheden waarbij de gemeente als bruid door de Heiland wordt geplaatst naar de hemel. Maar wanneer de gebeurtenis plaatsvindt nà de grote verdrukking, is feitelijk helemaal geen sprake van een ‘opname’. Er is geen ‘harpazo’, geen ‘rapturo’, geen ‘weggerukt worden’. Er is heugelijke begeleiding van de Heer door de gemeente naar de aarde, waar Hij vervolgens zijn regering zal aanvangen. Het element van het ‘plotseling weggerukt worden’ is dan volledig verdwenen. Dat element past alleen bij een opname vlak vóór het losbarsten van iets verschrikkelijks.
Ouweneel: Verreweg de meeste (orthodoxe) christenen hangen de laatstgenoemde opvatting aan (‘posttrib’): de opname van de Gemeente valt dan samen met de wederkomst van Christus: als Hij verschijnt met de wolken van de hemel, worden de verheerlijkte gelovigen de Heer tegemoet gevoerd in de lucht. Dat ‘tegemoet’ wijst er sterk op dat het zal gaan zoals dat vroeger gebeurde als een nieuwe koning in een stad zijn ‘blijde incomste’ hield: de oudsten van de stad gingen hem tegemoet en haalden de vorst dan triomfantelijk binnen in hun stad. Het ‘tegemoet gaan’ en het ‘inhalen’ vormden als het ware één vloeiende beweging.
Commentaar: Of de meeste christenen de ‘posttrib’ opvatting huldigen, is nog maar de vraag. Ouweneel onderbouwt dit op geen enkele manier. Een statistisch onderzoek in de VS liet een andere uitkomst zien.
Met het volledig voorbijgaan aan de betekenis van ‘harpazo’ of ‘rapturo’, wat letterlijk ‘weggerukt worden’ betekent, focust Ouweneel uitsluitend op het woord ‘tegemoet’. Dat kán inderdaad betekenen dat degene die tegemoet wordt gekomen, vervolgens mee terug genomen wordt door degenen die ‘tegemoet’ gaan. Zo bijvoorbeeld bij Paulus, die door de Romeinen wordt opgehaald. Echter, het woord kan ook betekenen dat degenen die tegemoet gaan, verder worden meegenomen door degene die tegemoet gegaan wordt. Zo bijvoorbeeld bij de vijf wijze maagden, die de bruidegom tegemoet gingen en met Hem meegaan naar de bruiloft. Het ‘tegemoet gaan’ wijst dus helemaal niet sterk in de ene of de andere richting. De uitdrukking ‘Harpazo’ of ‘Rapturo’ wijst daarentegen wel heel sterk in één enkele richting en dat is naar boven, naar de hemel om daar de zeven jaar durende grote verdrukking met de Heer door te maken in de bescherming van het Vaderhuis met de vele woningen.
Dat Ouweneel zich geen rekenschap geeft van de situatie bij de komst van Christus, blijkt wel uit de klakkeloze overname van het beeld van de koning die een ‘blijde incomste’ houdt in zijn stad, waar hij een triomfantelijk onthaal krijgt van de stadsvorsten. Het beeld wordt ook gebruikt door N.T. Wright in een video over de opname die een schoolvoorbeeld is van het laten buikspreken van een Bijbeltekst. Dat er geen sprake is van een triomfantelijk onthaal van de stadsvorsten, blijkt wel uit Openbaring 19, waar we zien dat ‘de koningen van de aarde verzameld zijn om oorlog te voeren tegen Hem die op het paard zat’. Er is daar geen sprake van een ‘vloeiende overgang’.
Ouweneel: ‘Pretrib’ is vandaag weer bijzonder actueel, doordat leidende christen-complottisten deze leer zo vurig verdedigen, vooral in verband met corona. Maar als je vraagt wat de bijbelse bewijzen voor deze leer zijn, komt er niet veel zinnigs uit. Eigenlijk zijn er maar twee bijbelse argumenten: 2 Thess. 2:7 (de ‘weerhouder’ weggenomen) en Openb. 3:10 (‘Ik zal jullie bewaren voor de ure der verzoeking’) – maar uit die verzen blijkt helemaal niet dat het hier om ‘pretrib’ gaat.
Commentaar: Hier wordt ineens het begrip ‘christen-complottisten’ geïntroduceerd, dat vervolgens wordt gebruikt voor gelovigen, die de leer van een opname vóór de grote verdrukking ineens zo vurig zouden verdedigen. Kenmerkend voor een gebrek aan argumenten is dat er etiketten geplakt worden op standpunten die men wil verketteren. Hét standaardetiket dat tegenwoordig te kust en te keur voor van alles en nog wat wordt gebruikt, is de volledig opgerekte en dus nietszeggende term ‘conspiracy theories’, later vervoegd naar de mensen die zo zouden denken ‘conspiracy theorists’, door Ouweneel hier vertaald met ‘complottisten’ maar meestal ‘complotdenkers’ genoemd. De term 'complottheorie' of 'complotdenker' wordt met alles in verband gebracht, wat niet overeenstemt met het officiële standpunt van de overheid en de mainstream media - of hier: ‘de meerderheid van orthodox Nederland’. Zelfs standpunten als ‘een platte aarde’, ‘een fictieve 300 jaar Middeleeuwen’, ‘een 6000 jaar oude aarde’ en ‘de leer van de pretrib opname’ krijgen dat etiket opgeplakt. Het woord, dat aanvankelijk de betekenis had van 'een samenzwering tegen de zittende macht', is een ordinair scheldwoord geworden. Er zou een verbod moeten komen op het ongelimiteerde gebruik ervan. Het vertroebelt de eigenlijke argumenten.
Wat het standpunt van een opname vóór de grote verdrukking te maken heeft met complot-denken legt Ouweneel niet uit. Dat wordt vrijwel nooit gedaan. Het etiket zegt genoeg: ‘complotdenkers’, dus niet waard om nog een woord aan te besteden of nader te onderzoeken. Maar stel je voor dat er een echt complot zou bestaan (is natúúrlijk niet zo, maar stel je nu eens in de uiterst hypothetische situatie dat het zich zou voordoen), dan zou de samenleving daar met deze instelling nooit of te nimmer achter komen. En dat is dan natuurlijk ook de bedoeling van de plotters. Die zijn dan écht geniaal (slecht) om de samenleving zódanig te indoctineren, dat de massa het idee van een grootschalig complot zonder enig nadenken, als in een reflex, voortdurend van zich stoot. En daar doet dan de hele samenleving ongewild aan mee, door zo uiterst schuw en angstvallig te reageren op de term ‘complot’.
Christenen zouden beter moeten weten en op hun hoede moeten zijn. Want de Bijbel zelf spreekt over een wereldwijd complot ‘tegen de Here en zijn Gezalfde’, een complot dat door God Zelf uiteindelijk tot puin zal worden vergruizeld, een complot van ‘koningen en machtigen der aarde’. Of zullen we Psalm 2 maar uit de Bijbel schrappen omdat die geschreven is door een ‘complottist’?
Verder wordt gesteld dat de leer van de pretrib opname de laatste tijd zo vurig wordt verdedigd. Het is natuurlijk nog maar de vraag wat er eerder was: de vurige verdediging door christenen van een door en door Bijbels standpunt, waartoe de Bijbel ons oproept (strijd de goede strijd, slecht bolwerken, snijd het woord der waarheid recht), of de aanval op dat door en door Bijbelse standpunt door allerlei ‘wind van leer’, die de kerk al vrij snel na haar ontstaan is binnengedrongen. Nu de juiste Bijbelse leer eindelijk na meer dan duizend jaar eindelijk terug is van weggeweest, ligt zij opnieuw onder vuur.
Ouweneel: Het belangrijkste argument vóór pretrib is de negentiende-eeuwse idee dat God ‘de draad met Israël’ pas weer kan ‘oppakken’ als de Gemeente van de aarde is weggenomen. Dat is onjuist gebleken: vele eindtijdelijke zaken betreffende Israël werden door de oudere schrijvers ná de ‘opname van de Gemeente’ geplaatst, maar zijn intussen allang in vervulling gegaan. Dat alleen al is een bewijs dat er met pretrib iets fout is. Een voorbeeld: de vorming van het ‘joodse overblijfsel’ in Israël is allang in gang gezet (de zg. ‘Messiasbelijdende Joden’, vooral na 1980). Sommige leiders onder hen hebben betoogd dat zij niet konden geloven dat zij vóór de Grote Verdrukking opgenomen zouden worden, en dat zij daarmee hun nog niet gelovige Israëlitische volksgenoten in de steek zouden moeten laten. Deze uitspraak was een van de eerste dingen waardoor ikzelf aan pretrib begon te twijfelen.
Commentaar: Het belangrijkste argument vóór de pretrib-opvatting is NIET de draad van God met Israël maar is het geheel van alle profetische Bijbelgegevens dat laat zien dat de Heer Jezus zijn bruid komt ophalen voordat het uur aanbreekt ‘van de verzoeking, dat over de hele aarde komen zal, om hen die op de aarde wonen te verzoeken’. Daarvan is het onderscheid tussen Israël en de gemeente er één. En dat is het nog steeds. Het maakt daarbij niet uit wat er allemaal gebeurt in het land Israël. De staat Israël, die met het kapitaal en de politieke invloed van machtige families is gesticht en opgebouwd (maar dat is natuurlijk ook weer een ‘complot’ – tegen wie maakt niet uit, de MSM zwijgen erover, dus: ja, dan moet het wel een complot zijn); die staat Israël is op geen enkele wijze een vervulling van Gods beloften aan Israël. Integendeel. De natie Israël is volledig in eigen kracht opgebouwd. Ik heb nog geen enkele regeringsleider van Israël horen zeggen ‘gezegend Hij die komt in de naam van de Heer’. Derhalve is Israël nog steeds ‘Lo Ammi’, niet mijn volk en nog steeds wordt hun huis hen woest gelaten. Natuurlijk, de staat Israël is het decor, dat is opgezet voor de TOEKOMSTIGE vervulling van de eindtijd profetieën, net zoals al het andere op het wereldtoneel. Maar er vindt momenteel géén enkele vervulling plaats.
