en alle ogen zullen Hem zien
3C. beest uit de aarde
Openbaring 13 toont twee beesten, het beest uit de zee (eerste beest) en het beest uit de aarde (tweede beest). Achter beide beesten gaat een derde macht schuil: de draak van Openbaring 12, dat is de oude slang, die genoemd wordt de duivel en de satan. Beiden hebben een uiterlijk kenmerkt waarin ze lijken op Jezus Christus. Het beest uit de zee heeft de muil van een leeuw. Het beest uit de aarde ziet eruit als een lam. Samen spelen zij de rol van de antichrist. Hoe ziet die rol eruit en hoe lang zal die duren?
Beide beesten staan voor de twee grote wereldleiders van de eindtijd, die opereren gedurende de laatste 42 maanden die voorafgaan aan de ineenstorting van de nieuwe wereldorde, waarvan we nu het voorspel meemaken. Die instorting na 42 maanden gaat weer vlak vooraf aan de terugkeer van Jezus Christus. Deze 42 maanden zijn vrijwel identiek aan de laatste helft van de 70e en laatste jaarweek uit het visioen van Daniël 9.
Halverwege die laatste jaarweek, die nog steeds toekomstig is, vindt in de hemel een belangrijke gebeurtenis plaats, die de trigger vormt voor gebeurtenissen op aarde. Dat is een oorlog tussen Michael en zijn engelen en de draak en zijn engelen. De draak wordt met zijn engelen uit de hemel op aarde geworpen. De toegang tot de hemel wordt hem daarbij ontzegd. Zijn domein is vanaf dat moment drastisch ingeperkt. Voorheen opereerden satan en zijn engelen als ‘de machten, de wereldbeheersers van de duisternis van dit tijdperk, de geestelijke machten van het kwaad in de hemelse gewesten’. Vanaf de helft van de laatste jaarweek is alleen de aarde zijn domein. Bovendien heeft hij weinig tijd, namelijk nog slechts drie en een half jaar. Om die reden is het voor satan van belang om voor die tijd een wereldomvattend controlesysteem gereed te hebben, zodat hij op aarde nog steeds alles kan beheersen. Met AI, nano- en gentechnologie en 5G wordt daar momenteel hard aan gewerkt.
Ten opzichte van de twee grote wereldleiders onderneemt satan verschillende acties. Satan geeft aan het beest uit de zee zijn kracht, zijn troon en grote macht. Die macht wordt door het beest gebruikt voor grootspraak, godslastering en oorlog tegen de heiligen. Het beest uit de aarde ‘ziet er uit als een lam maar spreekt als de draak’, oefent de macht uit van het eerste beest en maakt dat het eerste beest wereldwijd wordt aanbeden. Niets is wat het lijkt. Het beest uit de aarde lijkt alleen goede bedoelingen te hebben en vrede en gerechtigheid na te streven. Het spreekt als de draak. We moeten dan niet denken aan een vuurspuwende draak maar aan 'satan als een engel van het licht'. Daarom spreekt Openbaring van misleiding met grote tekenen, zoals het laten neerdalen van vuur uit de hemel en het ‘adem’ geven aan het beeld van het eerste beest, dat wordt opgericht in de tempel te Jeruzalem. Verder wordt het mondiale geldsysteem via het 'teken van het beest' op de rechterhand of op het voorhoofd van de mensen gekoppeld aan de afgoderij van het beest en zijn beeld.
Het laten neerdalen van vuur uit de hemel refereert allereerst aan Gods antwoord op inwijdingsgebeden van David en Salomo in verband met de grond en het gebouw van de tempel. Vervolgens verwijst het vuur uit de hemel terug aan het optreden van Elia, na wiens gebed er vuur neerdaalde op het offer. Dat was de priesters van Baäl destijds niet gelukt. Later laat Elia vuur neerdalen op groepen van 51 soldaten, die hem gevangen willen nemen. Jezus wordt meermalen verzocht vuur uit de hemel te laten neerdalen, eerst door zijn discipelen en later door de farizeeën maar Jezus gaat niet in op die verzoekingen. Het toekomstige beest uit de aarde zal dit wel doen om de illusie te wekken de ware profeet te zijn.