En wanneer die toekomstige profetieën in vervulling gaan, zal dat allereerst een diep donkere en naargeestige periode voor Israël en de wereld betekenen. De tempel zal in de laatste jaarweek van Daniël worden herbouwd maar dat is niet om de Heer Jezus te gaan erkennen. Nee, het is de antichrist die daar zal zitten en claimen dat hij God is. Deze gruwel is gebaseerd op een verbond tussen Israël en Rome en zal, zoals Daniël leert, opnieuw verwoesting brengen, direct na het einde van de grote verdrukking – tot aan de komst van Christus met de wolken van de hemel mét zijn bruid aan zijn zijde, zoals Openbaring 19 leert. De laatste fase van Jeruzalem vóór de terugkeer van de Heer Jezus zal een gruwelijke tijd voor deze stad blijken te zijn. Het zal een vuurhaard worden, waarbij tweederde van het volk wordt uitgeroeid. Wat wel overblijft, zal uiteindelijk Jezus als Messias en als hun God erkennen, zoals Thomas eenmaal (hé, hé - ook zeven dagen na de ontmoeting van de andere discipelen met Jezus - zou dat misschien een symbolische betekenis hebben??? - Thomas, zie mijn zijde - zij zullen zien op Hem die zij doorstoken hebben - Thomas, wees niet ongelovig maar gelovig - Israëls rouwklacht na 2000 jaar ongeloof - Thomas, omdat je gezien hebt, heb je geloofd? - De Joden begeren tekenen). Na de verdrukking en de verwoesting is Israël leeg. Vanwege de massaslachting is het land ontdaan van massa’s van haar inwoners. En dán pas zullen de profetieën in vervulling gaan, waarbij God zijn volk ‘naar zich toe zal fluiten’, zoals Zacharia zo mooi weergeeft – nadat het door de HERE is verlost.
Maar waarom, o, waarom komt er maar geen schot in de zaak met Israël? Waarom duurt het nu al drieënzeventig jaar en is er, op wat mooie plannen na, nog steeds geen enkel echt begin met ook maar één enkele profetie? Geen tempel, geen antichrist, geen twee getuigen, geen honderdvieren-veertigduizend, niets. Is het niet omdat er een heel belangrijk Iemand in de weg staat: de Heilige Geest, die woonachtig is in de gemeente?
Uiteraard is er ook in deze tijd een ‘gelovig overblijfsel’ uit Israël. Echter de geschriften van Paulus leren dat dit onderdeel is van Gods gemeente, waarin ‘Jood noch Griek’ is – zonder onderscheid – hoe ze zich ook kleden of uitdrukken over de Messias. Met of zonder tallit of tefillin. Pas na de opname van de gemeente gaat er weer een onderscheid ontstaan (144.000 uit twaalf stammen van Israël – grote schare uit alle volken). Dat kán pas als de gemeente (waar dit onderscheid was opgeheven) in de hemel is opgenomen. Ergo, de gemeente is tijdens de laatste jaarweek in haar bruidsvertrek bij de Heer in heerlijkheid.
Ouweneel: Maar wat wel blijft staan – en daar heeft Jeroen volkomen gelijk in – is dat pretribbers hun leer niet kunnen bewijzen (zoals ikzelf moeizaam heb moeten ontdekken), maar zich er vaak wel belachelijk mee hebben gemaakt. Dat gebeurde vooral als zij hun leer verbonden met eindeloze berekeningen, die tot dusver nog nooit zijn uitgekomen. En nu pretrib ook nog gekoppeld wordt aan de corona-pandemie en bijbehorende ‘samenzweringen’, wordt de zaak alleen maar erger. Ik vind dat trouwens wel een interessante vraag: waarom leggen complottisten als Jaap Dieleman zo’n sterk verband tussen pretrib en corona? Is dat ‘omdat de Heer ons spoedig komt halen’, zodat het bijvoorbeeld helemaal niet nodig is je te laten vaccineren? Als ik zo zou moeten leven – ‘de Heer kan elk moment komen, dus waarvoor doe ik het allemaal?’ – zou ik mijn leven lang nooit elk keer weer aan een nieuw groot studieproject zijn begonnen. En kom nu niet met dat zo graag aangevoerde appelboompje van Luther aanzetten, want dat is een later verzinsel; het is nergens in Luthers geschriften te vinden…
Commentaar: Gesteld wordt hier dat pretribbers hun leer niet kunnen bewijzen. De vraag is niet of pretribbers dat al of niet kunnen. De vraag is of mid- of posttribbers naar de beschikbare argumenten willen luisteren. De totaliteit van het profetisch woord in de Bijbel laat, mits men het serieus neemt, geen andere mogelijkheid dan dat de gemeente van de aarde is weggenomen, voordat de laatste jaarweek van Daniël kan starten. Zie daarvoor deze pagina. En zelfs als dat nog niet voldoende bewijs zou zijn, welk bewijs heeft het mid- of post-trib standpunt dan voortgebracht? Het antwoord is: vrijwel niets. Alleen onnauwkeurige lezing van teksten, die volledig los van de context worden geïnterpreteerd.
Dat pretribbers berekeningen maken over het moment van de Opname heeft niets te maken met de Bijbelse wortels van hun standpunten. Met de argumentatie van het pretrib standpunt vanuit de Bijbel maken pretribbers zich absoluut niet belachelijk. Zij maken zich tenminste niet, zoals de heren Witherington en Wright in hun korte video’s over de opname, schuldig aan het toedekken van Bijbelteksten, in plaats van uit te leggen wat er staat.
Het gaat er niet om een bepaalde leer ‘te bewijzen’. Het gaat erom te luisteren naar wat de Bijbel zegt en geen enkele Schrift een eigenmachtige uitleg te geven maar uit het geheel van de Schriften af te leiden wat God ons wil leren over zijn plannen ten aanzien van zijn gemeente, Israël, de volken en de wereld. Aannemende dat God Zichzelf niet tegenspreekt, kan men slechts concluderen, op basis van het geheel van alle schriften, dat de Heer eerst terugkomt voor zijn gemeente, haar verplaatst naar het vaderhuis, zoals een Joodse bruidegom zijn bruid, en daarna zijn plannen met Israël verder uitwerkt in wat Jeremia ‘de tijd van Jacobs benauwdheid’ en Daniël ‘een tijd van grote benauwdheid – waarin Michaël, de grote vorst, de zonen van ‘Daniëls volk’ terzijde staat.’ Het moge duidelijk zijn dat deze periode in de geschiedenis niet bedoeld is voor de gemeente maar voor het volk Israël.
Tot slot probeert Ouweneel de pretrib-opname van de gemeente, zoals die wordt geleerd door ‘complottisten’ als Jaap Dieleman, ongeloofwaardig te maken doordat die zou zijn verbonden aan de ‘corona pandemie’. Maar net zomin als de huidige staat Israël de leer van de opname ook maar enigszins in diskrediet zou brengen, kan een 'coronapandemie' dat. Het enige in de actualiteit dat de leer van een pre-trib opname zou ontkrachten, is een wereldwijd optreden van een keizer van een hersteld Romeins rijk, terwijl de gemeente nog op aarde is. Wat men wel kan afleiden uit het bestaan van Israël en uit de corona-situatie in de wereld, is dat de opname zeer maar dan ook zeer nabij is. Maar de profetieën met betrekking tot een uitrol van een coronabeleid naar 'het teken van het beest' kunnen, met een gemeente die nog op aarde is, net zomin hun vervulling krijgen als de profetieën ten aanzien van Israël. Pas wanneer de opname van de gemeente daar is, dán pas zal in zeven jaar tijd wereldwijd duidelijk worden hoe zowel Israël als corona een rol hebben gespeeld in Gods eindtijdscenario. De aanwezigheid van Gods Geest in de gemeente op aarde houdt de totale ontplooiing van het kwaad, zowel in Israël als met corona tegen.
Corona: Tot zover de opname. Dan nog wat over corona. De verwachting dat de komst van de Heer voor zijn gemeente (en dus ook voor de wereld - het gat is slechts zeven jaar!) nabij is, heeft niets te maken met een griepvirus maar wel met de maatregelen en de totalitaire dwang die daaruit zijn voortgekomen. Het zogenaamde coronavirus is onschadelijk gebleken. Officieel is de IFR (Infection Fatality Rate – kans op overlijden na besmetting) slechts 0,23%, niet hoger dan bij de gewone griep. Het zogenaamde coronavirus is nog nooit geïsoleerd en moet worden gediagnostiseerd met een test die gebaseerd is op niets anders dan een computermodel, een test waarvan de ontwerper heeft gezegd dat die ongeschikt is voor diagnose, een test die op basis van een tiental fouten door andere moleculair biologen naar de prullenbak is verwezen, een test die dus nauwelijks betrouwbaar is in geval van 25 cycli maar die wordt toegepast tot aan 40 cycli, zodat vrijwel uitsluitend sprake is van valse positieven. Het is dus volkomen terecht te spreken van een plandemie. Het is volkomen onterecht en ronduit leugenachtig dit als pandemie te blijven bestempelen. Het is een plandemie van valse positieven, die is gehypet door gekochte en betaalde ‘wetenschappers’, politici en media. Deze Britse begrafenisondernemer kan erover mee praten. Net als in alle andere jaren met een griepgolf had, op wat ouderen met onderliggende ziekten na, niemand maar dan ook helemaal niemand aan corona hoeven overlijden. Echter, als alle effectieve middelen keihard worden verboden (HCQ+zink en Ivermectin) en vanwege voorgeschreven protocollen allerlei inadequate en schadelijke technieken worden toegepast op patiënten, die vanwege het ingestelde verbod in het ziekenhuis belanden, dan zijn er helaas onnodige doden te betreuren, niet vanwege corona maar vanwege incapabele zorg en een misdadig zorgbeleid.
De in scene gezette plandemie was de basis onder de draconische, maatschappij vernietigende maatregelen, waarbij 'goed' en 'kwaad' worden omgedraaid. Wantrouwen tegenover de naaste (1,5 meter, mondkapjes, geen bezoeken aan ouderen) wordt als 'goed' bestempeld en vertrouwen op de Schepper, die ons een prachtig werkende immuunsysteem heeft gegeven, is 'kwaad'. Een dergelijke 'apartleving', die uit dit denken voorkomt, is funest voor elke economie. Dat komt de Wereldwijde organisaties als de VN en vooral de daaronder hangende WEF (World Economic Forum) bijzonder goed uit bij hun decennia-oude plannen om een totale wereldcontrole op de productie en de handel in alle bestaansmiddelen uit te rollen. Bij zo’n technocratische totale controle kun je natuurlijk geen trias politica en een eigenwijs Midden- en Kleinbedrijf gebruiken en ook het particulier bezit is dan erg onhandig. Dus mooi dat deze plandemie een excuus geeft om dat allemaal voor eens en voor altijd te vernietigen. Dat geeft de centrale beleidsmakers ‘the small window of opportunity’ (het kleine raam van de mogelijkheid) om vervolgens via hun programma van ‘Build Back Better’ (ja, ook in Nederland) een maatschappij op te bouwen die beantwoordt aan de uitgangspunten van de 0,01% wereldelite, ook wel genoemd; 'the great reset' of 'the fourth Industrial revolution'. Het Nederlandse parlement is al dermate partij in dit plan, dat ze geen zin heeft om daarover een debat aan te gaan. Onderdeel van de plannen is een aanzienlijke reductie van de wereldbevolking en/of een koppeling van wat blijft leven aan een centraal geleid wereldwijd computersysteem. Om dat te bereiken wordt – opnieuw onder het mom van een ‘pandemie’, die voor deze beleidsmakers als een soort geschenk uit de hemel kwam – het zeer schadelijke biowapen als experimenteel ''vaccin aan de totale wereldbevolking opgedrongen. Intussen zijn volgens officiële statistieken al tienduizenden aan de experimentele spuit overleden. En zeer waarschijnlijk wordt er zwaar ondergerapporteerd. Maar dit is natuurlijk geen complot. Immers, tegen wie zou dit een complot moeten zijn? Het zijn toch de hoogste bazen zelf die het allemaal doen? Een complot is altijd van ondergeschikten tegen de zittend leider? De Paus wordt vermoord door een non. De koning wordt vermoord door de legeroverste. De president wordt vermoord door de geheime diensten. Maar dat is het hem nu juist. Dit is geen complot tegen een aardse koning. Dit is een complot van de elite van de wereld tegen de Allerhoogste, de Schepper van henel en aarde, zoals Psalm 2 aangeeft.
Ouweneel schreef ooit een boek, ‘Operatie Supermens’, waarin hij nota bene zelf waarschuwde voor technieken als die, welke nu wereldwijd worden uitgerold om met gen-manipulatie en nanotechnologie een ‘supermens’ te maken, uitmondend in het merkteken van het beest en de daarmee gepaard gaande grote verdrukking. Het plaatje op de voorkant van de eerste druk van dit boek, met de spuit in het hoofd, is zeer veelzeggend en komt verdacht dichtbij alles wat nu aan de hand is. Dus is het dan vreemd dat er gelovigen zijn die verwachten dat de Heer hen binnenkort komt halen omdat het systeem van het beest wereldwijd in voorbereiding is?
Oké het is nog niet het teken van het beest want het beest is er nog niet. Dat kán er ook nog niet zijn want de Hij die hem nu tegenhoudt, de Heilige Geest in de gemeente, is nog op aarde. Maar dat kan een kwestie zijn van jaren of misschien maanden of weken, en dan is het beest er mogelijk wel. Moeten wij elkaar daarop niet scherp houden? En moeten wij elkaar niet bemoedigen omhoog te kijken en te roepen ‘Amen, kom Heer Jezus’? Temeer daar wij de dag zien naderen? Heeft de Heer ons niet opgeroepen waakzaam te zijn op wat er in de wereld gebeurt? Lopen wij anders niet het gevaar de ‘tekenen der tijden’ te missen, net als de Joden deden bij zijn eerste komst – met name de Joden, die precies wisten wat er allemaal in hun Tenach over Hem geschreven stond?
- 1 november 2021 -
(a) Is er een Opname van de gemeente – Jazeker
In dit gedeelte geven we telkens eerst een citaat weer van Roelaf Ham. Vervolgens geven we commentaar.
Roelof Ham schreef twee artikelen over de ‘opname van de gemeente’, één met argumenten vóór en één met argumenten tégen. In een eerste artikel geeft Roelof Ham de argumenten die pleiten vóór een opname van de gemeente. Echter, hij noemt in dat artikel ook reeds enkele zaken, die bij een onbevangen lezer direct al bedenkingen tégen de opname van de gemeente kunnen oproepen. Geeft hij daarbij zijn eigen standpunt aan? We geven enkele citaten uit zijn artikel hier weer en gaan er dan weer met commentaar op in.
Ham: De wortels voor de opvatting dat er een opname van de gemeente zal zijn, liggen in de vroeg 19e, eind 18e eeuw. Eén naam moet daarbij zeker genoemd worden: de naam van John Nelson Darby….Darby was niet de bedenker van deze leer. Voor hem leefde deze gedachten al bij enkele 18e eeuwse puriteinse predikers (in welke traditie ook Darby zelf kan worden geplaatst) en zij zouden het weer hebben van katholieke (Jezuïetische) priesters eerder in die eeuw.
Commentaar: Dit allereerste begin klopt niet. De wortels voor de opvatting dat er een opname van de gemeente zal zijn, liggen in de eerste eeuw, namelijk bij het evangelie naar Johannes en daarna volgen de brieven van Paulus en vervolgens de Openbaring van Johannes, die eveneens een opname veronderstelt. Te beweren dat de wortels niet verder terug reiken dan de 18e eeuw is ronduit misleidend. Laat niemand u misleiden, zei de Heer Jezus. Ook geen dominees. Ook geen dominees met een geweldige staat van dienst. De opname van de gemeente is ook te vinden in geschriften van kerkvaders tot aan circa het jaar 300. Pas met de verheffing van het christendom tot staatsgodsdienst van het Romeinse rijk, verdween het zicht op de opname naar de achtergrond en vervolgens volledig uit beeld. De duistere Middeleeuwen naderden, waarin de Kerk gemene zaken ging maken met de wereld en dacht dat de tijd om te heersen gekomen was. Daarbij paste geen ‘opname’, waarbij de Heer zijn gemeente zou redden uit een totaal verdorven wereld. Ook de reformatie en het protestantisme hebben de leer van de opname niet onder het stof vandaan weten te halen. Is dat de reden waarom Jezus achtereenvolgens tegen Pergamus en Sardis zulke heftige dingen zegt? Tegen Pergamus zei Hij: ‘Ik weet waar u woont, waar de troon van satan is’. Tegen Sardis zei Hij: ‘u hebt de naam dat u leeft maar u bent dood.’ Het verwachtingsvolle uitzien naar Jezus wordt door Hem zeer belangrijk gevonden – zo belangrijk dat hij een belangrijke beloning verbindt. Elke valse leer die dit aan zijn gemeente ontneemt, is bijzonder kwalijk.
Ham: Aan het begin van deze twee artikelen over de opname van de Gemeente van Jezus is het van belang dit te beseffen. Het idee van een opname, als onderdeel van een bredere leer rond de eindtijd en de terugkomst van Christus, is een relatief moderne vinding. Voor de 18e eeuw vinden we het niet in de brede kring van de christelijke Gemeente. Wat de implicaties daarvan zijn voor de beoordeling van deze leer en opvatting, laat ik bij eenieder voor zichzelf. Voor nu is het belangrijk te beseffen dat deze leer recent is en dat er daarnaast ook andere opvattingen leven hieromtrent, want die zijn er wel degelijk (hoewel die niet onderwerp van dit artikel zijn).
Commentaar: Alsof verwijzing naar de achttiende eeuw als diepste wortels voor de leer van de opname nog niet ernstig genoeg is, hamert Ham deze verkeerde zienswijze nog een extra in het bewustzijn van de argeloze lezer, door te herhalen dat we te maken zouden hebben met een ‘relatief moderne vinding’. Wat de implicaties van een dergelijke inleiding op een betoog ‘ten gunste’ van de leer van een opname van de gemeente, laat ik bij eenieder voor zichzelf.
Ham: Wellicht ten overvloede voor de meeste lezers, maar het concept en begrip opname zelf komt niet voor in de Bijbel. Als je er een concordantie op naslaat en zoekt naar de term ‘opname van de Gemeente’ zul je dat begrip nergens vinden. Toch zeggen voorstanders van de opname dat er wel degelijk over deze opname wordt gesproken, ook als het niet expliciet wordt genoemd. Zij verwijzen dan vaak naar een begrip als de Drie-eenheid, wat als term ook niet voorkomt in de Bijbel, maar waar desalniettemin wel over te lezen valt door de hele Bijbel heen.
Commentaar: Dit is een totale misser, die een theoloog met enige kennis van het Grieks niet zou mogen maken. Je kunt het woord opname niet op één lijn stellen met drie-eenheid. Want dat laatste vind je inderdaad niet terug in de Bijbel maar het woord opname wel degelijk. Het is het Griekse woord ‘Harpazo’, in Latijn vertaald met ‘Rapturo’, in het Engels met ‘Rapture’ en in het Nederlands met ‘Opgenomen’: ‘Wij zullen samen met hen in wolken ‘worden opgenomen’, de Heer tegemoet in de lucht.’ Een alinea verder geeft Ham dit overigens zelf ook toe. Hij spreekt zichzelf daarmee tegen.
Ham: Vervolgens noemt Ham vijf argumenten vóór een opname van de gemeente alvorens de laatste jaarweek van Daniël (de periode van wereldwijde verdrukking) begint.
1 Thessalonisenzen 4:13-18, waar duidelijk staat ‘Harpazo’, eigenlijk ‘weggerukt worden’ in de wolken, de Heer tegemoet in de lucht – en zo zullen we altijd met de Heer zijn.
De scherpe overgang van Openbaring 3 naar Openbaring 4. Tot en met Openbaring 3 wordt ‘de gemeente’ doorlopend genoemd. Vanaf Openbaring 4 wordt ‘de gemeente' niet meer genoemd tot helemaal aan het eind: Openbaring 22:16 'Ik, Jezus, heb Mijn engel gezonden om bij u in de gemeenten van deze dingen te getuigen.’ Dit grijpt in wezen weer terug op Hoofdstuk 1. De gemeente maakt geen deel uit van de periode van verdrukking op aarde.
2 Thessalonisenzen 2:6 en 7 waar gesproken wordt over ‘dat’ en ‘hij’ die de openbaring van de antichrist weerhoudt, ‘die overeenkomstig de werking van satan is’. Mensen kunnen de werking van satan niet tegenhouden. Dat kan God alleen. Zolang God de Heilige Geest nog in de gemeente op aarde woont, kan het kwaad zich nog niet in volle omvang ontplooien en is het gedwongen zijn werk achter de schermen te doen.
Het argument van Noach en Lot, die door Jezus worden genoemd in verband met zijn komst, als voorbeeld van hoe het hen zal vergaan die dan leven: ‘de een zal aangenomen (paralambano - meestal positief) en de ander achtergelaten worden.’ Dit argument wordt inderdaad vaak toegepast op de opname van de gemeente. Echter, een juiste uitleg in de context van het gedeelte moet toch veeleer het aangenomen en achtergelaten worden bij de komst van de Heer Jezus in grote kracht en heerlijkheid: zijn openlijke verschijning op aarde. Het zijn de engelen die dan de uitverkorenen (uit Israël) zullen bijeen verzamelen, niet ‘de Heer Zelf’, zoals in geval van de gemeente.