Het geven van ‘geest’ of ‘adem’ aan het beeld van het eerste beest, dat in wezen het historische toppunt van afgoderij is, refereert aan wat in de Bijbel over afgodsbeelden wordt gezegd:
‘Hun afgoden zijn zilver en goud, het werk van mensenhanden: Zij hebben een mond, maar spreken niet … er komt geen geluid uit hun keel.’
Deze keer ontvangt het afgodsbeeld echter adem om te spreken. Dat is uniek in de geschiedenis. Wat ook zijn weerga in de historie niet heeft is dat mensen wereldwijd het teken van het beest ontvangen op hun rechterhand of voorhoofd als basis voor het economische systeem. Zonder merkteken is het niet mogelijk te kopen of te verkopen. Het getal van het beest is 666.
Een belangrijke vraag is namens welke wereldmachten deze wereldleiders in de toekomst zullen optreden. Er zijn diverse Bijbelgedeelten die dat duidelijk maken. Het beest uit de zee is de keizer van een herrezen Romeins wereldrijk, dat onder regie van tien koningen uit de Europese geschiedenis zal opduiken. Het beest uit de aarde is de toekomstige leider van de natie Israël. Hierna volgen enkele teksten, die slaan op deze beide leiders, en op het verbond dat zij sluiten.
Daniël 9:27 'Hij zal voor velen het verbond versterken, één week lang. Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden. Over de gruwelijke vleugel zal een verwoester zijn, zelfs tot aan de voleinding, die, vast besloten, uitgegoten zal worden over de verwoeste.’
Belangrijk is het verband met voorgaande verzen, waar de Romeinen, de vernietigers van stad en heiligdom van het jaar 70, genoemd worden: het volk van een 'vorst die komen zal'. Deze 'vorst', die dus voortkomt uit het Romeise rijk, is de ‘Hij’ in bovenstaande tekst. Het is de Romeinse keizer, het beest uit de zee. De profetie van Daniël 9 betreft 'uw volk en uw heilige stad', het volk Israël. De ‘velen’ zijn de Israëlieten, die weer mogen offeren maar die er na drie en een half jaar achter komen dat ze verraden zijn omdat hen het offeren wordt verboden. De offerdienst zal dan worden vervangen door het epicentrum van een wereldwijde afgoderij. Op diverse plaatsen in de bijbel wordt dit 'de gruwel van de verwoesting' genoemd. Het is de centrale gebeurtenis in de eindtijd. De mede-ondertekenaar van het vredesverdrag van Israëlische zijde is het 'beest uit de aarde'. Deze Israëlische leider zal na drie en een half jaar de wereldwijde afgoderij van 'het beest uit de zee' afdwingen.
Daniël 11:36 'De koning zal handelen naar eigen goeddunken. Hij zal zich verheffen en zich groot maken boven elke god. Hij zal tegen de God der goden wonderlijke dingen spreken. Hij zal voorspoedig zijn tot de gramschap voltrokken is. Want wat vast besloten is, zal gebeuren.. En hij zal niet letten op de goden van zijn vaderen, en ook niet op het verlangen van de vrouwen. Hij zal op geen enkele god letten, maar zichzelf boven alles groot maken. En hij zal de god van de vestingen in zijn standplaats eren. Hij zal namelijk de god die zijn vaderen niet gekend hebben, eren met goud, met zilver, met edelgesteente en met kostbaarheden. Hij zal versterkte vestingen maken samen met die vreemde god. Voor hen die hij zal kennen, zal hij de eer laten toenemen en hen laten heersen over velen en hij zal het land uitdelen als beloning.'
‘De koning’ is de toekomstige leider van Israël, 'het beest uit de aarde', die zichzelf zal verheffen en voor geen enkele god respect zal hebben, zelfs niet voor de God van zijn vaderen, dat is de Allerhoogste God. In plaats daarvan zal hij ‘de god der vestingen’ vereren. Dat is een oude uitdrukking voor de god van de opeenvolgende wereldrijken, beginnend bij Nimrod en via Babel lopend naar Rome en het herstelde Romeinse rijk van de toekomst. Door tussenkomst van God zal dat laatste dus slechts drie en een half jaar duren. Het is de Romeinse god, vertegenwoordigd door de keizer, 'het beest uit de zee' en zijn beeld.