Er zijn vele Bijbelgedeelten die laten zien dat Jezus met de zijnen zal terugkeren naar de aarde. In dat geval moeten die ‘zijnen’ in een eerder stadium reeds door Hem van de aarde zijn opgehaald. De Bijbelgedeelten: Zacharia 14:5 Dan zal de HEERE, mijn God, komen: al de heiligen met U! en Kolossenzen 3:4 Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid en 1 Thessalonicenzen 3:13 opdat Hij uw harten zou versterken om onberispelijk te zijn in heiliging voor het aangezicht van onze God en Vader, bij de komst van onze Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen.
WORDT VERVOLGD
- 8 november 2021 -
(B) IS ER EEN OPNAME VAN DE GEMEENTE – ZEKER NIET
Ham: ‘Het woord opname komt niet eens in de Bijbelse grondtalen voor.’
Commentaar: Dit klopt niet. Daarom moet Ham er alles aan doen om ons te laten geloven dat het woord niet in de grondtekst zou staan. Zo komt hij met een omstandig verhaal dat het woord ‘Drie-eenheid’ ook niet in de grondtekst staat. Gelukkig stelt hij zich, ondanks dat, nog wel op het standpunt van de juistheid van de drie-eenheid, ook al komt het woord niet voor. De hele Bijbel er namelijk van doordrongen. En zo is het.
Maar hij had dit verhaal helemaal niet hoeven ophangen want het woord ‘opname’ staat namelijk wél in de Bijbel en daarnaast is de hele Bijbel ook daarvan doordrongen, tenzij je het niet wilt zien, net als Jehovah’s getuigen niet willen zien dat Jezus God geopenbaard in het vlees is.
Ham: ‘Er zijn genoeg teksten aan te geven over de Dag van de Heer en de laatste dingen bijvoorbeeld, waar in geen enkel opzicht enige melding wordt gemaakt van een opname van gelovigen voordat Jezus terugkomt. In het OT bijvoorbeeld is er vrijwel altijd alleen sprake van de dag van de Heer. Deze dag is één moment; één dag waarop alles plaatsvindt wat gebeuren moet als Jezus terugkomt en God verschijnt. Geen verborgen opname en geen plotselinge wegvoering van gelovigen.’
Commentaar: Dit is onjuist. De dag van de Heer is niet één enkele dag van 24 uur. Dat blijkt uit talloze Bijbelteksten.
Uit de context van alles wat in de Bijbel over de dag van de Heer geschreven staat, blijkt dat het niet gaan om een dag van 24 uur. Neem bijvoorbeeld ‘de dag des HEEREN’ in Joël 1:
'Is niet voor onze ogen
het voedsel weggenomen,
uit het huis van onze God
blijdschap en vreugde?
De zaadkorrels zijn verschrompeld
onder hun aardkluiten,
de voorraadschuren verwoest,
de graanschuren afgebroken,
want het koren is verdord.
Hoe kreunt het vee!
De kudden rundvee zijn in verwarring,
want ze hebben geen weide.
Zelfs kudden kleinvee moeten boeten.'
De invloed van de ‘dag van de Heer’ op de oogst en de staat van het vee, is geen kwestie van 24 uur. Het is een periode van Gods oordelen over de aarde, die begint met de enorme aardbeving van Openbaring 6. ‘De dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?’, roept de volledige mensheid. Die dag van Gods toorn loopt door naar de zichtbare terugkeer van Jezus Christus met een oordeel over de elite, de legers en de volkeren van de wereld en naar het definitieve eindoordeel van God over alle ongelovigen, waarbij hemel en aarde 'wegvluchten'. Dat in het kader van de dag van de Heer geen melding wordt gemaakt van de Opname van de gemeente, komt omdat deze dag van oordeel en gericht niet bestemd is voor de gemeente.
Ham: ‘In 2 Petrus 3 bijvoorbeeld lezen we over de dag van de Heer: ‘de dag van de Heer zal komen als een dief. De hemelsferen zullen die dag met luid gedreun vergaan, de elementen gaan in vlammen op, de aarde wordt blootgelegd en alles wat daarop gedaan is komt aan het licht. Als dit allemaal op die manier te gronde gaat, hoe heilig en vroom moet u dan niet leven, u die uitziet naar de dag van God en het aanbreken ervan bespoedigt. Die dag gaan de hemelsferen in vlammen op, en de elementen vatten vlam en smelten weg. Maar wij vertrouwen op Gods belofte en zien uit naar een nieuwe hemel en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont (NBV).’ Dit is maar een voorbeeld, maar het toont duidelijk aan wat zij die niet geloven in het idee van een opname bedoelen. Er wordt hier namelijk met geen woord gesproken over een opname, dat terwijl er wel gesproken wordt over de hoop van de gelovigen in de dingen gaan komen. Die hoop is de nieuwe hemel en de nieuwe aarde, niet een wegvoering voordat de dag van God daar is. Er wordt niet gesproken over een behoud uit oordeel en rampspoed, maar over de nieuwe hemel en de nieuwe aarde die door alles heen komende is. Dat is de hoop voor gelovigen en meer niet.’
Commentaar: Belangrijk is altijd om teksten in hun verband te lezen. Daarvoor moeten ook de verzen worden gelezen die aan het hierboven geciteerde gedeelte van 2 Petrus 3 voorafgaan; ‘Maar de hemelen die er nu zijn, en de aarde, zijn door hetzelfde Woord als een schat weggelegd en worden voor het vuur bewaard tot de dag van het oordeel en van het verderf van de goddeloze mensen. Maar laat vooral dit u niet ontgaan, geliefden, dat één dag bij de Heere is als duizend jaar en duizend jaar als één dag. De Heere vertraagt de belofte niet (zoals sommigen dat als traagheid beschouwen), maar Hij heeft geduld met ons en wil niet dat enigen verloren gaan, maar dat allen tot bekering komen.’
Ook deze tekst over ‘de dag van de Heer’ gaat weer over Gods oordeel. De oude wereld is verwoest door water. De huidige wereld zal worden verwoest door vuur. Het gaat om ‘een dag van oordeel over goddeloze mensen’. Petrus geeft ook duidelijk aan dat het woord ‘dag’ niet als dag van 24 uur moet worden opgevat: ‘één dag is bij de Heere als duizend jaar en duizend jaar als één dag’. Dat houdt uiteraard verband met wat volgt: dat hij lankmoedig is over de goddelozen. Maar dat houdt net zo goed verband met ‘de dag van de Heer’.
Dat hier niet over de opname wordt gesproken, betekent niet dat er dus geen opname is. (zie hieronder voor het argument van het 'stilzwijgen'). Het gaat hier om het oordeel over goddelozen en over een verdorven wereld. Dat geldt niet voor de gemeente van God. Net als Petrus schrijft Paulus ook over de dag van de Heer die komt ‘als een dief in de nacht’. Hij begint dat gedeelte met: ‘Maar wat de tijden en de gelegenheden betreft, broeders, is het voor u niet nodig dat men u schrijft.’ De dag van de Heer is dus niet slechts een kwestie van 24 uur maar van ‘tijden en gelegenheden’. Dat blijkt ook uit het boek Openbaring, waar sprake is van een periode die minstens 3,5 jaar zal duren (42 maanden, 1260 dagen) en zeer waarschijnlijk 7 jaar, de laatste jaarweek van Daniël. En iets verderop schrijft Paulus met betrekking tot ‘die dag van de Heer’: Thessalonicenzen 5:9 Want God heeft ons niet bestemd tot toorn, maar tot het verkrijgen van de zaligheid, door onze Heere Jezus Christus.’ De gemeente zal die periode van toorn en oordeel over de goddelozen niet meemaken. Hoe dat mogelijk is? Door de opname van de gemeente, waarover Paulus in het voorgaande hoofdstuk sprak, het bekende gedeelte over de opname. En Petrus verwijst daar ook naar: ‘2 Petrus 3:15 en beschouw het geduld van onze Heere als zaligheid; zoals ook onze geliefde broeder Paulus, naar de wijsheid die hem gegeven is, u geschreven heeft, zoals ook in alle brieven, wanneer hij deze dingen ter sprake brengt. Daaronder zijn sommige zaken die moeilijk te begrijpen zijn, die de onkundige en onstandvastige mensen verdraaien, tot hun eigen verderf, net als de andere Schriften.’
Ham: ‘Het is dan ook niet toevallig dat in dat in het grootste deel van de kerkgeschiedenis, dit idee nooit eerder en verder verspreid is geweest, want zo zeggen criticasters: het idee van een opname is uiteindelijk geen Bijbelse gedachte.’
Commentaar: Hier wordt de vraag of iets een Bijbelse gedachte is, gekoppeld aan de mate waarin het door de kerkgeschiedenis al dan is verspreid. Echter, gezien de enorme dwalingen waaraan de christenheid zich in de kerkgeschiedenis heeft schuldig gemaakt, is die geschiedenis geen norm waaraan de juistheid van een leer kan worden getoetst. Dan zouden we ook massaal moeten overgaan tot kinderdoop, tot de leer van de transsubstantiatie en wat al niet meer. Tot het jaar 300 was de leer van de opname wel degelijk verbreid onder christenen. Sinds de institutionalisering van de christelijk geloof was er echter geen ruimte meer voor. De kerk had immers een belangrijke politieke plaats gekregen in het wereldbestuur. Zij voelde zicht thuis op aarde en had geen enkele behoefte meer aan een ‘opname’. Zij woonde ‘waar de troon van satan stond’, met alle gevolgen van dien.
Ham: Het probleem is echter dat het woord harpazo niet de precieze betekenis heeft die voorstanders van de opname daaraan geven. Het is waar dat dit werkwoord ook wordt gebruikt in Handelingen 8 en Openbaring 12, waar het in beide gevallen duidt op een inmenging van de Heilige Geest om personen van de ene naar de andere plek te brengen, maar elders wordt dit woord ook in andere contexten gebruikt. Dan heeft een hele andere betekenis en reikwijdte. Zo lezen we bijvoorbeeld in Matteüs 11: 12: ‘sinds de dagen van Johannes de Doper wordt het Koninkrijk van de hemel door geweld bedreigd en proberen sommigen er zelfs met geweld beslag op te leggen (NBV).’ Ook hier vinden wij een vervoeging van het werkwoord harpazo voor wat hier vertaald is als ‘er met geweld beslag op leggen.’ Of zie Matteüs 13: 19, waar staat: ‘Bij ieder die het woord van het Koninkrijk hoort maar het niet begrijpt, komt hij die het kwaad zelf is en rooft wat hun in het hart is gezaaid (NBV).’ Het woord ‘roven’ is daar een vervoeging van harpazo. Maar kijk ook naar Handelingen 23: 10, waar staat: ‘toen de onenigheid nog verder toenam, vreesde de tribuun dat Paulus door de leden van het Sanhedrin verscheurd zou worden. Hij liet een afdeling soldaten komen om hem te ontzetten en hem terug te brengen naar de kazerne (NBV).’ Ook hier is ‘ontzetten’ een vervoeging van het werkwoord harpazo. Dit zijn alle drie voorbeelden van het gebruik van harpazo die niets met een bovennatuurlijke opname van de gemeente van Jezus Christus te maken hebben, noch met de Heilige Geest die iemand van de een naar de andere plek voert.