Overigens heeft dit gedeelte twee voorvervullingen gehad in de Historie. (1) Antiochus Epiphanes, de Koning van het Griekse rijk der Seleuciden, die een groot fanaat was van de Romeinse god 'Jupiter', de god die stond voor de Romeinse oorlogsmachine en die in Antiochië een tempel voor deze god begon te bouwen. In het jaar 168 voor Chr. liet hij gedurende 2.300 dagen het dagelijks offer ophouden en in plaats daarvan Jupiter vereren in de tempel te Jeruzalem, totdat de Makkabeeën er een einde aan maakten. (2) John of Gischala, de leider van de Joodse opstand die leidde tot de val van Jeruzalem in het jaar 70. Beide historische figuren vertonen overeenkomsten met 'de koning' uit Daniël 11:36 maar aan de context is niet voldaan, namelijk dat de heerschappij van 'de koning' eindigt door een aanval vanuit het Noorden, die doorstoot tot ver in het Zuiden en die ten slotte beëindigd wordt door de terugkeer van Christus. De termen 'Koning van het Noorden' en 'Koning van het Zuiden' worden in heel Daniël 11 gebruikt voor de twee Hellenistische machtsblokken ten weerszijden van Israël, die het volk van God telkens in de tang namen. Daarom is 'De koning' ook de regeringsleider van Israël in de eindtijd.
Zacharia 11:16 'Want zie, Ik zal een herder in het land doen opstaan: naar wat dreigt uitgeroeid te worden, zal hij niet omzien, de jonge dieren zal hij niet gaan zoeken, wat gebroken is, zal hij niet genezen, wat nog overeind staat, zal hij niet verzorgen, maar hij zal het vlees van de vette dieren eten en hun hoeven zal hij afrukken. Wee de herder van niets, die de kudde in de steek laat! Het zwaard zal zijn arm treffen en zijn rechteroog. Zijn arm zal helemaal verstijven, zijn rechteroog zal helemaal dof worden.'
Ook in de ‘herder van niets’ zien we de toekomstige leider van Israël, die het uitsluitend gaat om eigen macht en die zich om de schapen niet bekommert, de 'velen' onder het verbond die na drie en een half jaar hun dagelijkse offers in de tempel moeten staken en - als ze niet meegaan in het systeem van afgoderij - moeten vluchten voor hun leven.
Psalm 55:13 'Immers, het is geen vijand die mij hoont, anders zou ik het verdragen hebben; het is niet mijn hater die zich tegen mij verheft, anders zou ik mij voor hem verborgen hebben. Maar u bent het, o sterveling, als mijn gelijke, mijn leidsman en mijn bekende. Wij die zeer aangenaam en vertrouwelijk met elkaar omgingen, wij wandelden in gezelschap van velen naar Gods huis!'
In dit gedeelte spreekt de godsdienstige Israëliet zich uit over de 'leidsman' van het volk, die hen verraden heeft en ’het verbond ontheiligt’ De situatie voor de gelovige Israëliet in die laatste dagen wordt dermate ernstig dat ze moeten vluchten naar de woestijn, zoals blijkt uit het vervolg:
Psalm 55:7 ‘Daarom zeg ik: Och, gaf iemand mij vleugels als van een duif! Ik zou wegvliegen naar waar ik blijven kon. Zie, ik zou ver weg zwerven, ik zou overnachten in de woestijn. Sela Hij slaat zijn handen aan wie vrede met hem had, hij ontheiligt zijn verbond.’
Dit komt overeen met Openbaring 12, waar van ‘de vrouw, die het kind gebaard heeft’ arendsvleugels worden gegeven om te vluchten naar de woestijn en daar 1260 dagen of 'tijd, tijden en een halve tijd', dat is drie en een half jaar verzorgd te worden door God. Dit gebeurt direct nadat de draak op aarde is geworpen en het op haar gemunt heeft. Openbaring 13 laat de instrumenten zien die de draak gebruikt - de twee beesten en hun technocratische systeem van afgoderij, de gruwel van de verwoesting. De val van de draak uit de hemel staat centraal in het boek Openbaring. Ook Jezus Zelf sprak over 'de gruwel van verwoesting' in zijn Olijfbergrede:
Mattheüs 24:15 'Wanneer u dan de gruwel van de verwoesting, waarover gesproken is door de profeet Daniël, zult zien staan op de heilige plaats – laat hij die het leest, daarop letten! – laten dan zij die in Judea zijn, vluchten naar de bergen. Wie op het dak is, moet niet naar beneden gaan om iets uit zijn huis te halen, en wie op de akker is, moet niet terugkeren naar wat hij achterliet om zijn kleren te halen. Maar wee de zwangeren en de zogenden in die dagen! En bid dat uw vlucht niet zal plaatsvinden in de winter en ook niet op een sabbat. Want dan zal er een grote verdrukking zijn, zoals er niet geweest is vanaf het begin van de wereld, tot nu toe, en zoals er ook nooit meer zijn zal. En als die dagen niet ingekort werden, zou er geen vlees behouden worden; maar ter wille van de uitverkorenen zullen die dagen ingekort worden.'
Deze ‘gruwel van de verwoesting’, waarover Jezus hier spreekt, is de Romeinse afgod, het beeld van 'het beest uit de zee', die in de tempel van Jeruzalem (de heilige plaats) zal worden opgesteld en wereldwijd zal moeten worden aanbeden, bekrachtigd met het ‘teken van het beest’, het teken van de afgod op de rechterhand of het voorhoofd van de mensen waarmee iedereen die niet meegaat wordt buitengesloten van alle economisch verkeer. De vervolging die daarna losbrandt zal dermate intens zijn, dat Jezus degenen die hier in de toekomst getuige van zijn, aanspoort om direct te vluchten. De verkorting van die dagen ziet op de drie en een half jaar, waarna Jezus Zelf terug zal komen om zijn volk te verlossen uit de greep van het beest.
De term 'grote verdrukking', die Jezus hier gebruitk is ontleend aan het laatste hoofdstuk van Daniël, dat spreekt over dezelfde tijd van zware verdrukking en vervolging.
Daniël 12:1 'In die tijd zal Michaël opstaan, de grote vorst, hij die uw volksgenoten bijstaat. Het zal een benauwde tijd zijn, zoals er niet geweest is sinds er een volk is geweest tot op die tijd. In die tijd zal uw volk ontkomen: ieder die gevonden wordt, opgeschreven in het boek.'
De term ‘gruwel van verwoesting’ geeft aan dat de afgoderij (gruwel) het oordeel van God zal oproepen (verwoesting) over het Israël, dat het wereldwijde centrum van afgoderij is geworden. Dat betekent dat de gevaren niet direct na afloop van de drie en een half jaar voorbij zullen zijn. Daarna zal een zware verwoesting over Israël en met name Jeruzalem losbarsten. Er gaan dan nog ongeveer twee en een halve maand voorbij, voordat alle gevaar geweken is. Daarom sluit het boek Daniël af met het volgende:
Daniël 12:11 'Van de tijd af dat het steeds terugkerende offer weggenomen zal worden en de verwoestende gruwel opgesteld zal zijn, zijn het duizend tweehonderdnegentig dagen. Welzalig is hij die blijft verwachten en duizend driehonderdvijfendertig dagen bereikt.'
Het ‘wegnemen van het steeds terugkerende offer’ slaat terug op Daniël 9:27, waar werd gezegd: ‘Halverwege de week zal Hij slachtoffer en graanoffer doen ophouden’. De laatste jaarweek van zeven jaar zal beginnen met een verbond tussen Rome en Israël en een herstel van de Joodse eredienst. Maar halverwege die week, na drie en een half jaar, zal in plaats van die offerdienst een gruwelijke afgoderij worden ingesteld. Om die reden wordt het ‘verbond’ tussen Israël (het beest uit de aarde) en Rome (het beest uit de zee) in het boek Jesaja ‘een verbond met de dood en het dodenrijk’ genoemd.
Behalve in zijn Olijfbergrede heeft Jezus zijn tijdgenoten nog op een andere manier gewezen op de komende misleider van Israël en de wereld, toen Hij zei:
Tot Hem zijn alle dingen