Concluderen dat harpazo, zoals gebruikt in 1 Tessalonicenzen 4, dus per definitie bewijst dat er een opname van de Gemeente is, is daarom te kort door de bocht. Dit woord is een normaal Grieks werkwoord met meerdere betekenissen en duidt niet per definitie op een bovennatuurlijke wegvoering van gelovigen door de Geest.’
Commentaar: Met een enorme kronkel probeert Ham in dit gedeelte de term ‘Harpazo’, ‘weggerukt worden’ of ‘opgenomen worden’ uit het gedeelte van 1 Thessalonicenzen 4:13-18 weg te verklaren. Hij doet dat door aan te geven dat de term ‘Harpazo’ in een andere context iets anders betekent. Het is volkomen terecht dat naar de context moet worden gekeken om te begrijpen hoe een woord moet worden uitgelegd. Ham gaat uitgebreid in op de betekenis van ‘Harpazo’ in de context van Mattheüs 11:12, van Mattheüs 13:19 en van Handelingen 23:10. Maar hoe moeten we ‘Harpazo’ dan uitleggen in de context van 1 Thessalonicenzen 4:17?: ‘Daarna zullen wij, de levenden die overgebleven zijn, samen met hen opgenomen worden in de wolken, naar een ontmoeting met de Heere in de lucht. En zo zullen wij altijd bij de Heere zijn.’ Dat de drie door hem vermelde teksten niets met een bovennatuurlijke opname van de gemeente van Jezus Christus te maken hebben, wil niet zeggen dat dit ‘dus’ ook het geval is in 1 Thessalonicenzen 4:17. Sterker nog ‘een opname in wolken, de Heer tegemoet in de lucht om vervolgens altijd met Hem te zijn’ kán alleen maar een bovennatuurlijke opname zijn. Er is geen andere manier om dit gedeelte te verklaren. Of wilde Ham het gedeelte liever uit zijn Bijbel schrappen? Dat het woord ‘Harpazo’ in een andere context een andere, minder bovennatuurlijke betekenis heeft, ontneemt, die bovennatuurlijke betekenis niet van het gedeelte waar die bovennatuurlijke betekenis de enig mogelijke uitleg is.
Ham: Ook als tegenstanders erkennen zij dat vanaf hoofdstuk 4 tot en met hoofdstuk 18 van Openbaring er geen melding wordt gemaakt van de Gemeente als entiteit. En dat is inderdaad opvallend, aangezien het NT juist zo nadrukkelijk steeds over de Gemeente, wie zij is, hoe zij moet zijn en waar zij naar onder weg is, spreekt. Echter, zo zeggen zij, dat betekent nog niet dat er dus sprake moet zijn van een opname. Dat wordt in Openbaring namelijk nergens expliciet gezegd. Het is een nogal grote exegetische stap om dan maar te concluderen dat er dus een opname moet zijn. Sterker nog, het is een exegetische stap die zo niet gemaakt mag worden. Uit het ontbreken van de Gemeente in deze hoofdstukken van Openbaring kun je niet gevoegelijk concluderen dat er dus een opname heeft plaatsgevonden. Dat is een drogreden en wel een drogreden die bekend staat als een argumentum ex silentio. Dat wil zeggen dat er een conclusie wordt getrokken op basis van het feit dat iets niet gezegd is. Een alledaags voorbeeld van deze drogreden is: toen ik Peter vroeg naar zijn pincode, zweeg hij. Dat betekent dus dat hij zijn pincode niet weet. Die conclusie is niet geldig en kun je niet trekken. En zo geldt dat ook voor deze: omdat er niet over de Gemeente wordt gesproken, betekent dat niet de Gemeente is opgenomen. Dat staat er niet en dus mag je dat niet zo concluderen. Het argument voor een opname is er een die je daarom niet kunt maken op basis van alleen de tekst alleen van Openbaring en de scheiding tussen hoofdstuk 3 & 4.
Ook dit is dus geen geldig Bijbels argument voor de opname van de Gemeente.
Commentaar: Hier wordt net gedaan alsof het ontbreken van het woord ‘gemeente’ vanaf hoofdstuk 4 van Openbaring de enige reden is waarom het boek Openbaring een opname van de gemeente veronderstelt. Dat zou slechts een ‘argument op basis van stilzwijgen’ zijn en dat zou de exegetische stap dat de gemeente dus in de hemel is opgenomen niet rechtvaardigen. Dat Ham hetzelfde argument van 'stilzwijgen' gebruikt, wanneer er niet over wordt gesproken in 2 Petrus 3 en hij vervolgens concludeert 'dat is alles, meer is het niet', zou dan eveneens een grote exegetische stap zijn die niet gemaakt mag worden. Maar in geval van Openbaring 4 en 5 is er veel meer aan de hand:
(1) Vanaf Openbaring 4 is in de hemel sprake van het volgende.
We zien vanaf Openbaring 4 ‘vierentwintig oudsten’ in de hemel, gezeten op tronen, gekleed in witte kleren en met gouden kronen op het hoofd. Wie zijn dit? Aan de ‘overwinnaars’ van de gemeenten belooft Jezus dat ze ‘gekleed zullen worden in witte kleren’, ‘kronen zullen ontvangen’ en ‘met Hem in zijn troon mogen zitten’.
In Openbaring 5 horen we de vierentwintig oudsten het Lam toezingen: ‘u bent geslacht hebt ons gekocht met uw bloed uit elk geslacht en taal en volk en natie en hebt ons gemaakt tot koningen en priesters en wij zullen over de aarde heersen.’ Zouden dit soms engelen zijn? Waar worden engelen ooit ‘oudsten’ genoemd? Waar wordt ooit van engelen gezegd dat ze ‘op tronen zitten’, dat ze ‘met kronen gekroond zijn’, dat ze ‘gekocht zijn door het bloed van het Lam’? ‘Want waarlijk, niet engelen neemt Hij aan maar Hij neemt het nageslacht van Abraham aan’, zegt Hebreeën 2. Waar wordt ooit van engelen gezegd dat zij ‘koningen en priesters’ zijn en dat zij ‘over de aarde heersen’ – want niet aan engelen heeft Hij onderworpen het toekomstige aardrijk waarover wij spreken maar iemand heeft ergens gezegd: wat is de mens dat U Hem gedenkt…?’, zegt opnieuw Hebreeën 2.
(2) Vanaf Openbaring 4 is op aarde sprake van het volgende:
We lezen in Openbaring 7 van een scherp onderscheid tussen honderdvierenveertigduizend Israëlieten, uit de twaalf stammen van Israël en ‘een grote ontelbare schare uit alle geslachten en talen en natiën en volken’. Dat is een onderscheid dat vreemd is aan de gemeente van God, waarvan uitdrukkelijk wordt gezegd dat het onderscheid tussen Jood en Griek is opgeheven.
Verder lezen we vlak voor Openbaring 12: ‘En de tempel van God in de hemel werd geopend en de ark van Zijn verbond werd zichtbaar in Zijn tempel.’ Direct daarna lezen we in Openbaring 12 van een vrouw, bekleed met de zon, de maan onder haar voeten en gekroond met 12 sterren, die een mannelijk kind baart, waarvan wordt gezegd dat het alle natiën zal hoeden met een ijzeren staf, dat door een draak wordt belaagd en dat wordt weggerukt naar God en zijn troon. Vervolgens wordt de vrouw door de draak vervolgd en wordt zij door God beschermd in de woestijn. De ark, de beschrijving van de vrouw en het mannelijke kind, de belaging door de draak en de bescherming in de woestijn, wijzen allemaal in de richting van Israël. Dat volk staat vanaf hoofdstuk 11 centraal. De gemeente is in geen velden of wegen te bekennen. Dat betekent dat, zoals Jacobus in Handelingen 15 zegt ‘Hierna zal Ik terugkeren en de vervallen hut van David weer opbouwen, en wat daarvan is afgebroken, weer opbouwen en Ik zal hem weer oprichten'. In Openbaring 7 is het ‘Hierna’ ingegaan. Dat is hetzelfde ‘Hierna' als van Openbaring 4:1 'Hierna zag ik, en zie, er was een deur geopend in de hemel. En de eerste stem die ik als van een bazuin met mij had horen spreken, zei: Kom hier, omhoog, en Ik zal u laten zien wat hierna moet geschieden'.
Is dit soms ook een ‘exegetische stap die niet gemaakt mag worden’? Ik ben benieuwd welke ‘exegetische stappen’ Ham zet bij deze gedeelten, als hij namelijk van mening is dat de gemeente gedurende de tijd van Openbaring nog op aarde verblijft. Er is naar mijn mening veel meer aan de hand dan alleen ‘het woord gemeente’ dat vanaf Openbaring 4 niet meer wordt genoemd. De aanname van een Opname van de gemeente vóór Openbaring 4 is absoluut geen drogreden maar is naar mijn mening de enige gezonde exegese van Openbaring. Hier is niet alleen sprake van het argument van de stilte. Het is niet alleen zo dat ‘Peter zweeg’ bij de vraag naar zijn pincode. Peter haalde ook zijn schouders op en Peter hief beide handen vertwijfeld omhoog.
Ham: Zij die niet geloven in een opname van de gemeente, zijn er echter niet van overtuigd dat dit deze weerhouder de Gemeente van Jezus is of zou moeten zijn. Paulus benoemt deze weerhouder hier verder immers niet duidelijk. Hij heeft het er mondeling met de gemeente over gehad, zegt hij in vers 5, en dus weten zij het wel en hoeft hij die verder niet te benoemen. Wij echter weten het niet. De weerhouder kan van alles zijn en er zijn dan ook vele verklaringen voor deze weerhouder gegeven. Zo zijn er theologen die de rechtsorde in de wereld, of de rust en de stabiliteit van het Romeinse Rijk hebben gezien als de tegenmacht voor de chaos en wetteloosheid van de antichrist. Weer anderen zien in de weerhouder een verwijzing naar een of meerdere machtige engelen die namens God de antichristelijke macht tegenhouden. Op een gegeven moment zullen zij daar mee stoppen en dan zal die macht zich openlijk manifesteren. Dit zijn alle even legitieme verklaringen voor de weerhouder als de Gemeente of de Heilige Geest.
Het gaat er ook helemaal niet om deze tegenhoudende macht eens en voor altijd definitief te duiden, het gaat de tegenstanders van het idee van een opname erom aan te tonen dat het niet per definitie hier over de Gemeente gaat of over de Heilige Geest binnen die Gemeente. Daarbij, die Geest kan immers ook net zo goed buiten de Gemeente werkzaam zijn. Deze tekst is daarmee dus niet bewijs voor de noodzaak van een opname van de Gemeente voor het einde.
Commentaar: Dit gedeelte betreft het argument voor de opname van 2 Thessalonicenzen 2, waar het gaat om de openbaring van de wetteloze, die door ‘iets’ of ‘iemand’ wordt tegengehouden. Het is de Heilige Geest, die in de gemeente woont, die de openbaring van de wetteloze tegenhoudt. Pas wanneer de Heilige Geest met de gemeente van de aarde is weggenomen, kan de laatste fase vóór Christus’ wederkomst op aarde ingaan, de laatste jaarweek van Daniël. Dit betekent een opname van de gemeente véér de grote verdrukking. In zijn weerwoord op dit argument maakt Ham zich opnieuw schuldig aan datgene waarvan hij de voorstanders van de opname van de gemeente bij het voorgaande punt beschuldigde: het argument van het stilzwijgen. Paulus heeft niet gezegd dat hij met ‘de weerhouder’ van de wetteloze ‘de Heilige Geest’ bedoelt dus kan het net zo goed iets anders zijn, engelen of de instituties van het Romeinse rijk.
Om met die twee laatst suggesties te beginnen:
Het Romeinse rijk, in wat voor vorm dan ook, kan nimmer een weerhouder zijn. Immers het Romeinse rijk is nu juist hét grote instrument waarin de macht van de duivel zich uit. 'En daarna bracht de duivel Hem op een hoge berg en liet Hem in een ogenblik tijd al de koninkrijken van de wereld zien.En de duivel zei tegen Hem: Ik zal U al deze macht en de heerlijkheid van deze koninkrijken geven, want die is aan mij overgegeven en ik geef die aan wie ik maar wil.' De rijken van de wereld zijn in de macht van de duivel. Rome is het vierde rijk in de dromen van Daniël, dat zich samen met het volk Israël aan de Messias vergrepen heeft en dat zich in de eindtijd samen met Israël op een verschrikkelijke manier tegen God en het Lam zal keren in een ongekende periode van godslastering en wereldwijde misleiding. Rome is het instrument van de duivel en de zetel van de ‘verborgenheid van de wetteloosheid’.
Als Rome tevens de tegenhouder zou zijn, dan zou de satan tegen de satan verdeeld zijn. Dat is onmogelijk, zoals Jezus duidelijk aangeeft zodra de Farizeeën Hem ervan betichten de demonen uit te drijven door de overste van de demonen. En dan zegt Jezus iets heel belangrijks: dat Hij door de Geest van God de demonen uitwerpt en dat zij met hun uitspraak de Geest van God hebben gelasterd, een zonde die noch in die eeuw noch in de toekomstige eeuw zou worden vergeven. Als Jezus de duivel bestreed met Gods Geest, waarmee zouden gelovigen van de gemeente dat dan doen?
Engelen houden geen wetteloosheid tegen. Nergens wordt aan engelen een weerhoudende kracht toegeschreven tegen dwaalleer en wetteloosheid. Als Paulus zegt dat wij te strijden hebben tegen ‘de overheden, tegen de machten, tegen de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, tegen de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten’, dan zegt hij niet dat we engelmachten moeten aanroepen of daarop moeten steunen maar dan zegt hij onder andere: ‘En neem … het zwaard van de Geest, dat is Gods Woord…’ En als Johannes in zijn brief waarschuwt voor de antichristen, die al in de wereld waren (dat is de verborgenheid van de wetteloosheid die reeds werkte), dan schrijft hij: ‘u hebt de zalving van de Heilige en u weet alles.’
Engelen worden uitgezonden ten dienste van hen die het heil beërven. Zij kunnen boodschappen doorgeven aan gelovigen, zoals in geval van Daniël, Zacharia en Maria. Maar zij zijn voor inzicht in de gedachten en de plannen van God afhankelijk van de gemeente. ‘Opdat nu door de gemeente aan de machten en de overheden in de hemelse gewesten de veelvoudige wijsheid van God bekend gemaakt zou worden’ en ‘Aan hen werd geopenbaard dat zij niet zichzelf, maar ons dienden in de dingen die u nu verkondigd zijn door hen die u het Evangelie verkondigd hebben door de Heilige Geest, Die vanuit de hemel gezonden is; dingen, waarin de engelen begerig zijn zich te verdiepen.’ Het is de gemeente van God die ‘de pilaar en de grondslag is van de waarheid’. Echter, de gemeente is in zichzelf een gemakkelijk slachtoffer voor de listen van de duivel. Daarom is de aanwezigheid van Gods Geest ten diepste de weerhouder. Het relaas over de Heilige Geest van de Heer Jezus in de bovenzaal is een indrukwekkend getuigenis van Wie de Weerhouder is. Het is de Geest, die hen alles in herinnering zou brengen wat Jezus had gesproken. Het is de Geest die zou getuigen – en zij zouden ook getuigen. Het is de Geest, die hen in de hele waarheid zou leiden. En het is de Geest die hen de toekomstige dingen zou verkondigen. Het is de Geest die de wereld zou overtuigen van zonde, gerechtigheid en oordeel. Hoeveel meer bewijs wil je hebben dat de weerhouder voor de openbaring van de wetteloze in de wereld niemand anders is dan de Heilige Geest in de gemeente? Misschien nog dit, dat sprake is van een ‘wat’ en een ‘hij’ die tegenhoudt. Het woord ‘geest’ is een onzijdig woord in het Grieks. Maar de Geest als persoon in de drie-eenheid is mannelijk.
WORDT VERVOLGD
- 11 november 2021 -
Ham: Dat deze verzen niet over een opname gaan, blijkt verder ook uit het woordgebruik in Lukas 17 & Matteüs 24. Jezus spreekt daar immers over ‘meegenomen’ (Grieks paralambano) en niet over weggevoerd (Grieks harpazo). Als hier de bovennatuurlijke, geestelijke wegvoering zou zijn bedoeld waar harpazo naar zou verwijzen, dan zou je hier niet ‘meegenomen,’ maar ‘weggevoerd’ hebben mogen verwachten.
Commentaar: Inderdaad gaan Lukas 17 en Mattheüs 24 niet over de opname van de gemeente. Beide gedeelten betreffen de komst van de Heer Jezus op de wolken van de hemel met grote kracht en heerlijkheid. ‘Niemand zal zich afvragen of Hij al dan niet gekomen is want ‘zoals de bliksem bliksemt, die van het ene einde onder de hemel tot het andere einde onder de hemel weerlicht, zo zal de Zoon des mensen zijn in zijn dag’, zegt Lukas 17. Het ‘meegenomen worden’ slaat op de uitverkorenen uit Israël, de grote verdrukking hebben doorstaan en die door engelen worden opgehaald, zoals Mattheus 24 dat zegt. Zoveel enorm veel verschil tussen ‘Harpazo’ of ‘Paralambano’ is er overigens niet. Bij Paralambano is het element van onverwachtheid en snelheid minder aanwezig. Dat heeft er mogelijk mee te maken, dat de Heer reeds zichtbaar is verschenen en dat in die situatie de uitverkorenen worden verzameld. Ze weten daarom wanneer ze zullen worden verplaatst. Dat zal een gebeurtenis zijn, zoals ook plaatvond met Filippus, die, net als de Joden in de laatste dagen, aan een niet- Jood (de Eunuch-schatbewaarder uit Ethiopië) het evangelie bracht. In zijn geval wordt overigens wel het woord ‘harpazo’ gebruikt.
Ham: Deze ‘zijnen’ zijn volgens voorstanders van het idee van de opname van de Gemeente, de gelovigen van het gezin van God die door Christus al bij zijn leven, broeders en zusters worden genoemd; zij zijn de ‘zijnen.’ Als Jezus komt vergezeld van deze ‘zijnen,’ is het niet meer dan logisch om er vanuit te gaan dat er eerst een opname, een tot hem verzameling van die ‘zijnen’ moet zijn. Immers hoe kunnen zij anders met hem komen?
Het is echter maar de vraag of dat ook zo bedoeld is. Waarom zouden de ‘zijnen’ die hier genoemd worden niet de engelen kunnen zijn, of de gelovigen die reeds ontslapen zijn van het Oude en het Nieuwe Testament? Er zomaar vanuit gaan dat dit de Gemeente van Jezus is die is opgenomen van de aarde, is een veel te sterke conclusie, die deze teksten niet per definitie ondersteunen. Ook hierin is dus geen bewijs van de opname te vinden.
Commentaar: Hier gaat het om het argument dat als Jezus met de zijnen zal verschijnen, Hij die zijnen eerst moet hebben ‘opgenomen’. Feitelijk staat hier 'zijn heiligen'. Hier geeft Ham twee alternatieven voor ‘de zijnen’, die in plaats van de opgenomen gelovigen bedoeld zouden zijn. Allereerst noemt hij engelen. Dat zou misschien nog kunnen voor Zacharia 14:5, waar staat: ‘De HEERE mijn God zal komen, alle heiligen met u.’
En ook in 1 Thessalonicenzen 3:13 vinden we ‘heiligen’: ‘opdat Hij uw harten zou versterken om onberispelijk te zijn in heiliging voor het aangezicht van onze God en Vader, bij de komst van onze Heere Jezus Christus met al Zijn heiligen. Dat zouden engelen kunnen zijn, gezien het gebruik van het woord ‘heiligen’.
Christus Zelf zegt dat Hij naar de aarde zal terugkeren met ‘zijn heilige engelen’. Die zijn derhalve inbegrepen bij die heiligen. Echter, er staat dat Hij geopenbaard zal worden met ‘al zijn heiligen’. En aangezien de gelovigen ook ‘heiligen’ zijn, door het verlossingswerk van Christus, zijn zij daarbij inbegrepen.
Dat gelovigen zijn inbegrepen in de ‘heiligen’ met wie Jezus in heerlijkheid verschijnt, blijkt ook uit andere teksten. Volgens Efeze 2 zijn de gelovigen ‘met Christus opgestaan en met Hem gezet in de hemelse gewesten. Efeze 2:6: 'en heeft ons met Hem opgewekt en met Hem in de hemelse gewesten gezet in Christus Jezus,'
Volgens Filippenzen 3 zijn de gelovigen burgers van de hemel. Het is daarom niet verrassend wanneer de Heer hen op een geschikt moment naar de hemel verplaatst. Filippenzen 3:20 'Ons burgerschap is echter in de hemelen, waaruit wij ook de Zaligmaker verwachten, namelijk de Heere Jezus Christus, Die ons vernederd lichaam veranderen zal, zodat het gelijkvormig wordt aan Zijn verheerlijkt lichaam, overeenkomstig de werking waardoor Hij ook alle dingen aan Zichzelf kan onderwerpen.'
Die verandering van ons vernederd lichaam tot heerlijkheid wordt ook beschreven in 1 Korinthiërs 15, waar staat dat dit noodzakelijk is om ‘de onvergankelijkheid’ van de hemel te beërven. Dat betekent dat de bestemming, bij de ‘verandering van het lichaam’, de hemel is en niet de aarde. Het leven van de gelovige is al in Christus verborgen in God. Hun openbaring gebeurt tegelijkertijd met de openbaring van Christus. Is het niet logisch dat ze tegelijk met Hem zullen verschijnen? We lezen dit in Kolossenzen 3:1 'Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.'
Hoe die openbaring plaatvindt, lezen we, waar kan het ook anders, in het boek Openbaring:
Openbaring 19:14 'En de legers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed in fijn linnen, wit en smetteloos.'
Kijken we naar de term ‘byssinos’, vertaald met ‘fijn linnen’, dan komen we die in het hele Nieuwe Testament nog slechts twee keer tegen, één keer als kleding van het grote Babylon, de ontrouwe kerk op aarde, en één keer als kleding van de vrouw van het Lam, ‘de gerechtigheden van de heiligen’, staat er nog bij. Gegeven Efeze 5:25 Kunnen de vrouw in en de heiligen op paarden van Openbaring 19 niemand anders zijn dan de gelovigen, Lees maar wat daar staat: ‘Mannen, heb uw eigen vrouw lief, zoals ook Christus de gemeente liefgehad heeft en Zich voor haar heeft overgegeven, opdat Hij haar zou heiligen, door haar te reinigen met het waterbad door het Woord, opdat Hij haar in heerlijkheid voor Zich zou plaatsen, een gemeente zonder smet of rimpel of iets dergelijks, maar dat zij heilig en smetteloos zou zijn.’
Overigens zou het best kunnen zijn, maar dat is speculeren, dat de paarden waarop Jezus en zijn heiligen gezeten zijn op hun rit vanuit de hemel cherubim zijn, zoals ook weergegeven in sommige Psalmen. Het is dan de manier waarop het ‘komen met de wolken van de hemel’ in het visioen van Johannes in Openbaring wordt weergegeven. Hoe dat ook zij, zowel de engelen als de gelovigen verschijnen met Christus bij zijn openlijke komst naar aarde in heerlijkheid.
De tweede suggestie van Ham, dat 'Jezus' heiligen', die met Hem komen, de ontslapen heiligen zouden zijn uit het Oude en of Nieuwe Testament mist elk zinnig verband met de Schrift. De Bijbel zegt bijzonder weinig over de toestand van de gelovigen na hun overlijden en vergelijkt de dood op de meeste plaatsen met een ‘slaap’. Er zijn evenwel uitzonderingen, zoals de rover aan het kruis, Samuël en de martelaren van Openbaring 6 en mogelijk de rijke man en de arme Lazarus.
Waar de Bijbel zeer expliciet en duidelijk over is, is de opstanding van de doden uit de graven. Dat zal tegelijkertijd met de opname van de gemeente gebeuren. Zelfs als dat pas ná de grote verdrukking zou gebeuren, wat volledig in strijd is met zeer vele gegevens uit de Bijbel, dan zou Christus nog steeds verschijnen met opgewekte en verheerlijkte gelovigen. Alleen dan zijn ze vlak voor zijn komst opgestaan en Hem tegemoet gegaan (de post-trib rapture opvatting).
Conclusie
Gesteld kan worden dat de tegenwerpingen van Ham tegen de leer van de Opname geen hout snijden. Het woord Harpazo in 1 Thessalonicenzen 4:17 ‘samen met hen in wolken opgenomen (Harpazo), de Heer tegemoet in de lucht’ maar op één enkele manier worden uitgelegd. In plaats van een alternatieve uitleg van deze tekst te geven, komt Ham aanzetten met de betekenis van Harpazo in totaal andere delen van de Bijbel, die niets met de opname van de gemeente te maken hebben.
Dat teksten uit het Oud Testament over ‘de dag van de Heer’ zwijgen over de opname van de gemeente heeft te maken met het feit dat ‘de dag van de Heer’ in verband staat met oordeel over ongelovigen, niet met zegen voor gelovigen. Bovendien was de opname van de gemeente in het Oude Testament een verborgenheid, die in het Nieuwe Testament aan de apostel Paulus is geopenbaard.
Dat vanaf Openbaring 4 het woord ‘gemeente’ in het geheel niet meer valt (behalve nog één keer, helemaal aan het slot) is wel degelijk een veelzeggend argument voor de Opname van de gemeente. Om dit ‘argument van de zwijgzaamheid’ hier ineens te verwerpen, na het zelf wel te gebruiken voor het zwijgen van het Oude Testament over de opname is verwerpelijk. Dat is meten met twee maten. Maar veel belangrijker is dat er nog tal van andere aanwijzingen in Openbaring staan, waaruit zonneklaar blijkt dat de gemeente gedurende de hoofdstukken 4-19 in de hemel is en pas in hoofdstuk 19 aan de zijde van de triomferende Christus terugkeert naar de aarde.
De suggesties die Ham opvoert voor de ‘weerhouder’ van 2 Thessalonicenzen 2 moeten beide op rationele en Schriftuurlijke redenen worden verworpen. De weerhouder die de volledige openbaring van de wetteloosheid in de wereld en daarmee de verschijning van de wetteloze tegenhoudt kán niemand anders zijn dan de Heilige Geest, die in de gemeente woont. Pas wanneer Geest en gemeente van de aarde zijn weggenomen, kan ‘het uur van de verzoeking, dat over het hele aardrijk zal komen om te verzoeken die op de aarde wonen’ van start gaan. Overigens is er ook een belofte van de Heer dat de gemeente daarvoor (niet: daarin) zal worden bewaard.
Met Ham zijn wij het erover eens dat Lukas 17, Markus 13 en Mattheüs 24 niets met de Opname te maken hebben maar met de verzameling van de uitverkorenen na afloop van de grote verdrukking.
Dat de Heer bij zijn terugkeer naar de aarde verschijnt met ‘al zijn heiligen’ betekent dat zowel de heilige engelen als de heiligen onder de mensen hierbij betrokken zijn. Dat laatste betekent dat die heiligen voorafgaand aan zijn komst reeds middels een opname naar de hemel waren verplaatst. Dat stemt overeen met het hemelse karakter van de gemeente.
Alles overziend moet geconcludeerd worden dat de leer van de opname absoluut géén leerstuk is dat wringt met een groot aantal Bijbelsteksten en waar de Bijbelgegevens met veel moeite in moeten worden geperst. Veeleer is het als het plaatje op de doos van een puzzel, die het de puzzelaar mogelijk maakt de puzzelstukjes tot één samenhangend geheel in elkaar te passen. Dat geldt bepaald niet voor de opvatting van Ham, dat ‘de dag van de Heer’ één enkele dag is van 24 uur en dat daarna direct een nieuwe hemel en een nieuwe aarde aanvangen. Dat is de deksel van een andere puzzel, dan die van de 66 boeken van de Bijbel.
- 12 november 2021 -
Op deze site staan zeer kort en bondig enkele argumenten waarom de opname van de gemeente zou plaatsvinden na de grote verdrukking, bij de zichtbare komst van Christus. Deze argumenten zijn bij bovenstaande besprekingen van afwijkende visies over de opname nog niet ter sprake gekomen. We zullen deze argumenten noemen en vervolgens kort weerleggen.
(1) We lezen in Openbaring 20:5, 6 over de ‘eerste opstanding’. Aangezien de opname van de gemeente gelijk plaatsvindt met de ‘eerste opstanding’ moet die wel plaatsvinden om en nabij de gebeurtenissen van Openbaring 20, dat is na de grote verdrukking.
(2) Er staat in 1 Tessalonicenzen 4:15-17 niet dat de Gemeente daarna een tijd in de hemel gaat wonen.
(3) De ‘hemelbewoners’ van het Oude Testament zijn opgestaan uit hun graven en dat is onnodig als zij daarna weer terugkeren naar de hemel. Als ze in de geestelijke wereld zouden blijven, zouden ze geen opstandingslichaam nodig hebben. Derhalve keren de opgestane gelovigen terug naar de aarde. Dat betekent dat de opname van de gemeente zou eindigen met een terugkeer op aarde.
(4) De opname vrijwaart niet van verdrukking door de Antichrist, alleen voor Gods strafgerichten over de aarde (de komende toorn).
(5) Wij worden pas ‘van alle last bevrijd’ wanneer de Heer Jezus uit de hemel verschijnt.
(6) De Bijbel spreekt uitdrukkelijk over de KOMST van Jezus en niet over het OPHALEN van gelovigen naar de hemel (nadruk van ‘Herschepping’).
Weerlegging:
(1) We lezen in de Griekse grondtekst van Openbaring 20:5 letterlijk: ‘Dit … eerste opstanding.’ Het werkwoord ontbreekt. Je kunt daarvoor van alles invullen ‘is’ ‘behoort tot’ ‘beëindigt’ ‘voltooit’. Je kunt hier allerminst uit opmaken dat de eerste opstanding uitsluitend hieruit bestaat. Dat kan helemaal niet want ook de opstanding van Christus zelf en van een groot aantal heiligen met Hem behoorden tot die eerste opstanding. Er is namelijk niet zoiets als een ‘nulde’ opstanding. Er zijn twee ‘opstandingen’, de eerste (van de rechtvaardigen, ten leven) en de tweede (van de onrechtvaardigen, ten oordeel). Die eerste opstandig strekt zich uit over een periode van circa 2000 jaar en wordt voltrokken in meerdere fasen. ‘De eersteling Christus, daarna die van Christus zijn bij zijn komst’ (Parousia), zo schrijft Paulus in 1 Korinthiërs 15. ‘En daarna is het einde, wanneer Hij het koninkrijk overgeeft aan God de Vader’. Dat gebeurt nadat de allerlaatste vijand, de dood, teniet is gedaan. Daarom kán het niet anders of de tweede opstanding moet plaatvinden aan het slot van het duizendjarig rijk. Er is dan geen dood meer, met andere woorden, de doden staan voor Gods troon in de tweede opstanding.
(2) Er staat in 1 Thessalonicenzen 4:15-17 ook niet dat de gemeente daarna met Christus terugkeert naar de aarde. Er staat wél dat we Hem tegmoet gaan in de lucht en zo altijd met de Heer zullen zijn. Maar er is wel een ander bijbelgedeelte over de opname van de gemeente, dat laat zien wat de bestemming is ten tijde van de opname: Johannes 14:2,3 ‘In het huis van Mijn Vader zijn veel woningen; als dat niet zo was, zou Ik het u gezegd hebben. Ik ga heen om een plaats voor u gereed te maken. En als Ik heengegaan ben en plaats voor u gereedgemaakt heb, kom Ik terug en zal u tot Mij nemen, opdat ook u zult zijn waar Ik ben.’ Omdat men met deze tekst geen raad weet, wordt die toegepast op het overlijden. Maar als dat de juiste uitleg zou zijn, dan zou Jezus bij elk overlijden van een gelovige ‘terug moeten komen’ om diegene in het huis van de Vader te brengen. Dat gebeurt echter niet. In plaats daarvan is er een paradijs, waar gelovigen heengaan na overlijden. Tegen de rover aan het kruis zei Jezus ‘heden zult u met mij in het paradijs zijn’. Maar daarvoor hoefde Jezus hem niet te komen ‘halen’. Jezus ging Zelf naar het paradijs. Echter, Jezus is opgestaan en zit nu aan Gods rechterhand en maakt in het hemelse vaderhuis plaats voor zijn bruid, de gemeente, zoals gebruikelijk was voor een bruidegom onder het volk Israël. Men mag het Vaderhuis niet op één hoop gooien met het paradijs, het dodenrijk. Paulus schrijft over het sterven ‘heen te gaan en met Christus te zijn is verreweg het beste’ en ‘Maar wij hebben goede moed en wij hebben er meer behagen in om uit het lichaam uit te wonen en bij de Heere in te wonen’. Hij doelt daar echter op het paradijs in het dodenrijk, waar gelovigen heen gaan en waar Paulus ook opgenomen is geweest.
(3) De hemelbewoners zijn thans nog niet op hun eindbestemming, het vaderhuis, maar in het paradijs, wat een afdeling is in het dodenrijk. Zie de opmerkingen bij het vorige punt. Dat betekent dat zij ook wachten om naar hun eindbestemming, het vaderhuis, te gaan, bij de komst van de Heer Jezus. Zij ontvangen dan hun ‘eeuwig huis’, hun onvergankelijke opstandingslichaam en gaan de Heer tegemoet in de lucht samen met de tot onvergankelijkheid veranderde gelovigen die dan leven. Die laatsten zijn 'overkleed, zodat het sterfelijke door het leven is verslonden'. Oftewel: het 'sterfelijke heeft onsterfelijkheid aangedaan en het vergankeleijke heeft onvergankelijkheid aangedaan en de dood is verslonden in de overwinning'. Ernstig is de bewering op de site 'herschepping', dat de ontslapen heiligen geen opstandingslichaam nodig zouden hebben als ze naar de hemel zouden gaan. Het is precies omgekeerd. Juist omdat zij naar het vaderhuis gaan hebben zij een opstandingslichaam nodig, zoals Paulus aangeeft in 1 Korinthe 15:50 ‘Maar dit zeg ik, broeders, dat vlees en bloed het Koninkrijk van God niet kunnen beërven, en de vergankelijkheid beërft de onvergankelijkheid niet….Want dit vergankelijke moet zich met onvergankelijkheid bekleden en dit sterfelijke moet zich met onsterfelijkheid bekleden. En wanneer dit vergankelijke zich met onvergankelijkheid bekleed zal hebben, en dit sterfelijke zich met onsterfelijkheid bekleed zal hebben, dan zal het woord geschieden dat geschreven staat: De dood is verslonden tot overwinning.’ De opstanding in een onvergankelijk lichaam is de definitieve beëindiging van alle sterfelijkheid en verschaft de definitieve toegang tot Gods onvergankelijke Tegenwoordigheid. Te stellen dat de opstanding niet nodig zou zijn voor de betreding van de hemel ontkent het enorme verschil tussen dood en opstanding en daarmee het belang van de opstanding. Jezus Christus Zelf is opgestaan en lichamelijk de hemel ingegaan en heeft Zich lichamelijk gezet aan de rechterhand van de Vader en is lichamelijk bezig voor ons plaats te bereiden en Hij komt lichamelijk terug (1) om zijn gemeente te halen en thuis te brengen in het vaderhuis en (2) zeven jaar later om zijn Overwinning over de kosmos op te eisen. Zij ‘voeten’ zullen staan op de Olijfberg. De mensheid zal Hem op dezelfde manier terug zien komen als zij Hem naar de hemel hebben zien gaan, in een verheerlijkt opstandingslichaam.
(4) Waarom duidt ‘die ons verlost van (apo) de komende toorn’ wel aan dat de gemeente er niet doorheen hoeft en waarom wordt dat ineens niet bedoeld in: ‘zal ik ook u bewaren voor (ek) het uur van de verzoeking, die over het hele aardrijk zal komen’? In beide gevallen is de betekenis vrijwel hetzelfde. Apo betekent meer ‘weg van’ en ek ‘uit het midden van’. De belofte van Jezus in Openbaring 3:10 is precies tegengesteld aan zijn gebed aan de Vader in de bovenzaal van 2000 jaar geleden: ‘En Ik vraag U niet of U hen uit (ek) deze wereld wegneemt’. Wanneer het tijdvak van de gemeente voorbij is en de laatste jaarweek van Daniël breekt aan, is het moment echter gekomen de gemeente wel uit deze wereld weg te nemen. Dan komt Jezus haar hoogst persoonlijk ophalen in de Opname van de gemeente. Hij zal haar uit (ek) het uur van de verzoeking wegnemen, zoals Hij heeft beloofd. Overigens is het nauwelijks mogelijk ‘het uur van de verzoeking’ te scheiden van ‘de toorn van God’. Die begint meteen aan het begin van de laatste jaarweek met de apocalyptische ruiters, die alle ruimte krijgen om de aardbewoners vreselijk te schaden.
(5) Ook hier is het voorzetsel in de Griekse grondtekst van groot belang bij het goed begrijpen van deze tekst. Er staat: 2 Thessalonicenzen 1:7 ‘en aan u die verdrukt wordt, samen met ons verlichting te geven bij (en) de openbaring van de Heere Jezus vanuit de hemel met de engelen van Zijn kracht,
“en; a primary preposition denoting (fixed) position (in place, time or state), and (by implication) instrumentality (medially or constructively), i.e. a relation of rest” – oftewel: het gaat om aanduiding van een onveranderlijke positie en is daarom gerelateerd aan een staat van rust.
Wat er absoluut niet staat is: ‘en u, die nu onderdrukt wordt, samen met ons van alle last bevrijden wanneer Jezus, de Heer, vanuit de hemel verschijnt’ (zoals vertaald op de website 'herschepping'). Het ‘wanneer’ suggereert dat de rust pas ingaat op het moment van verschijnen van de Heer Jezus vanuit de hemel. Maar er staat geen ‘wanneer’. Er staat een voorzetsel dat een onveranderlijke toestand aangeeft ‘bij de verschijning van de Heer Jezus’. De gemeente is al in rust en zal in die rust met Jezus vanuit de hemel verschijnen. Dat de gemeente al in rust is, betekent dat de gemeente enige tijd daarvoor reeds is opgenomen. Uit andere Bijbelgedeelten weten wij dat dit zeven jaar daarvoor gebeurt.
(6) Inderdaad staat er niet ‘ophalen van de gemeente’ maar ‘komst van de Heer’, aangeduid door het Griekse woord ‘Parousia’. Deze pagina bespreekt de betekenis van het woord ‘Parousia’. Die betekenis omvat veel meer dan een dag van 24 uur. Zelfs de komst van de Paus naar dit of dat land neemt meestal enkele dagen in beslag. En dan zou de komst van Jezus op aarde, waarbij alle aardse krachten en machten zich, tot de tanden toe bewapend, onder aanvoering van de duivel, met hand en tand tegen zijn komst verzetten, in een tijdbestek van 24 uur zijn bekeken? En waarbij alle getrouwe Israëlieten door engelen worden opgehaald en alle volken zullen worden geoordeeld? Nee. Dat neemt veel meer tijd in beslag. Daniël spreekt daarom niet alleen over ‘tijd, tijden en een halve tijd’ (1.260 dagen) maar ook over 1.290 en 1.335 dagen. De komst van Jezus is van dermate groot belang dat die in wezen een periode van zeven jaar omvat. Het boek Openbaring van Jezus Christus laat zien dat zijn openbaring zich inderdaad uitstrekt over circa zeven jaar, de laatste jaarweek van Daniël, waarbij het voor iedereen op aarde steeds duidelijker wordt Wie eraan zit te komen. Reeds bij het verbreken van het zesde zegel klinkt het ‘Verberg ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit en voor de toorn van het Lam; want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan?’ De eerste fase van Jezus’ komt is dat Hij zijn bruid thuis haalt. Dat is allemaal onderdeel van die grote ‘Parousia’.
Conclusie
Opvattingen die ingaan tegen de gezonde leer dat de Opname van de gemeente plaatsvindt voorafgaand aan de grote verdrukking, komen voort uit (1) Het negeren van de Griekse grondtekst en het afgaan op onnauwkeurige vertalingen. (2) Het miskennen van het verschil tussen de dood (waarbij de bestemming het paradijs is) en de opstanding (waarbij de bestemming het Vaderhuis is) en daarbij het verschil tussen de ontlichaamde ziel en de mens in zijn verheerlijkt opstandingslichaam. (3) Het selectief omgaan met Bijbelteksten, waarbij alle teksten die niet overeenstemmen met de eigen visie (meestal Johannes 14:2,3 en Openbaring 3:10) worden genegeerd. (4) Een veel te beperkte blik op de enorme operatie die gelegen is in de 'Parousia', de komst van Jezus Christus.
- 27 december 2021 -
Ik kom weer en zal u tot Mij nemen